Brexit: nog één jaar te gaan. Wat is er afgelopen jaar gebeurd?
Bijna een jaar geleden, op 29 maart 2017, heeft het VK aan de Europese Raad laten weten dat zij de EU gaat verlaten. Uittreding van lidstaten uit de EU is…
Lees meerAbonneer u dan op de Europese Ster en mis niks van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen.
Bijna een jaar geleden, op 29 maart 2017, heeft het VK aan de Europese Raad laten weten dat zij de EU gaat verlaten. Uittreding van lidstaten uit de EU is…
Lees meerBijna een jaar geleden, op 29 maart 2017, heeft het VK aan de Europese Raad laten weten dat zij de EU gaat verlaten. Uittreding van lidstaten uit de EU is vastgelegd in art. 50 van het EU-Verdrag. Hierin is bepaald dat het VK en de EU twee jaar de tijd hebben om tot een uittredingsovereenkomst te komen, voordat het VK uit de EU zal treden. Het is dus waarschijnlijk dat het VK over een jaar (op 29 maart 2019) de EU zal verlaten. Met deze mijlpaal van één jaar tot uittreding in het vooruitzicht zal dit artikel een overzicht geven van de ontwikkelingen van afgelopen jaar en een korte vooruitblik schetsen.
De eerste stappen in 2017 in het Brexit-proces waren onderhandelingen over de Brexit. Het VK stelde in de zogenaamde notificatiebrief voor om onderhandelingen over de toekomst en over de terugtrekking tegelijkertijd te doen. De EU had echter de wens voor een gefaseerde onderhandeling. Dat wil zeggen dat de onderhandelingen in verschillende fases plaats zouden vinden. In dat geval wordt eerst de terugtrekking en daarna de toekomstige relatie behandeld. In de dagen voor de eerste onderhandelingen, op 19 juni 2017, bleek dat de onderhandelingen volgens de wensen van de EU in fases gevoerd zouden worden.
De structuur van de Brexit-onderhandelingen volgt in grote lijnen de volgorde die art. 50 lid 2 en 3 van het Verdrag van de Europese Unie (VEU) aangeeft. Daarin staat dat de EU een akkoord moet sluiten met de uittredende lidstaat over de voorwaarden van terugtrekking (een uittredingsovereenkomst) en daarbij rekening moet houden met toekomstige betrekkingen.
Na de verkiezingen in het VK op 8 juni 2017, waarin Premier May haar absolute meerderheid in het Britse parlement verloor, begonnen de Brexit-onderhandelingen (op 19 juni 2017). De Europese Raad heeft tijdens de Europese top van 29 april 2017 onderhandelingsrichtsnoeren opgesteld voor de Brexit-onderhandelingen en tevens de Europese Commissie gemandateerd om de onderhandelingen te voeren. In deze richtsnoeren zet de Raad uiteen waar de uittredingsovereenkomst aan moet voldoen. De Britten onderhandelden aan de hand van een white paper met een 12-punten plan. Onderhandelingen tijdens de eerste fase dienen uitsluitsel te bieden binnen de uitredingsovereenkomst over drie onderwerpen: de Britse financiële bijdrage aan de EU, wat er gebeurt met de Noord-Ierse grens en wat de rechten van Britse burgers in de EU en EU-burgers in het VK zijn na de Brexit.
Begin december 2017 werd na een aantal maanden met moeizame onderhandelingen een voorlopige overeenstemming bereikt over het merendeel van de uittredingsonderwerpen. Wederzijdse burgerrechten zouden gegarandeerd blijven en het Britse hof zou zich hierin laten leiden door het Hof van Justitie van de Europese Unie. Bovendien stemde het VK ermee in om alle financiële verbintenissen die het tijdens het EU-lidmaatschap zijn aangegaan na te komen. Over de Noord-Ierse kwestie kwam geen uitsluitsel; er is overeenkomst dat er een unieke oplossing dient te komen en dat een harde grens moet worden vermeden. De Europese Raad kwam op 15 december 2017 tot de conclusie dat dit desalniettemin als voldoende vooruitgang kon worden beschouwd en gaf het akkoord om simultaan de onderhandelingen voor een tweede fase te starten. De Europese Raad heeft dan ook tijdens dezelfde top onderhandelingsrichtsnoeren voor deze tweede fase vastgesteld. Tijdens de tweede fase wordt onderhandeld over de toekomstige relatie van de EU met het VK en de transitieperiode.
Op 28 februari 2018 publiceerde de Commissie een conceptvoorstel voor de uittredingsovereenkomst. Deze bevat de voorlopige afspraken die gemaakt werden in december 2017 en voorstellen voor een zogenaamde transitieperiode, uitgewerkt tot een volledig verdrag. Dit zal het uittredingsakkoord worden, waarmee het VK op een georganiseerde manier uit de EU kan stappen.
Ervan uitgaande dat de uittredingsovereenkomst wordt getekend door het VK, moet deze nog door alle nationale parlementen, de Europese Raad en het Europese Parlement worden goedgekeurd voor de Brexit op 29 maart 2019. Volgens de schattingen van de Commissie moet het akkoord klaar zijn in oktober 2018 om tijdig geratificeerd te zijn voor de Brexit-datum.
In het concept van de uittredingsovereenkomst stelt de EU voor om een transitieperiode in te stellen tot 31 december 2020 (de dag voordat het nieuwe Meerjarig Financieel Kader ingaat) waarin de VK zich wel houdt aan het acquis van de EU, maar geen lid is van de EU en daardoor geen inspraak meer heeft op de Europese besluitvorming. Tevens wordt erin voorgesteld om Noord-Ierland na de Brexit onderdeel te laten blijven van de interne markt, tenzij er een andere overeenkomst wordt bereikt. Hoewel premier May eind februari 2018 nog zei dat dit akkoord de grondwettelijke eenheid van het Verenigd Koninkrijk zou aantasten, werd vorige week maandag bekend dat er wat betreft de hoofdlijnen een principeakkoord is tussen de EU en het VK over het concept van de Commissie voor een uittredingsovereenkomst. De EU heeft hierin ook concessies gedaan; het VK is toegestaan om met andere landen onderhandelingen te beginnen over nieuwe handelsakkoorden tijdens de transitieperiode. Meer informatie over het principeakkoord vindt u in het artikel: EU en VK presenteren voorlopig Brexit-akkoord.
Tijdens de Europese Raad van 23-24 maart 2018 werden de onderhandelingsrichtsnoeren voor de toekomstige relatie met het VK vastgesteld. Ervan uitgaande dat het terugtrekkingsakkoord wordt aangenomen, hebben het VK en de EU tot 31 december 2020 de tijd om een nieuwe handelsovereenkomst te sluiten en afspraken te maken op andere terreinen. Volgens de voorzitter van de Europese Raad Tusk is extra wrijving in de nieuwe handelsrelatie tussen het VK en de EU onontkoombaar. Meer informatie over de aangenomen onderhandelingsrichtsnoeren leest u in het artikel: Europese Raad neemt richtsnoeren aan voor post-Brexit relatie.
Afgelopen jaar is er enige vooruitgang geboekt in de onderhandelingen over de terugtrekking van het VK uit de EU. In grote lijnen ligt er een principeakkoord. Het heetste hangijzer – de Ierse grenskwestie – is echter nog niet opgelost. Daarom is het goed om het adagium van de Brexit-onderhandelingen ter harte te nemen: “Nothing is agreed until everything is agreed”. Met andere woorden: totdat de onderhandelingen omtrent de Brexit volledig zijn afgerond, is het principeakkoord omtrent de uittredingsovereenkomst nog niet definitief.
Wat de uitkomst van de Brexit-onderhandelingen ook zal zijn, de Brexit zal zonder twijfel impact hebben op Nederland en daarmee ook op de decentrale overheden en hun praktijk. Uit een recent rapport van het Comité van de Regio’s blijkt dat 60% van de regio’s uit het onderzoek nog niet zijn begonnen met een het formuleren van een gestructureerd beeld van de Brexit en zijn impact. Meer informatie over de economische impact op Nederland en zijn regio’s leest u in het artikel: Kansen en risico’s voor de regionale en lokale economie: Brexit-rapporten nader beschouwd
Europa decentraal houdt de ontwikkelingen rondom de Brexit nauwlettend in de gaten. Op onze pagina over ons Brexit-loket voor decentrale overheden kunt u meer lezen over de uittreding van het VK uit de EU. Daarnaast kunnen decentrale overheden hier terecht met hun vragen over de Brexit.
Fabian Wondergem en David Schutrups, Europa decentraal
Brexit-loket, Europa decentraal
Brexit, Europa decentraal
Artikel 50 procedure, Europa decentraal
Europese Commissie publiceert concept uittredingsovereenkomst, Europa decentraal
Standpunt van de lidstaten, Europa decentraal
Het Europees Parlement heeft op 14 maart zijn gezamenlijke standpunt over de volgende lange termijn EU-begroting vastgesteld. Volgens de Europarlementariërs moet de EU-begroting nieuwe prioriteiten financieren en het gat dat…
Lees meerHet Europees Parlement heeft op 14 maart zijn gezamenlijke standpunt over de volgende lange termijn EU-begroting vastgesteld. Volgens de Europarlementariërs moet de EU-begroting nieuwe prioriteiten financieren en het gat dat het vertrek van het Verenigd Koninkrijk achterlaat dichten zonder te bezuinigen op het bestaande beleid.
Nieuwe prioriteiten financieren
Het Europees Parlement heeft twee resoluties aangenomen over de uitgaven en inkomsten van het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) dat naar alle waarschijnlijkheid vanaf 2021 in werking treedt. Het Parlement wil dat de EU-begroting overeenkomt met de politieke prioriteiten en de nieuwe uitdagingen waarmee alle lidstaten worden geconfronteerd, of het nu gaat om migratie, defensie, veiligheid of klimaatverandering. Het Europees Parlement is van mening dat het Brexit-gat moet worden gedicht en dat er een verhoging van het budget nodig is.
Het Europees Parlement is van mening dat de huidige limiet voor EU-uitgaven moet worden verhoogd van 1% tot 1,3% van het bni van de EU, om de nieuwe prioritaire gebieden te kunnen financieren zonder de Europese regio’s of landbouwgemeenschappen te schaden. Het Europees Parlement wil niet dat er wordt bezuinigd op de bestaande beleidsgebieden: het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het cohesiebeleid. Er moet niet minder uitgegeven worden aan traditionele opgaven, maar er moet nieuw geld bij voor nieuwe taken.
Het Parlement streeft naar een versterking van de eigen Europese middelen en geleidelijke invoering van nieuwe Europese eigen middelen, gebaseerd op het herzien en/of invoeren van belastingen op financiële transacties, belastingen op digitale sectoren en milieubelastingen.
De twee resoluties geven input voor de MFK-voorstellen van de Europese Commissie, die begin mei 2018 worden gepubliceerd. De goedkeuring van een nieuw MFK vereist de goedkeuring van het Europees Parlement. Het EP streeft naar een afwikkeling van het akkoord vóór de Europese verkiezingen in mei 2019.
Solange Kamm, Huis van de Nederlandse Provincies
Funding Europe’s future: EU’s post-2020 budget must match policy goals, persbericht Europees Parlement
Resolutie ‘Het volgende MFK: voorbereiding van het standpunt van het Parlement ten aanzien van het MFK voor de periode na 2020’, Europees Parlement
Resolutie ‘Reform of the European Union’s system of own resources’, Europees Parlement
De commissie Economisch Beleid (ECON) van het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) heeft een rapport uitgebracht waarin mogelijke gevolgen van de Brexit voor Europese regio’s behandeld worden. In deze…
Lees meerDe commissie Economisch Beleid (ECON) van het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) heeft een rapport uitgebracht waarin mogelijke gevolgen van de Brexit voor Europese regio’s behandeld worden. In deze longread analyseert Europa decentraal de belangrijkste onderdelen van het rapport en het effect voor Nederlandse (decentrale) overheden. Daarnaast worden de bevindingen uit het rapport met die uit eerder gepubliceerde Brexit-rapporten vergeleken.
Het rapport toont een analyse over onder meer de invloed van de Brexit op de economische primaire sector van Europese regio’s. Met de primaire sector worden de voedsel- en grondstoffenindustrieën bedoeld. In het CvdR-rapport worden groenten, voedsel, hout en visserij nader uitgelicht.
Tevens wordt er in het rapport verwezen naar een wetenschappelijke studie, waaruit blijkt dat EU-lidstaat Ierland de grootste impact zal voelen in de primaire sector. Nederland en België worden daarna het sterkst geraakt. In deze studie wordt onder meer de blootstelling van de primaire sector in “NUTS2 regio’s” (in Nederland zijn dit de twaalf provincies) aan de Brexit geanalyseerd. Noord-Holland (12,3%), Flevoland (12,3%) en Noord-Brabant (12,2%) worden in het CvdR-rapport genoemd als Nederlandse regio’s die de grootste (economische) blootstelling aan de Brexit ondervinden in de primaire sector. De blootstelling van de twintig kwetsbaarste regio’s ten aanzien van de primaire sector zijn te vinden in onderstaande tabel:
The 20 most exposed NUTS2 regions in primary industries. | |||||
Region | Country | Exposure | Region | Country | Exposure |
Border Midlands and Western | Ireland | 30,1 % | Zeeland | Netherlands | 9,6 % |
Southern and Eastern | Ireland | 23,8 % | Friesland | Netherlands | 9,1 % |
Noord-Holland | Netherlands | 12,3 % | Groningen | Netherlands | 8,6 % |
Flevoland | Netherlands | 12,3 % | Hovedstadsreg | Denmark | 8,4 % |
Noord-Brabant | Netherlands | 12,2 % | Drenthe | Netherlands | 8,3 % |
Limburg (NL) | Netherlands | 11,4 % | Prov Luxembourg | Belgium | 7,7 % |
Gelderland | Netherlands | 11,4 % | Prov West-Vlaanderen | Belgium | 7,0 % |
Zuid-Holland | Netherlands | 11,1 % | Prov Namur | Belgium | 6,3 % |
Overijssel | Netherlands | 11,0 % | Prov Antwerpen | Belgium | 6,2 % |
Utrecht | Netherlands | 10,4 % |
Bron: CvdR-rapport, p. 13
Visserij
In het CvdR-rapport wordt ook aandacht besteed aan de visserij en de mogelijke gevolgen van de Brexit op deze sector. Een situatie waarin het VK haar territoriale wateren nationaliseert, zou een grote invloed kunnen hebben voor Franse, Ierse en ook Nederlandse vissers. Dit zou namelijk kunnen betekenen dat de vangsten verminderen en dat het werkproces van vissersschepen wordt vermoeilijkt, waardoor de werkgelegenheid binnen deze sector aangetast kan worden. Volgens het rapport zou de Brexit nog een groter effect kunnen hebben op de secundaire en tertiaire sector. Menig lokale economie wordt aangedreven door de visserij.
In een eerder dit jaar uitgebracht rapport van KPMG over de Brexit, wordt aan de hand van voorbeelden uit zes sectoren (vlees, snijbloemen, verf, accountancy, brandblussers en communicatiemiddelen) een analyse gemaakt van de mogelijke gevolgen van non-tarifaire handelsbelemmeringen (handelsbarrières die niet financieel van aard zijn) op de Nederlandse economie.
Hierin wordt geconcludeerd dat, van alle onderzochte sectoren, de sectoren vlees en snijbloemen (goederen uit de primaire sector) mogelijk het hardst worden geraakt bij een Brexit. Aangezien het hier om versproducten gaat en het niet zeker is of de douane (aan zowel Nederlandse als Britse kant) de extra werkzaamheden als gevolg van Brexit direct aan kan, zullen deze producten door een mogelijk latere verwerking sneller hun kwaliteit verliezen dan niet-versproducten.
De ING heeft halverwege 2017, aan de hand van een Brexit-gevoeligheidsindex, onderzocht wat de gevolgen zijn van de Brexit op Nederlandse provincies in verschillende economische sectoren. Ook werd er in dit onderzoek gekeken naar de invloed van Brexit op de agrofoodsector in Nederland, en in de afzonderlijke provincies.
Het ING-rapport stelt dat voor zeven van de twaalf provincies de export naar het VK grotendeels bestaat uit Agrofood (voedsel en dranken). Dit zijn de provincies Friesland, Drenthe, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland. Voor de provincie Groningen omslaat het grootste deel van de export naar het VK grondstoffen (voornamelijk gas). Ook schrijft de ING dat Nederland Europa’s grootste agrofood exporteur is.
KPMG concludeert dat, van alle onderzochte productgroepen, de Brexit op vleesproducten en snijbloemen de grootste impact zal hebben. Daarnaast stelt ING in haar onderzoek dat de agrofoodsector domineert in de export naar het VK. Uit het CvdR-rapport blijkt dat Nederlandse provincies in de top-20 meest beïnvloede regio’s staat als het gaat om de primaire sector na de Brexit. Het is dus zeer waarschijnlijk dat Nederlandse regio’s de effecten van de Brexit in de primaire sector gaan merken.
De secundaire sector, ook wel de industriële sector, loopt ook veel risico door de Brexit volgens het CvdR-rapport. In dit rapport heeft het Comité blootstellingsniveaus berekent. Er zijn vijf regio’s in Nederland waarvan 10% van de industriële sector is blootgesteld aan de Brexit. Dit zijn Zuid-Holland (11,4%), Flevoland (10,5%), Groningen (10,2%), Noord Holland (10,2%) en Overijssel (10%).
In de Policy Brief van het Centraal Planbureau (CPB) over de Brexit, worden vier sectoren geïdentificeerd die het meeste productieverlies zullen leiden: de voedselverwerkende industrie, elektrische apparatuur, motorvoertuigen en onderdelen, en chemie, rubber en kunststof. Niet geheel verassend zijn deze sectoren ook het meest verbonden met het VK. Het CPB schat in dat deze sectoren 5% productieverlies zullen lijden.
Tegelijkertijd creëert de Brexit, volgens het ING-rapport over de regionale impact van de Brexit, ook kansen. Met name Twente en Oost-Brabant kunnen dankzij hun sterke positie in de machinebouw en transportmiddelenindustrie mogelijk een deel van de export van het VK richting de EU overnemen. Voor Zeeland en de omgeving Rijnmond liggen er kansen op het gebied van chemie. Ook Drenthe, Flevoland en Limburg hebben een industriesector die kwetsbaar is voor de Brexit, maar die tegelijkertijd in staat kan zijn om Brits marktaandeel over te nemen.
Het is belangrijk om te realiseren dat bijna alle Nederlandse industrie exporteert naar het VK en dus kwetsbaar is voor de Brexit. Hoe hoog dat risico zal zijn hangt af van het akkoord dat de EU en het VK sluiten over de toekomstige relatie. Het is zaak om de onderhandelingen nauwgezet te volgen, op die manier kunnen bedreigingen worden geïdentificeerd en kansen worden benut.
De tertiaire sector verwijst naar de dienstensector. De effecten van de Brexit op deze sector zijn veel complexer en moeilijker te meten dan bij de primaire en secundaire sector, aldus het CvdR-rapport. In tegenstelling tot de andere sectoren, hoeft de Brexit in deze sector echter niet noodzakelijkerwijs een negatief effect te hebben. Financiële dienstverlening maakt het leeuwendeel uit van de Britse dienstenexport, aldus ING. Dit komt onder andere doordat het financiële hart van de EU momenteel in Londen is gesitueerd. In deze sector liggen dus kansen voor andere EU/eurozone-lidstaten.
Op dit moment hebben financiële dienstverleners uit het VK nog toegang tot het paspoort voor financiële diensten, maar daar komt met de Brexit mogelijk verandering in. Het paspoort voor financiële diensten geeft financiële bedrijven die zijn gevestigd in een EU-lidstaat de mogelijkheid om hun diensten te verlenen in de rest van de EU. Op die manier kan een bedrijf in Almelo een financiële dienst in Londen afnemen, alsof deze financiële dienstverlener zich ook in Almelo bevindt. Wat er gaat gebeuren met het paspoort voor de City, het financiële hart van Londen, is nog niet duidelijk, maar de kans is niet groot dat deze in dezelfde vorm zal blijven bestaan. Tenzij de toekomstige relatie tussen het VK en de EU heel nauw wordt, bestaat de kans dat er minstens een deel van de financiële-dienstensector zich zal moeten verplaatsen van Londen naar de EU.
Zowel het rapport van de ING, het rapport van het CPB als het rapport van het CvdR zijn het erover eens dat de (financiële) dienstensector één van de weinige sectoren is waar economische groei zou kunnen ontstaan dankzij de Brexit. Het CPB heeft het over een stijging van 15.000 banen in de lowtech-industrie en in de financiële dienstensector. Een kanttekening is wel op zijn plaats. Londen is een metropool waarbinnen professionele netwerken zich decennia lang hebben kunnen ontwikkelen en die diep geïntegreerd zijn met andere sectoren. Hoewel er kansen liggen voor de Randstad, merkt de ING op dat verplaatsing van financiële kantoren geld kost, de concurrentie met andere EU-lidstaten hoog is en dat de Nederlandse dienstensector niet een-op-een aansluit op de Britse. Hoeveel de Nederlandse dienstensector dus daadwerkelijk zal profiteren van de Brexit is niet duidelijk. De Nederlandse dienstensector richt zich namelijk, in tegenstelling tot de Britse dienstensector, met name op ICT, techniek en transport.
Een andere dienstensector is bijvoorbeeld toerisme. Het CvdR-rapport identificeert hier met name mogelijke problemen voor populaire bestemmingen voor Britse toeristen, zoals Portugal en andere mediterrane landen. Bovendien is de dienstensector van Nederland veel minder nauw verweven met het VK dan andere sectoren, aldus het CPB. Deze verwevenheid ligt onder de 5%. Er zal dus weinig productieverlies optreden in deze sector.
Matthijs Binnema, Fabian Wondergem en David Schutrups, Europa decentraal
Assessing the exposure of EU27 regions and cities to the UK’s withdrawal from the European Union, rapport Comité van de Regio’s
Brexit, Europa decentraal
Brexit-loket, themapagina Europa decentraal
Comité van de Regio’s, Europa decentraal
Rapport Brexit: Mogelijke handelsbelemmeringen voor Nederland, nieuwsbericht Europa decentraal
Brexit report: social and economic impact on cities, regions and businesses, persbericht CvdR
Studie: ‘’The continental divide? Economic exposure to Brexit in regions and countries on both sides of The Channel’’
Regionale impact brexit verschilt, rapport ING economisch bureau
Vrijdag 23 maart 2018 heeft de Europese Raad de richtsnoeren voor de onderhandelingen over de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk (VK) en de Europese Unie (EU) na de Brexit…
Lees meerVrijdag 23 maart 2018 heeft de Europese Raad de richtsnoeren voor de onderhandelingen over de toekomstige relatie tussen het Verenigd Koninkrijk (VK) en de Europese Unie (EU) na de Brexit aangenomen. In de richtsnoeren worden thema’s zoals handel, economie en internationale veiligheid behandeld.
De Europese Raad herbevestigt in de richtsnoeren de vastberadenheid van de EU om een zo hecht mogelijke toekomstige samenwerking met het VK te willen nastreven. Een dergelijke samenwerking zou zich, volgens de Europese Raad, toespitsen op het gebied van handel, economische coöperatie, maar ook op internationale thema’s zoals de strijd tegen terrorisme, misdaad, veiligheid, defensie en buitenlands beleid.
In de richtsnoeren is rekening gehouden met de standpunten die eerder door het VK zijn ingenomen. Dit heeft volgens de Europese Raad tot gevolg dat de mogelijkheden van een eventueel toekomstig partnerschap op handelsgebied beperkt zijn. Aangezien het VK niet meer tot de douane-unie en de Europese interne markt wil behoren. De Europese Raad herbevestigd in dit verband dat de vier vrijheden ondeelbaar zijn en er geen sectorale deelname aan de interne markt mogelijk zal zijn. De afwezigheid van het VK in de douane-unie en de interne markt zal, volgens de Europese Raad, tot onvermijdelijke fricties leiden.
Verder stelt de Europese Raad dat de aanpak in deze richtsnoeren de rechten en verplichtingen weergeven die verenigbaar zijn met eerder ingenomen posities van het VK. Indien de standpunten van het VK veranderen heeft de EU voorbereidingen getroffen om deze mogelijke veranderingen in harmonie met de beginselen uit de richtsnoeren van 29 april 2017, 15 december 2017 en/of de huidige richtlijnen te heroverwegen.
Europa decentraal houdt de ontwikkelingen rondom de Brexit nauwlettend in de gaten. Op onze website kunt u meer lezen over het onderwerp en kunnen decentrale overheden met al hun vragen over de Brexit bij ons Brexit-loket terecht.
Matthijs Binnema en Jos Pees, Europa decentraal
Richtsnoeren toekomstige betrekkingen VK en EU, Europese Raad
European Council (Art. 50) guidelines on the framework for the future EU-UK relationship, persbericht Europese Raad
Statement van Donald Tusk over concept richtlijnen, Europese Raad
Brexit, Europa decentraal
Brexit-loket, Europa decentraal
Toekomstige relatie met het VK na uittreding, Europa decentraal
De Europese Commissie opent de mogelijkheid om feedback te geven op de roadmap ‘Herziening van de regels voor kosteloze toewijzing in het EU-emissiehandelssysteem’.
Lees meerDe Europese Commissie opent de mogelijkheid om feedback te geven op de roadmap ‘Herziening van de regels voor kosteloze toewijzing in het EU-emissiehandelssysteem’.
Roadmaps zijn bedoeld om burgers en belanghebbenden te informeren over het werk van de Commissie zodat zij feedback kunnen geven en effectief kunnen deelnemen aan toekomstige consultatie mogelijkheden. Burgers en belanghebbenden worden met name uitgenodigd om hun mening te geven en relevante informatie die zij hebben te delen zodat de Commissie problemen en mogelijke oplossingen goed in beeld krijgt.
Het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) is een belangrijk onderdeel van het Europese klimaatbeleid om de EU-doelstellingen op het gebied van het kosteneffectief verminderen van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken. Gedurende de jaren is de EU-ETS richtlijn meermaals herzien. Hoewel deze herziene EU-ETS-richtlijn de belangrijkste criteria bepaalt voor het vaststellen van de toewijzingsregels voor gratis CO2-emissierechten en de regels voor het aanpassen van gratis toewijzing aan productiewijzigingen, is er behoefte aan meer gedetailleerde implementatie vereisten. Deze vereisten omvatten de toevoeging of verwijdering van definities, mogelijke wijzigingen in de monitoringsregels met betrekking op de door de lidstaten verzamelde gegevens en de gegevens op productieniveau en de bepaling van historische activiteitenniveaus.
De Commissie streeft ernaar om twee besluiten toe te voegen aan de EU-ETS richtlijn, die zijn gericht op het specificeren van meer gedetailleerde implementatievereisten voor de gratis toewijzing en aanpassingen van emissierechten om koolstoflekkage te voorkomen.
De roadmap bevat meerdere mogelijkheden tot consultatie:
Solange Kamm, Huis van de Nederlandse Provincies
Revising the rules for free allocation in the EU Emissions Trading System, Europese Commissie
Roadmap ‘Herziening van de regels voor kosteloze toewijzing in het EU-emissiehandelssysteem’, Europese Commissie
Er is een grote stap gezet ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie in Nederland. Voor de Nederlandse kust zal namelijk het eerste windmolenpark zonder subsidie gebouwd worden. Hiermee…
Lees meerEr is een grote stap gezet ter bevordering van het gebruik van hernieuwbare energie in Nederland. Voor de Nederlandse kust zal namelijk het eerste windmolenpark zonder subsidie gebouwd worden. Hiermee komt Nederland dichter bij het behalen van zijn doelstellingen in het kader van hernieuwbare energie.
Nuon is als winnaar uit de bus gekomen na de tenderprocedure voor de vergunning voor het bouwen en exploiteren van het eerste windmolenpark ter wereld zonder subsidie. Dit subsidievrije windpark op de Noordzee moet zijn eerste energie gaan leveren in 2022.
Tot nog toe nam de overheid altijd een deel van het risico weg dat gepaard gaat met dit soort grote investeringen door een minimumprijs voor geproduceerde stroom te garanderen. In het geval de werkelijke prijs onder de afgesproken prijs lag, vulde de overheid het tekort aan met staatsmiddelen. Bij dergelijke concurrentievoorwaarden kan er sprake zijn van staatssteun.
De vergunning voor de bouw en exploitatie van het windmolenpark Hollandse kust (zuid) betreft een schaarse vergunning. Wanneer het aantal beschikbare vergunningen wordt beperkt, moet op grond van de Dienstenrichtlijn worden voorzien in een speciale selectieprocedure die onpartijdigheid en transparantie waarborgt. Voorbeelden van dergelijke procedures zijn aanbestedingsprocedures of lotingen.
Voor het verlenen van de vergunning voor het windmolenpark is er gebruik gemaakt van een zogeheten tenderprocedure. Om uit de verschillende aanvragen in de tenderprocedure de beste partij te selecteren, zijn de vergunningaanvragen middels een vergelijkende toets door een commissie van onafhankelijke deskundigen beoordeeld en gerangschikt aan de hand van de volgende criteria:
Het nieuwe windmolenpark draagt bij aan het verwezenlijken van de Europese doelstelling uit de richtlijn hernieuwbare energie. In navolging van de Europa 2020-strategie is afgesproken dat 20% van alle energie binnen de Europese Unie uit hernieuwbare bronnen moet komen. Let wel, dit gaat over de volledige Europese Unie. Deze richtlijn stelt geen doelstellingen voor afzonderlijke lidstaten. De lidstaten moeten zelf nationale actieplannen en een streefcijfer voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen opstellen. In 2017 bedroeg het totale percentage energie uit hernieuwbare bronnen in de EU 16,7%.
De Nederlandse regering sloot in 2013 met 40 verschillende organisaties vanuit de samenleving het Energieakkoord, waarin het doel werd gesteld dat in 2020 14% van alle energie uit hernieuwbare bronnen moet komen en in 2023 16%. In 2016 omvatte het aandeel hernieuwbare energie in Nederland 5,9% van de totaal gebruikte energie: 0,1% meer dan in 2015. Dit betekent dat er door Nederland nog een flinke stap moet worden gemaakt. Om de doelstelling in 2020 te behalen moet er vanaf 2017 nog 8,1% extra hernieuwbare energie worden opgewekt. Windmolenparken spelen hierbij een belangrijke rol.
Eind 2016 heeft de Europese Commissie een pakket maatregelen gepresenteerd om de omschakeling naar een koolstofarme economie te voltooien. Dit pakket betreft ook een herzieningsvoorstel van de richtlijn hernieuwbare energie. In dit voorstel stelt de Commissie voor om het Europese streefcijfer voor hernieuwbare energie in 2030 op 27% vast te stellen. Inmiddels heeft het Europees Parlement haar positie ten aanzien van het voorstel ingenomen en ingezet op een verhoging naar 35%. Ook de Raad van Ministers heeft een algemene positie ingenomen en gaat mee met het door de Commissie voorgestelde percentage van 27%. Momenteel zijn de instellingen in onderhandeling.
Nederland heeft in de Energieagenda van 2016 (niet te verwarren met het Energieakkoord) ervoor gekozen om alleen het doel van 40% CO2-reductie te stellen. Dit betekent dat de Nederlandse overheid vooralsnog geen doelstelling hernieuwbare energie heeft na 2023. In het regeerakkoord van Rutte III wordt de ambitie voor een Energie- en Klimaatakkoord uitgesproken, maar deze is nog niet gerealiseerd.
De positieve uitkomst van de eerste tenderprocedure voor een subsidieloos windmolenpark schept vertrouwen, maar vormt geen garantie dat ook toekomstige windmolenparken zonder subsidie gerealiseerd kunnen worden. Gunstige marktomstandigheden zoals een lage rente kunnen immers wijzigen. Overigens is er wel een bodemonderzoek uitgevoerd op kosten van de overheid en worden er kabels aangelegd naar het vaste land middels financiering door de overheid. De overheid ondersteunt de windmolenparken dus wel degelijk op financieel vlak.
Fabian Wondergem, Marieke Merkus & Jos Pees, Europa decentraal
Nuon krijgt vergunning voor windpark zonder subsidie, Rijksoverheid
Kamerbrief uitslag 3e tender windenergie op zee van het windenergiegebied Hollandse kust (zuid), Rijksoverheid
Dienstenrichtlijn, Europa decentraal
Staatssteun, Europa decentraal
Roadmap energietransitie 2050, Europa decentraal
Praktijkvraag: Welke doelen heeft de EU gesteld met betrekking tot klimaat?, Europa decentraal
Praktijkvraag: Wat houdt het EU klimaat en energiebeleid 2030 in?, Europa decentraal
De Europese Commissie opent de mogelijkheid om feedback te geven op de roadmap ‘De Nieuwe Europese Agenda voor Cultuur’.
Lees meerDe Europese Commissie opent de mogelijkheid om feedback te geven op de roadmap ‘De Nieuwe Europese Agenda voor Cultuur’.
Roadmap
Roadmaps zijn bedoeld om burgers en belanghebbenden te informeren over het werk van de Commissie zodat zij feedback kunnen geven en effectief kunnen deelnemen aan toekomstige consultatie mogelijkheden. Burgers en belanghebbenden worden met name uitgenodigd om hun mening te geven en relevante informatie die zij hebben te delen zodat de Commissie problemen en mogelijke oplossingen goed in beeld krijgt.
De diversiteit in Europese culturen is een belangrijk onderdeel van de Europese gemeenschappen en economie. Het is inmiddels tien jaar geleden dat de Europese Agenda 2007 werd aangenomen en door nieuwe strategische uitdagingen op het gebied van samenleving, economie en externe relaties is een herziening van de Europese Agenda nodig. 2018 is het Europese jaar voor cultureel erfgoed, een directe aanleiding om de agenda voor cultuur te herzien.
Het doel van de voorgestelde nieuwe agenda voor cultuur is het bevorderen van de culturele dimensie van de EU, met nadruk op het verbeteren van de Europese identiteit door middel van cultuur en waarden. De agenda voor cultuur zal ernaar streven om bij te dragen aan grotere sociale cohesie, herpositionering van de Europese Unie in de context van de wereldwijde publieke diplomatie, en het aanpakken van de belangrijkste sociale, politieke en technologische ontwikkelingen van het afgelopen decennium.
De periode voor feedback loopt van 20 maart tot en met 17 april 2018.
Solange Kamm, Huis van de Nederlandse Provincies
The New European Agenda for Culture, Europese Commissie
Roadmap ‘De Nieuwe Europese Agenda voor Cultuur’, Europese Commissie
Ook in 2017 heeft kenniscentrum Europa decentraal weer veel medewerkers van (de)centrale overheden geholpen met thema’s als staatssteun, aanbestedingen en natuurlijk de nieuwe privacywetgeving. Bent u benieuwd naar het afgelopen…
Lees meerOok in 2017 heeft kenniscentrum Europa decentraal weer veel medewerkers van (de)centrale overheden geholpen met thema’s als staatssteun, aanbestedingen en natuurlijk de nieuwe privacywetgeving. Bent u benieuwd naar het afgelopen jaar van het kenniscentrum? Lees het jaarverslag 2017.
In 2017 bestond kenniscentrum Europa decentraal 15 jaar. Het thema ‘Europees recht beter geregeld’ werd centraal gesteld in de lustrumviering van het kenniscentrum die plaatsvond in het Diligentia-theater in Den Haag. Ook het afgelopen jaar zag het kenniscentrum weer een groeiende belangstelling bij de doelgroep voor (de toepassing van) Europees recht en beleid. Nog nooit was het aantal websitebezoeken zo hoog. Het aantal paginaweergaven is toegenomen met 39% ten opzichte van het jaar 2016. Ook het aantal gestelde vragen via de helpdesk en tijdens bijeenkomsten bereikte wederom een piek. De meeste vragen werden gesteld over staatssteun (38%), aanbestedingen (30%) en informatiemaatschappij/privacy (12%). Daarnaast constateerde Europa decentraal dat interactie met doelgroepen via social media steeds belangrijker wordt, gezien de groeiende aantallen volgers, weergaven en interacties. Tot slot is het aantal abonnees op de nieuwsbrief de Europese Ster met 10% gestegen ten opzichte van 2016.
In 2017 heeft het Coördinatiepunt Staatssteun van Europa decentraal een recordaantal kennisgevingen begeleid. Gemeenten en provincies maakten in 2017 wederom meer gebruik van vrijstellingsmogelijkheden wat heeft geresulteerd in 227 kennisgevingen. Het merendeel van de kennisgevingen in 2017 had betrekking op een individuele steunmaatregel (ad hoc steun). Daarnaast worden de vrijstellingsverordeningen vaak ingezet om steunregelingen kennis te geven. Provincies maken het meest gebruik van de kennisgevingsprocedure, maar ook gemeenten en managementautoriteiten passen de vrijstellingsverordeningen in toenemende mate toe. De precieze aantallen en percentages zijn terug te vinden in de kennisgevingen-barometer op de website van Europa decentraal.
Europa decentraal publiceert al sinds enige jaren wekelijkse praktijkvragen en maandelijkse EUrresten. Deze publicaties worden altijd goed gelezen. Zo ook in 2017 weer. Met de praktijkvragen beantwoordt Europa decentraal praktijkgerichte vragen die vaak gesteld worden, actueel zijn of extra aandacht verdienen. In de rubriek EUrrest attendeert Europa decentraal decentrale overheden op actuele ontwikkelingen in de Europese jurisprudentie. De meest gelezen praktijkvraag in 2017 was Wat houdt Best Value Procurement (BVP) conform de (Europese) aanbestedingsregels in? Het populairste EUrrest van 2017 ging over het feit dat overheden niet zomaar mogen verplichten om (locatie)gegevens te bewaren.
In het jaar 2017 is Europa decentraal ook wederom begonnen met nieuwe, goede dossiers. Zo richtte Europa decentraal in het afgelopen jaar op verzoek van het ministerie van BZK en in afstemming met koepels het Brexit-loket op om decentrale overheden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen omtrent het vertrek van het VK uit de EU, en de invloed daarvan op de decentrale praktijk. Verder is het kenniscentrum vorig jaar gestart met ondersteuning aan BZK en de koepels ten behoeve van het BNC-overleg (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen). De rol van Europa decentraal hierin is het leveren van input over de mogelijke uitwerking van Europese regelgevings- en beleidsvoorstellen en wijzigingen in de decentrale praktijk, en het duiden van mogelijke trends en knelpunten.
Ook in 2017 was er vanuit de signalerende functie van Europa decentraal weer meer aandacht voor betere regelgeving. Niet alleen via BNC en het Signaleringsloket, maar bijvoorbeeld ook op lustrumcongres en in de ondersteuning van het kenniscentrum aan Urban agenda-partnerschappen door relevante input te leveren. Tot slot is vermeldenswaardig dat Europa decentraal op 9 mei 2017 de VNG Europa Prijs ontving voor haar Bridge!-project. De VNG Europa Prijs is een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt aan organisaties of personen die zich onderscheiden door hun betrokkenheid bij Europa. In het Bridge!-rapport werden negen concrete vraagstukken in kaart gebracht die spelen bij decentrale overheden. Volgens de VNG voorziet Europa decentraal met dit project de partnerschappen onder de UEAU van concrete inzichten over de uitwerking van Europees recht in de praktijk.
U kunt het jaarverslag 2017 van Europa decentraal inzien op de website.
Antwoord in het kort: Ja, in sommige gevallen hebben onderwijsinstellingen een energie-auditplicht. Hiervoor moet worden nagegaan of de onderwijsinstelling naast de publiekrechtelijke onderwijstaak ook economische activiteiten verricht, zoals de verhuur…
Lees meerAls Omgevingsdienst houden wij in het kader van de Energie-Efficiency Richtlijn toezicht op de energie-auditplicht van zogenaamde grote ondernemingen. Kan in dit kader ook een onderwijsinstelling ingevolge deze richtlijn verplicht zijn om een energie-audit uit te voeren?
Ja, in sommige gevallen hebben onderwijsinstellingen een energie-auditplicht. Hiervoor moet worden nagegaan of de onderwijsinstelling naast de publiekrechtelijke onderwijstaak ook economische activiteiten verricht, zoals de verhuur van (sport)zalen, het aanbieden van cursussen en kinderopvang. De energie-auditverplichting hangt af van de omvang van deze economische activiteiten.
In 2012 is de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) in werking getreden. Het doel van de EED (richtlijn 2012/27/EU) is het behalen van het Europees streefdoel van 20% besparing op het energieverbruik in 2020. De richtlijn schrijft maatregelen voor om het energieverbruik van overheid, burgers en bedrijven terug te dringen. Deze maatregelen moeten een impuls geven aan energie-efficiëntie in de hele Europese Unie. De EU-lidstaten zien energie-efficiëntie als een belangrijk element om het duurzame gebruik van energiehulpbronnen te waarborgen.
Artikel 8 van de Energie-Efficiency Richtlijn (EED) bepaalt dat grote ondernemingen om de vier jaar een energie-audit moeten uitvoeren. Deze verplichting is in Nederlandse wetgeving geïmplementeerd met de Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 Richtlijn energie-efficiëntie. Deze regeling is in juli 2015 in werking getreden.
De energie-audit (artikel 2, lid 25 EED) is een systematische procedure die tot doel heeft toereikende informatie te verzamelen over het actuele energieverbruikersprofiel van een onderneming. Hiermee worden vervolgens mogelijkheden voor kosteneffectieve energiebesparing gesignaleerd en gekwantificeerd. De vereisten waaraan een energie-audit moet voldoen, staan omschreven in bijlage VI van de EED. Energie-audits dienen gedetailleerde berekeningen voor potentiële energiebesparingsmaatregelen te bevatten. Over de resultaten van energie-audits moet vanuit lidstaten worden gerapporteerd aan de Europese Unie. Over de voortgang en de kwaliteit van energie-audits wordt door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) gerapporteerd aan de Europese Commissie.
Het uitvoeren van een energie-audit is verplicht voor de volgende grote ondernemingen:
Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een stappenplan ontwikkeld om na te gaan of een energie-audit voor een organisatie verplicht is. Hieruit blijkt dat sommige ondernemingen zijn uitgezonderd van de plicht om een energie-audit op te stellen.
In sommige gevallen kunnen onderwijsinstellingen als grote onderneming (in de zin van de voorgaande omschrijving) worden aangemerkt en dus audit-plichtig zijn. Om te bepalen of een school of universiteit een grote onderneming is, zal moeten worden gekeken naar de activiteiten die de school uitvoert.
Het Europese Hof van Justitie heeft bepaald dat onderwijs in beginsel geen economische activiteit is wanneer dit onderwijs deel uitmaakt van een nationaal onderwijsstelsel. Het uitgangspunt is dat publiek onderwijs doorgaans niet als economische activiteit wordt gezien omdat het in de regel wordt verricht ter uitoefening van een publieke taak zonder dat daar een vergoeding voor de prestatie tegenover staat. Onderwijsinstellingen kunnen echter naast de reguliere onderwijstaak ook andere activiteiten verrichten die wel economisch van aard zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan activiteiten als het verhuren van (sport)zalen, het aanbieden van bedrijfsopleidingen en horeca-activiteiten.
Voor de beantwoording van de vraag of een onderwijsinstelling energie-auditplichtig is, dient uitsluitend te worden gekeken naar de omvang van de economische activiteiten die door de onderwijsinstelling wordt verricht. De omvang van deze activiteiten wordt voor de energie-auditplicht bepaald aan de hand van (1) het aantal werknemers dat de economische activiteit(en) uitvoert en (2) de omzet en het balanstotaal dat betrekking heeft op de economische activiteit.
Een onderwijsinstelling is op grond van het bovenstaande energie-auditplichtig, indien:
Het toezicht op de energie-auditplicht berust in Nederland bij het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer. Dit is doorgaans het college van burgemeesters en wethouders en soms gedeputeerde staten. De bevoegdheid om toezicht te houden kan bij mandaat worden neergelegd bij een Omgevingsdienst.
Het bevoegd gezag beoordeelt of een onderneming aan de verplichting tot het uitvoeren van de energie-audit heeft voldaan. Ook bekijkt het bevoegd gezag de kwaliteit van het verslag. De handhavingsinstrumenten uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn toepasbaar als niet aan de wettelijke energie-auditplichten wordt voldaan. Het is bijvoorbeeld mogelijk een last onder dwangsom op te leggen. Voor een Omgevingsdienst is het slechts mogelijk om handhavend op te treden als deze daartoe een mandaat heeft van het betreffende bevoegd gezag.
Is een school een onderneming?, praktijkvraag Europa decentraal
Energie-efficiëntie, Europa decentraal
Stappenplan EED energie-auditplicht, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
Veel gestelde vragen en antwoorden bij de auditverplichting van de EED, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
Werkinstructie ‘’Aan de slag met de EED’’, , Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)
Lijst met voorbeelden van economische activiteiten, Autoriteit Consument en Markt (ACM)
Maandagmiddag (19 maart 2018) hebben Brexit-onderhandelaars David Davis (VK) en Michel Barnier (EU) in een gezamenlijke persconferentie een voorlopig terugtrekkingsakkoord gepresenteerd. Het definitieve terugtrekkingsakkoord moet voor november 2018 klaar zijn,…
Lees meerMaandagmiddag (19 maart 2018) hebben Brexit-onderhandelaars David Davis (VK) en Michel Barnier (EU) in een gezamenlijke persconferentie een voorlopig terugtrekkingsakkoord gepresenteerd. Het definitieve terugtrekkingsakkoord moet voor november 2018 klaar zijn, zodat alle betrokken parlementen het akkoord tijdig kunnen ratificeren.
Het akkoord bepaalt dat Europees recht van kracht blijft in het VK gedurende de transitieperiode (na de Brexit op 29 maart 2019). In de transitieperiode blijft het VK onderdeel van de interne markt en douane-unie. De transitieperiode zal eindigen op 31 december 2020.
De Britten dienen zich in deze transitieperiode dus te houden aan Europees recht, maar kunnen geen invloed meer uitoefenen op de totstandkoming daarvan. Wel mogen ze blijven meepraten over bepaalde beleidsonderwerpen.
Ondanks dat er over veel Brexit-kwesties een akkoord is bereikt, blijft de discussie over de grens tussen Noord-Ierland en Ierland na de Brexit vooralsnog onopgelost. Eigenlijk had de EU dit onderwerp graag al in het akkoord opgenomen, maar de Brexit-onderhandelaars hebben dit nu op de lange baan geschoven.
Tijdens de persconferentie lieten Davis en Barnier pagina’s zien waarop groen en geel gemarkeerde markeringen waren aangebracht. Deze markeringen gaven weer over welke onderwerpen er een akkoord is bereikt. De ongemarkeerde stukken moeten nog verder uitonderhandeld worden. Deze stukken komen overeen met het ontwerpakkoord van de Commissie.
Eerder berichtte Europa decentraal al over het ontwerpakkoord dat de Commissie op 28 februari 2018 publiceerde. Premier Theresa May gaf niet lang daarna in een speech aan nog bezig te zijn met een eigen concepttekst op basis van de voorlopige overeenkomst uit december 2017. Ook bleek uit eerdere reacties dat het VK zich mogelijk niet kon vinden in het conceptvoorstel van de Commissie.
Europa decentraal houdt de ontwikkelingen rondom de Brexit nauwlettend in de gaten. Op onze pagina over ons Brexit-loket voor decentrale overheden kunt u meer lezen over de uittreding van het VK uit de EU. Daarnaast kunnen decentrale overheden hier terecht met hun vragen over de Brexit.
Matthijs Binnema en Chris Koedooder, Europa decentraal
Persbericht Michel Barnier: voorlopig terugtrekkingsakkoord (Engels), Europese Commissie
Brexit, Europa decentraal
Brexit-loket, Europa decentraal
Stand van zaken onderhandelingen, Europa decentraal
EU en Britten hebben akkoord tot 2021, Noord-Ierland nog onopgelost, nieuwsbericht NOS
Foto: © European Union, 2018
De Europese Commissie heeft vandaag (20 maart 2018) de langverwachte WiFi4EU-portaalsite gelanceerd. De Commissie gaat via WiFi4EU apparatuur- en installatiekosten van wifi-hotspots in Europese gemeenten financieren. Gemeenten en verenigingen van…
Lees meerDe Europese Commissie heeft vandaag (20 maart 2018) de langverwachte WiFi4EU-portaalsite gelanceerd. De Commissie gaat via WiFi4EU apparatuur- en installatiekosten van wifi-hotspots in Europese gemeenten financieren. Gemeenten en verenigingen van gemeenten kunnen zich via de portaalsite inschrijven. De eerste oproep tot het indienen van een voorstel (‘call’) wordt op 15 mei 2018 opengesteld.
Met WiFi4EU faciliteert de Commissie de aanleg van gratis wifi in Europese gemeenten. Daarvoor is in totaal € 120 miljoen beschikbaar in de periode 2017-2020. Met het oog op de bevordering van digitale inclusie moet WiFi4EU het aanbod van gratis lokale draadloze connectiviteit doelgericht ondersteunen. Aanbod van gratis wifi in openbare lokale buitenruimten hoort daar ook bij. Het WiFi4EU-initiatief werd eind 2016 aangekondigd. Nederlandse gemeenten die overwegen om gratis wifi aan te bieden, moeten via de nieuwe WiFi4EU-portaalsite een aanvraag indienen.
WiFi4EU is bedoeld voor overheidsinstanties uit de EU-lidstaten en IJsland en Noorwegen. De eerste call is echter alleen bestemd voor gemeenten en verenigingen van gemeenten, die namens gemeenten (afzonderlijke) aanvragen kunnen indienen. Uit de lijst van entiteiten die een aanvraag mogen indienen blijkt dat dit in Nederland de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn.
Gemeenten kunnen zich, in afwachting van de eerste call, nu al via het inschrijvingsformulier op de WiFi4EU-portaalsite inschrijven. Daarvoor is een EU Login-account nodig. Omdat ook dienstverleners zich op de portaalsite kunnen registreren en kunnen aangeven waar zij hun diensten aanbieden, zal er een lijst beschikbaar komen die gemeenten kunnen raadplegen bij het uitschrijven van opdrachten. Zodra de eerste call is geplaatst, op 15 mei 2018, moeten gemeenten hun daadwerkelijke aanvraag indienen door op een daartoe bestemde knop te klikken.
De Commissie heeft eerder aangegeven dat aanvragen zullen worden behandeld volgens het ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’-principe. In deze praktijkvraag van Europa decentraal leest u meer over het WiFi4EU-vouchersysteem.
Chris Koedooder, Europa decentraal
WiFi4EU-portaalsite, Europese Commissie
WiFi4EU – Vragen en antwoorden (update 19 maart 2018), Europese Commissie
Digitale interne markt strategie, Europa decentraal
Hoe werkt het WiFi4EU-vouchersysteem? Praktijkvraag Europa decentraal
Eerste calls WiFi4EU gaan open: ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’, nieuwsbericht Europa decentraal
WiFi4EU, Europese Commissie
Wekelijks op de hoogte gehouden worden van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen? Neem dan een gratis abonnement op nieuwsbrief de Europese Ster.