Nieuwe drempelbedragen Europese aanbestedingen gepubliceerd
Op 25 november jl. zijn in het Publicatieblad van de EU (Pb EU L 307) de nieuwe, hogere Europese drempelbedragen gepubliceerd. De stijging van de drempel is gering en varieert…
Lees meerAbonneer u dan op de Europese Ster en mis niks van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen.
Op 25 november jl. zijn in het Publicatieblad van de EU (Pb EU L 307) de nieuwe, hogere Europese drempelbedragen gepubliceerd. De stijging van de drempel is gering en varieert…
Lees meerOp 25 november jl. zijn in het Publicatieblad van de EU (Pb EU L 307) de nieuwe, hogere Europese drempelbedragen gepubliceerd. De stijging van de drempel is gering en varieert per categorie overheidsopdracht. Deze nieuwe drempelwaarden gelden vanaf 1 januari 2016, en ze zijn zoals gebruikelijk weer vastgesteld voor de periode van 2 jaar. Ze gelden tot en met 31 december 2017.
De nieuwe drempelwaarden zullen gelden vanaf 1 januari 2016 t/m 31 december 2017. In plaats van via één wijzigingsverordening aangaande de huidige aanbestedingsrichtlijnen 2004/17 en 2004/18 heeft de Commissie de nieuwe drempelwaarden bekend gemaakt via de drie Verordeningen EU 2015/2170 (voor de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijn 2014/24 voor de klassieke sectoren), EU 2015/2171 (voor nieuwe richtlijn 2014/25 voor de speciale sectoren) en EU 2015/2172 (voor nieuwe richtlijn 2014/23 voor concessies).
Hoewel deze nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen nog niet zijn geïmplementeerd in Nederland – dat dient via herziening van de Aanbestedingswet te gebeuren- bepalen de Verordeningen dat de nieuwe drempelbedragen dus al wel per 1 januari 2016 moeten worden toegepast.
Decentrale overheden moeten bij hun overheidsopdrachten rekening houden met de nieuwe Europese drempelbedragen. Een overheidsopdracht met een waarde gelijk aan of meer dan het Europese drempelbedrag, moet met inachtname van de geldende Europese richtlijnen (dus in ieder geval totdat de herziene Aanbestedingswet in werking treedt de huidige richtlijnen 2004/17 en 2004/18) worden aanbesteed.
De nieuwe drempelwaarden bedragen voor:
Concessieovereenkomsten (EU) 2014/23:
– drempel voor concessieovereenkomsten voor (openbare) werken wordt € 5.225.000 ex BTW (was: € 5.186.000);
– het drempelbedrag zal met ingang van de nieuwe concessierichtlijn per april 2016 ook gaan gelden voor dienstenconcessies (zie artikel 8 lid 1 van richtlijn 2014/23).
Klassieke sectoren (EU) 2014/24:
– de drempel voor werken gaat naar € 5.225.000, ex BTW (was: € 5.186.000);
– de drempel voor leveringen en diensten voor centrale overheid wordt € 135.000 ex BTW (was: € 134.000);
– de drempel voor leveringen en diensten voor decentrale overheid wordt € 209.000 ex BTW (was: € 207.000).
Speciale sectoren (EU) 2014/25:
– drempel voor werken wordt € 5.225.000 ex BTW (was: € 5.186.000);
– drempel voor leveringen en diensten wordt € 418.000 ex BTW (was: € 414.000).
De nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen moeten uiterlijk voor 18 april 2016 via de nieuwe herziene Aanbestedingswet in Nederland worden geïmplementeerd. Europa decentraal houdt u via de website op de hoogte van de voortgang.
Paul Zondag en Ann-Marie Kühler, Europa decentraal
Publicatieblad van de EU (L 307/p. 5 ev)
Aanbesteden, Europa decentraal
Aanbestedingsrichtlijnen, Europa decentraal
Drempelwaarden, Europa decentraal
Aanbestedingswet, Europa decentraal
Minister-president Mark Rutte en Comité van de Regio’s voorzitter Markku Markkula hebben op 24 november met de Brabantse Commissaris van de Koning en HNP-voorzitter Wim van de Donk en VNG…
Lees meerMinister-president Mark Rutte en Comité van de Regio’s voorzitter Markku Markkula hebben op 24 november met de Brabantse Commissaris van de Koning en HNP-voorzitter Wim van de Donk en VNG vicevoorzitter Cor Lamers de gezamenlijke prioriteiten voor 2016 besproken. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap focussen ze op een Europese stedelijk beleidsstrategie, betere regelgeving en meer investeringen in de economie.
Rutte en Markkula benadrukten het belang van Europese samenwerkingsverbanden voor het bereiken van de gezamenlijke prioriteiten. Markkula zei: “de EU kan zijn beloften van economische groei niet inlossen of de vluchtelingencrisis oplossen zonder sterke samenwerking tussen Brussel en de regio’s en gemeenten. We zijn daarom zeer verheugd om zo nauw samen te werken met het Nederlands voorzitterschap.”
De bestuurders spraken ook af dat premier Rutte tijdens een plenaire vergadering van het Comité van de Regio’s komt spreken.
Tijdens een ministeriële conferentie op 30 mei 2016 wil Nederland in het Pact van Amsterdam de stedelijke dimensie van EU-beleid vastleggen. Om de plannen van het Kabinet in goede banen te leiden is vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koningsrelaties Nicolaas Beets aangesteld als speciale afgezant voor een Europese stedelijke beleidsagenda.
Zijn belangrijkste taak wordt het opstellen van het Pact van Amsterdam. Dit Pact focust op een inkrimping en verbetering van regelgeving en op betere kennisuitwisseling en samenwerking tussen Europese steden met vergelijkbare kansen of verwante problematiek.
Het Comité van de Regio’s organiseert op 30 mei ook een conferentie rond de urban agenda. Daarin staat de toekomst van de stedelijk regio, met thema’s als smart cities en klimaatbestendige steden centraal. Het IPO is medeorganisator van deze conferentie.
De bestuurders benadrukten dat het onderwerp betere regelgeving hoog op de agenda blijft staan. De provincies hebben hier input geleverd met de publicatie ‘Nederlandse provincies voor betere EU-regelgeving’. Commissaris van de Koning Wim van de Donk heeft tijdens het IPO-congres op 30 september 2015 de eerste exemplaren overhandigd aan Markku Markkula en Ronald Plasterk, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.
Roxanne Koenis, Huis van de Nederlandse Provincies
Artikel Topoverleg Comité van de Regio’s, Rijk, provincies en VNG, IPO
Persbericht President Markkula and Dutch Prime Minister Rutte: only through committed partnerships can the EU deliver on its targets, Comité van de Regio’s
Artikel De Europese urban agenda: de toekomst van Europees stedelijk beleid?, Europese Ster
Publicatie ‘Nederlandse provincies voor betere EU-regelgeving’, Huis van de Nederlandse Provincies
Decentrale overheden hebben een inhaalslag gemaakt ten aanzien van de uitvoering van het aanbesteden van bouw en infra opdrachten. Het gat tussen het rijk en decentrale overheden wordt daarom steeds…
Lees meerDecentrale overheden hebben een inhaalslag gemaakt ten aanzien van de uitvoering van het aanbesteden van bouw en infra opdrachten. Het gat tussen het rijk en decentrale overheden wordt daarom steeds kleiner. De invoering van de Aanbestedingswet is door decentrale overheden aangegrepen om hun aanbestedingspraktijk aan te passen en te verbeteren. Dit staat in de jaarlijkse aanbestedingsanalyse van de stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra.
Evenals het jaar daarvoor, is in 2014 het aantal aanbestedingen (die voor ondernemers in de bouw en infra relevant zijn) gedaald. Uit de analyse blijkt dat dit komt omdat gemeentes minder bouw en infra opdrachten hebben aanbesteed. In een eerdere publicatie geeft het Aanbestedingsinstituut aan dat de daling in 2013 het gevolg was van de verhoging van de aanbestedingsdrempels. Hierdoor is er meer onderhands aanbesteed. Dat de daling in 2014 is doorgezet, zou mogelijkerwijs te maken kunnen hebben met het feit dat enkele gemeenten hun drempelbedragen pas in 2014 hebben aangepast aan de gids proportionaliteit.
Het rapport van het Aanbestedingsinstituut bevat een ranglijst van opdrachtgevers die meer dan 5 aanbestedingen openbaar in de markt hebben gezet. De rangschikking is gemaakt op basis van meetgegevens over de volledigheid van de aankondiging, de gestelde eisen, het opnemen van EMVI als gunningscriterium en de toepassing van moderne contractvormen (integratie van ontwerp en uitvoering). Uit de rangschikking blijkt dat het merendeel van de decentrale overheden beter hebben gescoord dan voorafgaande jaren. Professionele opdrachtgevers laten namelijk eenzelfde score zien als in 2013, maar het merendeel van de decentrale overheden heeft met de invoering van de Aanbestedingswet een verbeterslag gemaakt. Het gevolg is dat de decentrale overheden nu niet veel meer onder doen voor de grote Rijksopdrachtgevers.
Eén van de meetpunten in het onderzoek is het percentage waarin EMVI als gunningscriterium is opgenomen. Het rapport geeft aan dat EMVI een enorm toevlucht heeft genomen na de invoering van de Aanbestedingswet 2012. Sindsdien wordt dit gunningscriterium in ongeveer twee derde van alle gevallen gebruikt. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er nog altijd problemen bestaan rondom EMVI, waar veel kosten en een beperkt onderscheidend vermogen voorbeelden van zijn.
Uit de analyse blijkt ook dat de geschiktheidseisen merkbaar beter zijn geworden sinds de invoering van de Aanbestedingswet 2012. Dit komt grotendeels door de publicatie van de gids proportionaliteit, waarin een helder kader wordt geboden.
Het aantal aanbestedingen waarbij gebruik wordt gemaakt van moderne contractvormen is sinds de invoering van de Aanbestedingswet 2012 in aantallen bijna niet gestegen. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat inschrijving op een modern contract meestal duurder is, omdat er ook een deel ontwerp in de opdracht zit. Dit kostenrisico kan deels weggenomen worden door een vergoeding hiervoor toe te kennen. Uit het onderzoek blijkt echter dat dit slechts bij 1 op de 9 aanbestedingen van ‘moderne contractvormen’ gebeurt. Dit betekent dat de kosten voor de inschrijving nog altijd hoofdzakelijk voor rekening van de inschrijver zijn. Dit is maatschappelijk gezien niet wenselijk, aldus de analyse.
In het rapport wordt ook ingegaan op het gebruik van de gestanddoeningstermijn, wordt geconcludeerd dat preselectie veel vaker dan voorheen wordt toegepast en blijkt op veiligheidsaspecten slecht wordt gescoord.
In april 2016 wordt de gewijzigde Aanbestedingswet 2012 verwacht, als gevolg van de implementatie van de nieuwe Europese aanbestedingsrichtlijnen 2014/23, 2014/24 en 2014/25.
Jaarlijkse aanbestedingsanalyse, stichting Aanbestedingsinstituut Bouw & Infra
Paul Zondag & Madeleine Broersen, Europa decentraal
Aanbesteden, Europa decentraal
Aanbestedingswet, Europa decentraal
Drempelwaarden, Europa decentraal
Gunningscriteria, Europa decentraal
Op 20 november jl. is overeenstemming bereikt in het Europees Parlement over een Europees platform ter bevordering van de samenwerking op EU-niveau. Door middel van een grensoverschrijdende aanpak moet zwart…
Lees meerOp 20 november jl. is overeenstemming bereikt in het Europees Parlement over een Europees platform ter bevordering van de samenwerking op EU-niveau. Door middel van een grensoverschrijdende aanpak moet zwart werk voorkomen en ontmoedigd worden. Het platform moet zorgen voor een betere samenwerking. Bijvoorbeeld tussen decentrale overheden en tal van andere instanties.
Het platform moet ervoor zorgen dat handhavingsinstanties die betrokken zijn bij de bestrijding van zwart werk (hier kunt u denken aan arbeids- en sociale inspectiediensten) samengebracht worden. Maar wat houdt zwartwerken in? Zwartwerken omvat alle betaalde werkzaamheden die wel verricht mogen volgens die wet, maar die niet als zodanig worden geregistreerd bij de overheid. Uit een enquête van de Eurobarometer in 2013 blijkt dat wel 1 op de tien Europeanen goederen of diensten heeft gekocht die door zwart werk zijn geproduceerd. 4% van alle Europeanen gaf in deze enquête toe zwart te hebben gewerkt.
Door het platform kunnen deze instanties beter samenwerken om grensoverschrijdende problemen op te lossen. Tot nu toe wordt zwart werk aangepakt door verschillende comités en werkgroepen. Door het platform zal de aanpak meer centraal kunnen worden geregeld. Het is de bedoeling dat alle lidstaten gaan meewerken aan de ideeën uit het platform om zo de samenwerking zo doeltreffend mogelijk te maken.
Het platform moet er op verschillende manieren voor zorgen dat het probleem met betrekking tot zwartwerken grensoverschrijdend wordt oplost. De grensoverschrijdende situaties moeten worden aangepakt. Hoe gaat het platform dit aanpakken? Er zal onderzoek gedaan worden naar makkelijkere uitwisseling van gegevens door overheidsinstanties. Ook zullen er gemeenschappelijke beginselen en richtsnoeren worden opgesteld. Daarnaast tracht het platform meer bekendheid te geven aan het probleem van zwartwerken. Dit door gezamenlijke activiteiten op te richten, zoals het gezamenlijk ontwikkelen van strategieën op lokaal niveau.
Ten gevolge van zwartwerken ondervindt de (Nederlandse) overheidsbegroting ernstige schade, doordat iemand die zwart werkt geen belasting en sociale premies afdraagt. Maar zwartwerken is niet alleen nadelig voor de begroting van de overheid. Ook werknemers ondervinden nadelen: er zijn namelijk geen goede arbeidsomstandigheden georganiseerd.
In het werkgelegenheidspakket van april 2012 is er al op gewezen dat de omzetting van zwart werk in regulier werk kan helpen om de werkloosheid terug te dringen en dat de samenwerking tussen de lidstaten moet worden verbeterd. Verbetering van de werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden zijn in het belang van decentrale overheden.
Rosanne Witteveen en Paul Zondag, Europa decentraal
Aankondiging, Europese Commissie
Grensoverschrijdende samenwerking, Europa decentraal
Werkgelegenheid, Europa decentraal
Website van DG werkgelegenheid
Donderdag 26 november jl. vond in Den Haag de derde editie van het Landelijk Staatssteunnetwerk plaats. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, CMS, Universiteit Leiden en Kenniscentrum Europa decentraal…
Lees meerDonderdag 26 november jl. vond in Den Haag de derde editie van het Landelijk Staatssteunnetwerk plaats. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, CMS, Universiteit Leiden en Kenniscentrum Europa decentraal blikken terug op een zeer geslaagde bijeenkomst.
Het Landelijk Staatssteunnetwerk is opgericht om uitwisseling mogelijk te maken van praktijkproblemen en –oplossingen op het gebied van staatssteun. Het netwerk staat open voor een ieder die bereid is staatssteunkennis te delen en te verspreiden.
Tijdens deze editie opende Jantine Kriens, voorzitter van de directieraad van de VNG, de bijeenkomst. Zij sprak over de decentrale invloed van het staatsteunrecht op verschillende rechtsgebieden. Marc van der Woude, rechter bij het Gerecht van de Europese Unie sprak over de spectaculaire toename van het aantal staatssteunzaken dat binnenkomt bij het Gerecht. Ewoud Sakkers, afdelingshoofd bij het Directoraat-generaal Concurrentie van de Europese Commissie, sprak over het State Aid Modernisation (SAM) pakket en de staatssteunproblematiek in het algemeen.
Het tweede deel van de bijeenkomst was onderverdeeld in verschillende inhoudelijke thema’s. Aanwezigen konden kiezen uit zes verschillende workshops om zo meer te weten komen over:
– Staatssteun en gebiedsontwikkeling;
– SAM-ontwikkelingen en de algemene groepsvrijstellingsverordening;
– EU-subsidies staatssteunproof;
– Rechtsbescherming en de rol van de nationale rechter bij staatssteun;
– ‘Is lokale steun geen staatssteun?’;
– Fiscale staatssteun: afschaffing van de VPB-vrijstelling over overheidsbedrijven.
De workshops werden verzorgd door experts uit de academische wereld, de overheid en de private sector.
In de Europese Ster van 7 december wordt een uitgebreider verslag opgenomen.
Femke Salverda, Europa decentraal
LinkedIn groep Landelijk Staatssteunnetwerk
Van 30 november tot en met 11 december 2015 vindt de 21ste klimaatconferentie plaats in Parijs met als doel een nieuw klimaatakkoord te bereiken. Dit mogelijke akkoord moet in 2020…
Lees meerVan 30 november tot en met 11 december 2015 vindt de 21ste klimaatconferentie plaats in Parijs met als doel een nieuw klimaatakkoord te bereiken. Dit mogelijke akkoord moet in 2020 ingaan, wanneer het huidige verdrag, het Kyoto-protocol, afloopt. Op 24 november jl. vond een plenair debat plaats in de Tweede Kamer over de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen.
Er zullen 195 landen deelnemen aan de klimaatconferentie in Parijs Zij gaan hier onderhandelen over een nieuw verdrag ter vervanging van het Kyoto-protocol. Het is al bekend dat het nieuwe klimaatverdrag als doel moet hebben om de wereldwijde uitstoot van de broeikasgassen te verminderen. Ook is bekend dat nationale overheden in de jaren na de klimaattop elke vijf jaar moeten gaan communiceren over hun nationale doelen voor het verlagen van de broeikasgassen.
De Europese Unie zal in de onderhandelingen met één mond spreken. Vertegenwoordigers van lidstaten en de Europese Commissie voeren de onderhandelingen gezamenlijk. Het standpunt van de Europese Unie is om de opwarming van de aarde tot minder dan 2 graden Celsius te houden. Hiervoor moet de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen in ieder geval met 80%-95% zijn afgenomen in 2050. Dit ten opzichte van het uitstootniveau in 1990. Er is zelfs al een doel voor het jaar 2100, de uitstoot moet dan zijn teruggebracht tot het niveau van 1990. Duidelijke afspraken met de internationale transportsector zullen gemaakt worden. De transportsector is namelijk verantwoordelijk voor een groot deel van de uitstoot.
Staatssecretaris Dijksma heeft via een kamerbrief bekend gemaakt wat de Nederlandse inzet binnen de Europese kaders is tijdens de 21ste klimaatconferentie. In deze brief geeft zij aan dat Nederland een breed, juridisch bindend klimaatakkoord wil, waarbij snelle uitstootvermindering en aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering goed in balans zijn. Nederland heeft als lange termijn doel om de wereldwijde opwarming tot minder dan 2 graden Celsius te beperken, om zo een klimaatneutrale wereld te krijgen.
In de aanloop naar de klimaattop is er in Nederland veel politieke aandacht voor de Nederlandse inzet. Ruim zestig hoogleraren hebben begin vorige week een open brief geschreven aan het kabinet, met als oproep om alle elf kolencentralen in Nederland te sluiten. Zij zien graag dat premier Rutte die boodschap meeneemt naar de klimaattop in Parijs.
Ook de politieke partijen grijpen deze klimaattop aan om met voorstellen te komen. Partijleiders Diederik Samson (PvdA) en Jesse Klaver (GroenLinks) hebben een initiatiefwet ontworpen: een nationale klimaatwet met concrete en meetbare doelstellingen. De twee politici gaan maatschappelijke organisaties, de Algemene Rekenkamer en adviesraden voor energie en klimaat raadplegen, voordat zij de initiatiefwet aanmelden voor behandeling in de Tweede Kamer. De VVD wijst het nieuwe klimaatplan van de PvdA en GroenLinks af.
Op dinsdag 24 november vond het plenair debat over de Nederlandse inzet voor de klimaattop in Parijs plaats. De woordvoerders van de verschillende politieke partijen kwamen aan het woord en stelden veel vragen. Premier Rutte en staatssecretaris Dijkstra (IenM) voerden het woord en gaven een toelichting op de inzet.
Staatssecretaris Dijksma van Milieu heeft in een reactie op de Nederlandse inzet gezegd: “We zullen natuurlijk ook in Nederland nog stappen moeten zetten. We hebben in ons eigen land met het energieakkoord stevige afspraken gemaakt en investeren daar de komende jaren ook fors in.” Voor decentrale overheden vloeien uit dit energieakkoord al concrete verplichtingen voort. Bijvoorbeeld door ondersteuning van lokale en regionale energiebesparing en energieopwekking in de gebouwde omgeving. Bij deze ondersteuning moeten zij goed opletten dat de regels omtrent staatssteun en aanbesteden juist toegepast worden.
Melhat Kurt en Rosanne Witteveen, Europa decentraal
Nederlandse inzet klimaatakkoord, Rijksoverheid
CO2-reductie, Europa decentraal
Milieu en klimaatverandering, Europa decentraal
PvdA en Groenlinks: in 2050 bijna geen broeikasgas meer, nieuwsbericht NOS
Verslag plenaire vergadering Nederlandse inzet voor de klimaatconferentie in Parijs, Tweede Kamer
Energieakkoord, SER
COP21 Paris
De Jeugdbescherming Regio Amsterdam heeft 18 november 2015 de European Public Sector Award (EPSA-award) gewonnen met hun missie ‘Ieder kind veilig’. Ze wonnen in de categorie ‘supra local and local’.
Lees meerDe Jeugdbescherming Regio Amsterdam heeft 18 november 2015 de European Public Sector Award (EPSA-award) gewonnen met hun missie ‘Ieder kind veilig’. Ze wonnen in de categorie ‘supra local and local’.
In hun aanpak maakt de Jeugdbescherming Regio Amsterdam gebruik van onder andere de Delta methode, gezinsplannen en Functional Family Parole Services (FFPS). Zij hebben met deze aanpak het aantal ondertoezichtstellingen en gedwongen uithuisplaatsingen met respectievelijk 50 en 60 procent verminderd sinds 2011.
De EPSA awards zijn een initiatief van het European Institute for Public Administration (EIPA) en worden ondersteund door de provincie Limburg en de gemeente Maastricht. Dit jaar is het centrale thema ‘de publieke sector als partner voor een betere samenleving’.
EPSA 2015 wil innovatieve en efficiënt presterende overheden een podium bieden om hun werk te presenteren en zo een Europees netwerk van de uitmuntende publieke sector smeden. Deelnemers kunnen binnen dit netwerk best practices met elkaar uitwisselen.
Patrick Leahy, hoofd van de politie van Dublin, een van de mededingers in de categorie local/supra-local, zei over de aanpak van Jeugdbescherming Regio Amsterdam: “Jullie hebben dingen bereikt die we ook in Ierland nodig hebben. Jullie mogen heel trots zijn op jullie resultaten en we kijken er naar uit om meer met jullie uit te wisselen om burgers en kinderen veilig te doen zijn.”
Roxanne Koenis, Huis van de Nederlandse Provincies
Samenvatting aanpak Jeugdbescherming Regio Amsterdam, EPSA
Website EPSA 2015
Website Jeugdbescherming Regio Amsterdam
Artikel Deelnemen aan de European Public Sector Awards?, Europese Ster
Wilt u de speciaal gezant voor de Urban Agenda ontmoeten? Dan bent u van harte uitgenodigd om op 12 januari 2016 de Werken met Europa borrel bij Europa decentraal bij…
Lees meerWilt u de speciaal gezant voor de Urban Agenda ontmoeten? Dan bent u van harte uitgenodigd om op 12 januari 2016 de Werken met Europa borrel bij Europa decentraal bij te wonen.
Drs. N. (Nicolaas) Beets is door het ministerie van BZK benoemd tot speciaal gezant voor de Europese Agenda Stad (EAS). Hij zal tijdens de borrel ingaan op de doelen en ambities van deze EU Urban Agenda. De Werken met Europa borrel vindt plaats in de Willemshof, Nassaulaan 12 te Den Haag. U bent welkom vanaf 16.00 uur.
De Werken met Europa borrel is een gezamenlijk initiatief van Europa decentraal, de vertegenwoordigingen van het Europees Parlement en de Europese Commissie in Nederland en PBLQ.
U kunt zich aanmelden via bijeenkomsten@europadecentraal.nl. Wilt u voor woensdag 6 januari aangeven of u aanwezig bent?
Lycke van Leusden, Europa decentraal
Uitnodiging Werken met Europa borrel, Europa decentraal
Antwoord in het kort Ja, decentrale overheden kunnen veroorzakers van bepaalde typen milieuvervuiling aansprakelijk stellen op grond van het ‘vervuiler betaalt’ beginsel. Dit Europese beginsel is vastgelegd in art. 191…
Lees meerIn onze gemeente ligt een verontreinigd terrein. Dit terrein moet gesaneerd worden. Bestaat er Europese regelgeving op grond waarvan onze gemeente de veroorzakers van milieuvervuiling aansprakelijk kan stellen?
Ja, decentrale overheden kunnen veroorzakers van bepaalde typen milieuvervuiling aansprakelijk stellen op grond van het ‘vervuiler betaalt’ beginsel. Dit Europese beginsel is vastgelegd in art. 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en is verder uitgewerkt in Richtlijn 2004/35 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 over milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade.
Het milieubeleid van de Europese Unie is onder andere gebaseerd op het ‘vervuiler betaalt’ beginsel. Dit beginsel houdt in dat de vervuiler zelf verantwoordelijk is voor de kosten van het voorkomen of bestrijden van schade aan het milieu.
Richtlijn 2004/35 over milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade is gericht op het voorkomen of herstellen van 3 typen milieuschade: schade aan water, schade aan de bodem en schade aan beschermde soorten en natuurlijke habitats.
Deze richtlijn heeft tot doel een kader voor milieuaansprakelijkheid vast te stellen, op basis van het beginsel dat de vervuiler betaalt, voor het voorkomen en herstellen van milieuschade.
In art. 2 van de richtlijn wordt per type milieuschade toegelicht wanneer er sprake is van schade. Schade in de zin van de richtlijn wordt omschreven als een meetbare negatieve verandering in de natuurlijke rijkdommen of een meetbare aantasting van een ecosysteemfunctie, die direct of indirect optreedt. Een voorbeeld van milieuschade is verontreiniging van wateren door chemische stoffen.
Ondernemingen moeten preventieve maatregelen nemen, wanneer er nog geen schade aan het milieu is veroorzaakt maar er wel door hun activiteiten een onmiddellijke dreiging van schade aan het milieu bestaat (artikel 5 van de richtlijn). Indien er wel sprake is van schade aan het milieu zijn exploitanten op grond van art. 6 en 7 van de richtlijn verplicht om maatregelen te treffen om de betrokken verontreinigende stoffen en/of enige andere schadefactoren onmiddellijk onder controle te houden, in te perken, te verwijderen of anderszins te beheersen. Hierdoor moet verdere milieuschade en negatieve effecten op de menselijke gezondheid of verdere aantasting van functies worden beperkt of voorkomen.
Het basisprincipe van de richtlijn is dat de exploitant die de milieuschade heeft veroorzaakt de kosten voor het voorkomen en bestrijden van de milieuschade draagt. Een exploitant die door beroepsactiviteiten milieuschade of een onmiddellijk gevaar voor milieuschade heeft veroorzaakt, wordt financieel aansprakelijk gesteld. Dit moet exploitanten aansporen om maatregelen te treffen en praktijken te ontwikkelen om het risico op milieuschade zo klein mogelijk te houden, zodat de kans dat zij geconfronteerd worden met financiële consequenties van hun aansprakelijkheid, wordt verkleind (zie overweging 2 van richtlijn 2004/35).
De richtlijn legt twee vormen van aansprakelijkheid vast. Aan de ene kant legt de richtlijn een risico -aansprakelijkheid op aan de exploitanten van activiteiten die zijn opgesomd in bijlage III bij de richtlijn (zie art. 3 lid 1 sub a van richtlijn 2004/35). Denk bijvoorbeeld aan afvalbeheeractiviteiten en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze vorm van aansprakelijkheid is niet gebaseerd op schuld of nalatigheid.
De andere vorm van aansprakelijkheid die de richtlijn oplegt is schuldaansprakelijkheid. Deze aansprakelijkheid is van toepassing op alle andere beroepsactiviteiten voor schade aan soorten en habitats (zie art. 3 lid 1 sub b van richtlijn 2004/35). Deze vorm van aansprakelijkheid is wel gebaseerd op schuld of nalatigheid.
In Nederland spelen decentrale overheden een belangrijke rol in de controle op het naleven van milieuaansprakelijkheidsregels. De taak van decentrale overheden is om vervuiling te voorkomen, de verantwoordelijke vervuilers zelf de schade te laten herstellen of hen ervoor laten betalen. Biedt het optreden van de overheid onvoldoende bescherming, dan kunnen er acties tegen ondernomen worden door belangengroeperingen. Zij kunnen besluiten van overheden aanvechten voor de rechter.
In Nederland is Richtlijn 2004/35 geïmplementeerd door een toevoeging aan hoofdstuk 17 Wet milieubeheer. De richtlijn is geïmplementeerd in titel 17.2 ‘maatregelen bij milieuschade of een onmiddellijke dreiging daarvan’.
Merit van Veen, Europa decentraal
Milieuaansprakelijkheid, Europese Commissie
Milieuaansprakelijkheid, InfoMil
Aansprakelijkheid voor naleving Europees recht, Europa decentraal
Richtlijn 2004/35
Werkt u voor een decentrale overheid of het Rijk en hebt u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met de helpdesk van Europa decentraal:
Wekelijks op de hoogte gehouden worden van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen? Neem dan een gratis abonnement op nieuwsbrief de Europese Ster.