Europees landbouwbeleid op de schop
De Europese Commissie presenteerde op 29 november de mededeling ‘De toekomst van landbouw en voeding’. Hierin worden de intenties van de Commissie voor het Europees landbouwbeleid na 2020 geschetst. De…
Lees meerAbonneer u dan op de Europese Ster en mis niks van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen.
De Europese Commissie presenteerde op 29 november de mededeling ‘De toekomst van landbouw en voeding’. Hierin worden de intenties van de Commissie voor het Europees landbouwbeleid na 2020 geschetst. De…
Lees meerDe Europese Commissie presenteerde op 29 november de mededeling ‘De toekomst van landbouw en voeding’. Hierin worden de intenties van de Commissie voor het Europees landbouwbeleid na 2020 geschetst. De belangrijkste veranderingen zijn dat met deze plannen de regie grotendeels terugkeert naar de EU-lidstaten en de vergroeningsmaatregelen worden afgeschaft.
Het voornaamste initiatief in de mededeling leidt ertoe dat de lidstaten meer verantwoordelijkheid krijgen bij de keuzes hoe en waar zij hun GLB-financiering investeren om de ambitieuze gemeenschappelijke doelstellingen voor milieu, klimaatverandering en duurzaamheid te realiseren. De huidige tweepijlerstructuur blijft behouden, maar er wordt een flexibelere aanpak gevolgd. Dit betekent dat Europese landbouwers steun blijven ontvangen via het systeem van rechtstreekse betalingen.
Elke EU-lidstaat moet een eigen strategisch plan ontwikkelen, dit wordt door de Commissie goedgekeurd. In dit plan wordt uiteengezet hoe de lidstaat de EU-doelstellingen voor onder andere milieu, duurzaamheid en werkgelegenheid wil behalen. Vervolgens wordt de aandacht meer gericht op het monitoren van vooruitgang en het waarborgen van de resultaatgerichtheid van de financiering, in plaats van op naleving van de regels. Deze overgang van een “onze size fits all”-benadering naar een aanpak op maat zorgt ervoor dat het GLB en de concrete implicaties ervan dichter bij diegenen worden gebracht die verantwoordelijk zijn voor de praktische uitvoering.
Vicevoorzitter van de Europese Commissie, Jyrki Katainen, stelt dat dit voorstel is gebaseerd op een brede raadpleging van belanghebbenden en een belangrijke stap in de modernisering en vereenvoudiging van het GLB is. “Dit door de Commissie geïntroduceerde nieuwe model zal voor meer subsidiariteit voor de lidstaten zorgen en doet op hen een beroep om strategische plannen voor het GLB op te stellen.” Deze plannen behandelen de acties in het kader van pijler I en pijler II. Dit moet vereenvoudiging, meer samenhang en betere monitoring van de resultaten mogelijk maken.
Phil Hogan, Eurocommissaris voor Landbouw en Plattelandsontwikkeling: “De mededeling van vandaag waarborgt dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid resultaten zal opleveren op het gebied van nieuwe en opkomende doelstellingen. Denk hierbij aan het bevorderen van een slimme en veerkrachtige landbouwsector, het ondersteunen van milieuzorg en klimaatactie en het versterken van het sociaaleconomische weefsel van het platteland. Zij markeert ook een belangrijke koerswijziging in de uitvoering van het GLB. Het bestaande systeem wordt vervangen door een nieuw implementatiestelsel, met een veel grotere mate van subsidiariteit voor de lidstaten en regio’s.”
Uit de eerder in 2017 uitgeschreven publieke consultatie kwam duidelijk naar voren dat uiteenlopende belanghebbenden het eens zijn in hun kritiek op de vergroeningsmaatregelen binnen het GLB. Momenteel is ongeveer een derde van de directe inkomenssteun die de EU verleent aan landbouwers verbonden aan deze maatregelen ter verduurzaming en vergroening van landbouwbeleid. Hogan erkende dat deze aanpak heeft gefaald. ‘We gaan van vergroening af, omdat het niet werkt,’ aldus Hogan. Maatregelen zoals het aanwijzen van ecologische focus gebieden en de regel van drie-gewassen zullen verdwijnen.
Overige voorstellen in de mededeling zijn gericht op:
De Commissie benadrukt dat deze mededeling niet vooruit loopt op het resultaat van het debat over de toekomst van de EU-financiën, noch op de inhoud van het voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader (MFK). De wetgevingsvoorstellen om daadwerkelijk uitvoering te gaan geven aan de in deze mededeling geschetste doelstellingen, worden door de Commissie vóór de zomer van 2018 ingediend, na het MFK-voorstel.
Ilse Buijs, Huis van de Nederlandse Provincies
De toekomst van voeding en landbouw, persbericht Europese Commissie
Mededeling Toekomst voeding en landbouw, Europese Commissie
Toekomst GLB, DG AGRI Europese Commissie
Brussels plans to axe greening payments in CAP reform, nieuwsbericht ENDS Europe
Phil Hogan gives EU countries bigger role in steering farm policy, nieuwsbericht Politico EU
Gemeenschappelijk landbouwbeleid, Huis van de Nederlandse Provincies
Het WiFi4EU-initiatief van de Europese Commissie is weer een stap dichterbij door de aanpassing van het CEF-Werkprogramma. Met WiFi4EU wil de Commissie Juncker gratis wifi beschikbaar stellen in Europese dorpen…
Lees meerHet WiFi4EU-initiatief van de Europese Commissie is weer een stap dichterbij door de aanpassing van het CEF-Werkprogramma. Met WiFi4EU wil de Commissie Juncker gratis wifi beschikbaar stellen in Europese dorpen en steden. De eerste calls worden waarschijnlijk nog voor het einde van 2017 opengesteld. De eerste informatie over hoe ingeschreven kan worden, is nu beschikbaar.
Het WiFi4EU-initiatief van de Commissie faciliteert gratis wifi in Europese gemeenten. Daarvoor is € 120 miljoen beschikbaar. Met het oog op de bevordering van digitale inclusie, moet WiFi4EU het aanbod van gratis lokale draadloze connectiviteit doelgericht ondersteunen. Openbare lokale buitenruimten horen daar ook bij. In het vorige week aangepaste CEF-Werkprogramma 2017 wordt het initiatief nader uitgewerkt.
In september 2016 werd het WiFi4EU-initiatief aangekondigd door de voorzitter van de Commissie. Het initiatief is onderdeel van de herziening van de Europese telecomregels om tegemoet te komen aan de groeiende connectiviteitsbehoeften van Europa en het concurrentievermogen van Europa te versterken.
Het WiFi4EU-initiatief dient ter bevordering van internetconnectiviteit in lokale gemeenschappen. Daartoe is wetgeving aangenomen die instanties met een openbare opdracht, zoals decentrale overheden en aanbieders van openbare diensten, moet aansporen om gratis lokale draadloze connectiviteit aan te bieden, bijvoorbeeld in overheidsgebouwen, bibliotheken, gezondheidscentra en openbare buitenruimten. De eerste call wordt alleen opengesteld voor gemeenten en verenigingen van gemeenten die in het belang van een of meer van hun leden optreden.
De Commissie heeft beloofd de subsidieregeling voor WiFi4EU simpel te houden. Dat betekent: ‘geen bureaucratische rompslomp, online aanvragen, betaling via vouchers en eenvoudige controles’. De projecten zullen worden behandeld volgens het ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’-principe. Wel zal er worden gezorgd dat elke lidstaat in ieder geval een minimumaantal van vijftien vouchers krijgt toegewezen. Ook komt er een maximumpercentage van 8% van het totaal beschikbare budget per call, om zo de geografische verdeling van het budget te garanderen. Gemeenten die subsidie willen aanvragen, moeten met een plan komen om gratis wifi te brengen naar plaatsen waar dat nog niet door de overheid of een bedrijf wordt aangeboden.
In het aangepaste CEF-Werkprogramma 2017 staat aangegeven dat de eerste call in het kader van het WiFi4EU-initiatief met een budget van € 15 miljoen gepland staat voor het vierde kwartaal van 2017 en zal sluiten in het eerste kwartaal van 2018. De financiering betreft ongeveer € 15.000,- per voucher. Daarnaast komt er budget beschikbaar voor de ontwikkeling van een WiFi4EU-portaal en app voor eindgebruikers en leveranciers van wifi-apparatuur. In Annex 4 bij het CEF-Werkprogramma worden de hierboven besproken voorwaarden voor deelname nader toegelicht.
Uit het CEF-Werkprogramma wordt duidelijk dat aanmelding enkele weken voor de formele openstelling van de calls al mogelijk wordt, zodat gemeenten ruimschoots de tijd hebben om de noodzakelijke online-formulieren in te vullen en contact op te nemen met installatiebedrijven. Houd voor nadere informatie in de komende maanden de WiFi4EU-website van de Commissie en de berichtgeving van Europa decentraal in de gaten.
Op 14 september 2016 presenteerde de Commissie de mededeling Connectiviteit voor een competitieve digitale eengemaakte markt – Naar een Europese gigabitmaatschappij. Gelijktijdig werd een voorstel tot wijziging van de CEF-verordening 1316/2013 en de richtsnoerenverordening 283/2014 gepresenteerd. Europa decentraal berichtte afgelopen zomer dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een politiek akkoord hadden bereikt over de financiering van het WiFi4EU-initiatief. Het duurde echter nog tot eind oktober voordat het Europees Parlement en de Raad het eens werden over de uiteindelijke tekst van de wijzigingsverordening 2017/1953. Deze verordening werd op 1 november jl. gepubliceerd.
Chris Koedooder, Europa decentraal
CEF-Werkprogramma 2017, Europese Commissie
Digitale interne markt strategie, Europa decentraal
€ 120 miljoen vanuit Europa voor wifi in gemeenten, nieuwsbericht Europa decentraal
Mogelijkheid tot gratis wi-fi in Europese dorpen en steden, nieuwsbericht Europa decentraal
WiFi4EU, Europese Commissie
Questions and Answers on WiFi4EU (update 30 november 2017), Europese Commissie
WiFi4EU-factsheet, Europese Commissie
The EU is bringing free Wi-Fi to its citizens, nieuwsbericht INEA
WiFi4EU is one step closer to EU local communities, nieuwsbericht Europese Commissie
Naar aanleiding van het in oktober door de Europese Commissie gepubliceerde Aanbestedingspakket heeft het kabinet een standpunt ingenomen. Verschillende Kamerleden hebben hierover Kamervragen gesteld. De staatssecretaris van Economische Zaken en…
Lees meerNaar aanleiding van het in oktober door de Europese Commissie gepubliceerde Aanbestedingspakket heeft het kabinet een standpunt ingenomen. Verschillende Kamerleden hebben hierover Kamervragen gesteld. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heeft deze vragen schriftelijk beantwoord op 28 november 2017.
In het Aanbestedingspakket heeft de Commissie aangegeven dat zij voor ogen heeft dat het Europees Parlement en de Europese Raad uitgroeien tot een forum voor permanent politiek debat over overheidsopdrachten in de lidstaten. Deze doelstelling heeft vragen opgeworpen bij diverse Kamerleden. In de beantwoording van de vragen geeft de staatssecretaris aan dat deze organisaties een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de kennisuitwisseling over aanbesteden, maar wil ervoor waken dat specifieke aanbestedingen in de lidstaten onderwerp worden van het debat. U kunt in het factsheet van Europa decentraal meer informatie over het Aanbestedingspakket vinden.
Daarnaast riep de waarborging van de positie van het mkb vragen op. Hoe kan aanbesteden door de overheid toegankelijker worden voor het mkb, conform het regeerakkoord? In reactie hierop stelt de staatssecretaris dat het creëren van een gelijk internationaal speelveld voor aanbestedingen belangrijk is voor het Nederlandse bedrijfsleven, met inbegrip van het mkb. Hij geeft aan dat de Kamer begin 2018 nader zal worden geïnformeerd over het traject Beter Aanbesteden en de positie van het mkb.
De staatssecretaris brengt naar voren dat het Aanbestedingspakket van de Commissie alleen stimulerende maatregelen en geen verplichtingen bevat. Ook is er geen verhoging van administratieve lasten wegens Europese eisen omtrent gegevensverzameling aan de orde. De staatssecretaris is voorstander van informatie- en kennisuitwisseling over aanbesteden, maar tegenstander van het creëren van extra Europese regels in dit verband. Dit standpunt zal Nederland op alle niveaus uitdragen richting de Commissie.
Kamervragen en antwoorden, Rijksoverheid
Marieke Merkus, Europa decentraal
Aanbesteden, Europa decentraal
Effectieve en innovatieve benutting van overheidsopdrachten, factsheet Aanbestedingspakket Europa decentraal
Initiatief Commissie: innovatieve en duurzame aanpak van overheidsopdrachten, nieuwsbericht Europa decentraal
Fiche 6: Verbetering van de aanbestedingspraktijk in Europa, Rijksoverheid
Op woensdag 29 november 2017 zetten de bestuurders van de Economic Board Zuid-Holland (EBZ) een volgende stap richting intensievere samenwerking in Europa. De regio nam deel aan de Europese Innovatie…
Lees meerOp woensdag 29 november 2017 zetten de bestuurders van de Economic Board Zuid-Holland (EBZ) een volgende stap richting intensievere samenwerking in Europa. De regio nam deel aan de Europese Innovatie Top. Leidende thema’s van het bezoek waren: feeding & greening megacities, life sciences & health en smart industry.
Onder de vlag van de Economic Board Zuit-Holland nam de regio deel aan de negende European Innovation Summit. Deze top vond plaats in de context van de allereerste Europese week van Innovatie. Van 27 november tot 1 december 2017 vonden diverse workshops en bijeenkomsten plaats. Ook werden de EU Top 50 Start-Up Awards uitgereikt.
“Zuid-Holland staat net als alle andere Europese regio’s voor grote transitieopgaven. Verduurzaming van onze industrie, die sterk leunt op fossiele grond- en brandstoffen en digitalisering van de samenleving zijn uitdagingen die we niet alleen aankunnen. Daarom verenigen wij in Brussel onze krachten namens de hele regio en willen wij ook onze samenwerking over landsgrenzen heen intensiveren”, aldus Europa gedeputeerde Jeannette Baljeu. Namens de Zuid-Hollandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden, verenigd in de Economic Board, zet het Europa-team van de Provincie Zuid-Holland zich in voor het positioneren van de regio als ‘real life testing ground’ voor Europese uitdagingen.
Karel Luyben, Rector Magnificus van de Technische Universiteit Delft en vice-voorzitter van de EBZ:
“In de board zetten we de lijnen uit voor de regionale strategie. Als EBZ zijn we blij dat de Provincie Zuid-Holland die keuzes vervolgens omzet in acties.” Luyben noemt als voorbeelden de gezamenlijke inspanning voor Europese financiering van Fieldlabs en deelname aan het Vanguard Initiative.
“De samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden in Zuid-Holland is een te goed bewaard geheim”, zegt boardlid Martin van Gogh, directeur van Hoogendoorn / Batenburg Techniek. “Juist in Brussel moeten we meer laten zien dat bedrijven samen met overheden en kennisinstellingen werken aan de sterke regio die oplossingen voor tal van maatschappelijke uitdagingen bedenkt, maakt en toepast. Hier kunnen andere regio’s ook van profiteren. Daarvoor is de Economic Board Zuid-Holland een prima uithangbord.”
2017 is een belangrijk jaar voor de toekomst van innovatie binnen de EU met oog op de discussies en voorbereidingen voor het komende meerjarig financieel kader (MFK). Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie is hier een belangrijk onderdeel van. De Europese week van Innovatie biedt kansen om te reflecteren op de wijze waarop reeds aanwezige kennis en middelen beter ingezet kunnen worden. Debatten moeten gericht zijn op oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor innovatie meer dan ooit noodzakelijk is.
Jacqueline Spuijbroek en Ilse Buijs, Huis van de Nederlandse Provincies
Economic Board Zuid-Holland verenigt krachten in Brussel, nieuwsbericht Provincie Zuid-Holland
9th European Innovation Summit, Knowledge4Innovation
Antwoord in het kort: Of een brancheringsregeling in strijd is met de Dienstenrichtlijn hangt af van de doelstelling die wordt beoogd met de brancheringsregeling. Op basis van de Dienstenrichtlijn is…
Lees meerOnze gemeente hanteert voor het vergeven van standplaatsen (voor bijvoorbeeld een oliebollenkraam) in de gemeente een vergunningstelsel. In de betreffende bestemmingsplannen heeft de gemeente een zogenaamde brancheringsregeling opgenomen. Op basis hiervan kunnen vergunningen voor standplaatsen worden vergeven. Doel van de brancheringsregeling is om standplaatsen over de gehele gemeente te verspreiden en om het aanbod van de standplaatsen aan te laten sluiten bij het bestaande winkelaanbod. Kan een dergelijke brancheringsregeling in strijd zijn met de dienstenrichtlijn?
Of een brancheringsregeling in strijd is met de Dienstenrichtlijn hangt af van de doelstelling die wordt beoogd met de brancheringsregeling. Op basis van de Dienstenrichtlijn is het verboden om de uitoefening van dienstenactiviteiten afhankelijk te stellen van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat (art. 14 lid 5 Dienstenrichtlijn). Dit is anders wanneer de brancheringsregeling kan worden gerechtvaardigd door een ‘dwingende reden van algemeen belang’.
Allereerst is van belang om na te gaan of de brancheringsregeling betrekking heeft op diensten die onder de Dienstenrichtlijn vallen. De dienstenrichtlijn heeft een grote reikwijdte, de afbakening ervan is echter niet altijd duidelijk. Zowel de Dienstenrichtlijn als het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU) geven een definitie van het begrip dienst. Volgens de Dienstenrichtlijn (in art. 4 lid 1) is een dienst ‘elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt, zoals bedoeld in art. 50 Verdrag (huidig art. 57 VWEU)’. Art. 57 VWEU bepaalt dat onder een dienst wordt verstaan:
“In de zin van de Verdragen worden als diensten beschouwd de dienstverrichtingen welke gewoonlijk tegen vergoeding geschieden, voor zover de bepalingen betreffende het vrije verkeer van goederen, kapitaal en personen op deze dienstverrichtingen niet van toepassing zijn.”
Bij een ‘dienst’ gaat het dus in beginsel om een economische activiteit, anders dan in loondienst, waarvoor gewoonlijk een (financiële) tegenprestatie wordt verkregen. Deze tegenprestatie wordt door de wederpartij, dan wel voor hem door een derde, verstrekt. Een activiteit die niet voldoet aan deze omschrijving is dus geen dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn. De Dienstenrichtlijn is op dergelijke diensten dan ook niet van toepassing.
De eerste vraag die in deze praktijkvraag beantwoord moet worden is of de betreffende standplaatsen onder de Dienstenrichtlijn vallen. Dit hangt mogelijk af van het product of dienst dat vanuit de standplaats wordt geleverd. Volgens de toelichting bij de model APV van de VNG vallen alle standplaatsvergunningen onder de Dienstenrichtlijn. In de toelichting bij die modelverordening is opgenomen dat het onderscheid tussen een standplaats voor het verkopen van goederen of voor het verlenen van diensten zou kunnen leiden tot rechtsongelijkheid. Dit omdat de verkoper van een goed vanuit een standplaats niet, maar de verlener van een dienst vanuit een standplaats wel onder het ‘diensten’ begrip van de Dienstenrichtlijn zou vallen. Daarom is in de model APV voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen verkoop van producten en dienstverlening voor wat betreft de gronden om een vergunning te weigeren (zie pagina 9 van de toelichting bij de APV). Voor de beantwoording van de praktijkvraag gaan we er dus vanuit dat vergunningen voor standplaatsen, ongeacht of er vanuit deze standplaatsen producten worden verkocht of diensten worden verleend, onder het bereik de Dienstenrichtlijn vallen.
Vervolgens moet dan nog de vraag worden beantwoord of een vergunningstelsel als in deze praktijkvraag volgens de Dienstenrichtlijn geoorloofd is. Welke eisen mogen op grond van de richtlijn eventueel aan dienstverrichters worden gesteld?
Art. 9 Dienstenrichtlijn stelt dat de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk kan worden gesteld van een vergunningsstelsel, tenzij aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden is voldaan:
Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (Hof) blijkt dat redenen van zuiver economische aard nooit een dwingende reden van belang (als bedoeld onder b) vormen, die een belemmering kunnen rechtvaardigen (bijvoorbeeld C-400/08, Commissie tegen Spanje, zie r.o. 74).
Ook art 14 lid 5 Dienstenrichtlijn verplicht lidstaten om eisen af te schaffen die in hun wetgeving mogelijk voorzien in de toepassing van economische criteria in individuele gevallen. Dit artikel noemt een aantal verboden eisen. Een daarvan is het verbod op het stellen van economische criteria (art. 14 lid 5), waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat, van een beoordeling van de mogelijke of feitelijke economische gevolgen van de activiteit of van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de door de bevoegde instantie vastgestelde doelen van de economische planning. Dit verbod heeft geen betrekking op planningseisen waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang.
Zie voor meer informatie over de invulling van deze eisen ook het Handboek voor de implementatie van de Dienstenrichtlijn van de Europese Commissie, pagina 32 en de Handreiking dienstenrichtlijn, pagina 35 e.v.
In dit praktijkgeval zijn er waarschijnlijk meer dienstverleners die om een standplaatsvergunning zullen verzoeken dan er beschikbare vergunningen voor standplaatsen zijn. Er is dus sprake van schaarste. De art. 10 t/m 13 Dienstenrichtlijn stellen nadere eisen met betrekking tot schaarse vergunningen. De Dienstenrichtlijn maakt daarbij onderscheid tussen natuurlijke schaarste (art. 12 Dienstenrichtlijn) en beleidsmatige schaarste (art. 10, 11 en 13 Dienstenrichtlijn). In deze praktijkvraag lijkt sprake te zijn van beleidsmatige schaarste. Het gaat namelijk niet om schaarste vanwege beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden. De gemeente beperkt het aantal vergunningen (creëert schaarste) omdat zij standplaatsen evenredig over de gemeente wenst te verspreiden en het aanbod van de standplaatsen aan wil laten sluiten bij het bestaande winkelaanbod.
In het geval van beleidsmatige schaarste bevat art. 10 Dienstenrichtlijn specifieke criteria die zien op de mogelijk te stellen vergunningsvoorwaarden. Het gaat om de volgende criteria:
Op grond van deze criteria mag de gemeente bij de inrichting van beleidsmatig schaarse standplaatsvergunningen dus niet op willekeurige wijze beperkingen aan dienstverleners opleggen en dus ook niet op grond van redenen van zuiver economische aard. Vergunningsvoorwaarden moeten bovendien voldoen aan de proportionaliteitstoets en zijn vatbaar voor rechterlijke toetsing.
In dit geval is het doel van de brancheringsregeling om de standplaatsen evenredig over de gehele gemeente te verspreiden en om het aanbod van de standplaatsen aan te laten sluiten bij het bestaande winkelaanbod. De vraag is of deze gemeentelijke overwegingen gerechtvaardigd zijn om dwingende reden van algemeen belang en of deze maatregelen daarvoor ook evenredig zijn. De gemeente zou kunnen betogen dat het spreiden van de standplaatsen een dwingende reden van algemeen belang is: hiermee zou bijvoorbeeld drukte en overlast op bepaalde locaties voorkomen kunnen worden. Het Hof oordeelde in de zaak Visser Vastgoed Beleggingen (C-31/16) dat de bescherming van het stedelijk milieu (met inbegrip van stedelijke ruimtelijke ordening) in beginsel een dwingende reden van algemeen belang is. De overweging dat standplaatsen moeten aansluiten bij het bestaande winkelaanbod in deze casus lijkt meer te neigen naar een economische ordening. En dit is geen gelegitimeerd criterium. Hieronder volgt een nadere toelichting op de zaak Visser Vastgoed Beleggingen en de betekenis daarvan voor deze praktijkvraag.
Een vergelijkbare vraag over de toepassing van een brancheringsregeling is aan het Hof voorgelegd in de zaak Visser Vastgoed Beleggingen (C‑31/16). De Raad van State stelde onder andere de prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie of de Dienstenrichtlijn van toepassing is op ruimtelijke-ordeningsvoorschriften die ertoe strekken de leefbaarheid van het stadscentrum te behouden en leegstand tegen te gaan (in casu de brancheringsregeling) en of de Dienstenrichtlijn van toepassing is op detailhandel.
Over de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn op detailhandel heeft de het Hof overwogen dat detailhandel in de vorm van verkoop aan consumenten van goederen zoals schoenen en kleding een ‘dienst’ is in de zin van de Dienstenrichtlijn. Dit betekent voor deze standplaatsenpraktijkvraag dat het begrip dienst ruim geïnterpreteerd wordt en dat dus mogelijk ook het verkopen van goederen vanuit een standplaats onder de Dienstenrichtlijn kan vallen.
Met betrekking tot het in deze zaak bestreden bestemmingsplan van de gemeente Appingedam concludeert het Hof dat het bestemmingsplan geen vergunningstelsel is in de zin van art. 4 punt 6 Dienstenrichtlijn. Dit betekent echter niet dat een bestemmingsplan geheel is uitgesloten van de werkingssfeer van de Dienstenrichtlijn, aldus het Hof. Het bestemmingsplan is volgens het Hof wel een ‘eis’ in de zin van art. 4 punt 7 Dienstenrichtlijn. Hoewel het betreffende bestemmingsplan niet-volumineuze detailhandel buiten het stadscentrum verbiedt is het niet in strijd met de Dienstenrichtlijn, mits aan alle in art. 15 lid 3 Dienstenrichtlijn genoemde voorwaarden is voldaan. Deze uitspraak van het Hof is van belang voor de vraag welke beperkende brancheringsregelingen overheden kunnen stellen. Dit biedt mogelijk handvatten om te kunnen beoordelen of de brancheringsregeling in deze praktijkvraag, namelijk het laten aansluiten van het aanbod van standplaatsen bij het bestaande winkelaanbod, een dwingende reden van algemeen belang zou kunnen zijn.
Madeleine Heitmeijer-Broersen, Europa decentraal
Dienstenrichtlijn, Europa decentraal
Vergunningstelsels en eisen, Europa decentraal
Belangrijke uitspraak EU-Hof over de Dienstenrichtlijn in twee Nederlandse zaken, nieuwsbericht Europa decentraal
Het nieuwe normenstelsel voor schaarse besluiten: keuzes voor gemeenten, factsheet VNG
De dienstenrichtlijn in Nederland, proefschrift mw. Botman
Transparante en eerlijke verdeling van schaarse besluiten: een onderzoek naar de toegevoegde waarde van een transparantieverplichting bij de verdeling van schaarse besluiten in het Nederlandse bestuursrecht, proefschrift mw. Drahmann
Werkt u voor een decentrale overheid of het Rijk en hebt u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met de helpdesk van Europa decentraal:
Wekelijks op de hoogte gehouden worden van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen? Neem dan een gratis abonnement op nieuwsbrief de Europese Ster.