Pgb mag worden gebruikt voor zorg in andere EU-lidstaten
Het moet voor ontvangers van een persoonsgebonden budget (pgb) mogelijk zijn om zorg in te kopen in andere EU-lidstaten. Dat is de conclusie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB),…
Lees meerAbonneer u dan op de Europese Ster en mis niks van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen.
Het moet voor ontvangers van een persoonsgebonden budget (pgb) mogelijk zijn om zorg in te kopen in andere EU-lidstaten. Dat is de conclusie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB),…
Lees meerHet moet voor ontvangers van een persoonsgebonden budget (pgb) mogelijk zijn om zorg in te kopen in andere EU-lidstaten. Dat is de conclusie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de bestuursrechter die in hoger beroep oordeelt over geschillen op het terrein van sociale verzekeringen, sociale voorzieningen en ambtenarenzaken. Wel benadrukt de CRvB dat personen hier in de praktijk alleen aanspraak op kunnen doen als ze in Nederland wonen en verzekerd zijn.
Ter behandeling van gedragsproblematiek verblijft een Nederlandse man in Portugal en ontvangt daar zorg. Hij vraagt hiervoor in plaats van zorg in natura uit zijn zorgzwaartepakket een pgb aan bij het Zorgkantoor. Dit wordt geweigerd op grond van art. 2.6.9a lid 1 Regeling subsidies AWBZ (Rsa), dat inmiddels is vervangen door art. 3.7.2 lid 1 Besluit langdurige zorg). Hij voldoet volgens het Zorgkantoor namelijk niet aan de in deze bepaling opgenomen voorwaarden. Op grond van art. 2.6.9a lid 1 Rsa kan een verzekerde het pgb niet langer dan dertien weken per jaar gebruiken voor zorg in het buitenland en slechts als voortzetting van zorg die in Nederland is aangevangen. Nadat de rechtbank aanvankelijk het Zorgkantoor gelijk gaf, is de man bij de CRvB in hoger beroep gegaan en betoogt daar dat het besluit van het Zorgkantoor in strijd is met de vrijheid van dienstverlening uit art. 56 VWEU.
De CRvB stelt dat beoordeeld moet worden of art. 56 VWEU zich verzet tegen de voorwaarden van art. 2.6.9a lid 1 Rsa. Dat wil zeggen: de vraag is of deze voorwaarden een belemmering vormen voor het vrij verrichten van diensten. Als dat het geval is, dan is de vraag of deze belemmering kan worden gerechtvaardigd. Dat is namelijk alleen het geval als:
Volgens de CRvB vormt art. 2.6.9a Rsa zowel voor aanvragers als voor dienstverrichters een belemmering van het vrij verrichten van diensten. Omdat de daarin gestelde voorwaarden niet gelden voor aanwending van het pgb voor in Nederland ontvangen zorg, wordt degene die behoefte heeft aan die zorg afgeschrikt om zich te wenden tot dienstverrichters die in een andere EU-lidstaat zijn gevestigd of daar hun diensten aanbieden. Het Zorgkantoor en de Staatssecretaris van VWS beroepen zich ter rechtvaardiging op het risico dat het financiële evenwicht van het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid ernstig wordt aangetast. Volgens de CRvB hebben zij echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het schrappen van de voorwaarden het gezondheidszorgstelsel in Nederland in gevaar brengt.
De CRvB concludeert daarom dat de weigering om het pgb aan de zorgvrager te verlenen op grond dat niet is voldaan aan de voorwaarden van art. 2.6.9a lid 1 Rsa, in strijd is met art. 56 VWEU. Dit betekent echter niet dat de export van pgb-gelden geen beperking meer kent. Immers, zo stelt de CRvB, iemand kan slechts aanspraak doen op een pgb zolang er sprake is van “zodanige duurzame banden van persoonlijke aard met Nederland”. Dit wil zeggen dat hij naar de omstandigheden beoordeeld in Nederland woont en op die grond verzekerd is ingevolge de AWBZ.
In 2015 heeft er een decentralisatieslag binnen het sociaal domein plaatsgevonden. Gemeenten zijn sindsdien verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Zowel bij ondersteuning aan huis vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) als de Jeugdwet kan worden gekozen uit hulp in natura of een pgb. Aanvragen moeten in beide gevallen worden ingediend bij de gemeente.
Chris Koedooder en Mirthe Mulders, Europa decentraal
CRvB 16 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:970
Vrij verkeer van diensten, Europa decentraal
Sociaal domein, Europa decentraal
Interne markt, Europa decentraal
Persoonsgebonden budget (pgb), Vereniging van Nederlandse Gemeenten
De Europese Commissie signaleert een daling van de concentratie zwaveldioxide (SO2) in de lucht in Europese kust- en havengebieden, zo blijkt uit een onlangs uitgebracht verslag over de uitvoering en…
Lees meerDe Europese Commissie signaleert een daling van de concentratie zwaveldioxide (SO2) in de lucht in Europese kust- en havengebieden, zo blijkt uit een onlangs uitgebracht verslag over de uitvoering en de naleving van de zwavelrichtlijn. Volgens de Europese Commissie komt deze daling onder andere door de implementatie van nieuwe EU-regels voor schonere brandstoffen voor schepen.
Het doel van de zwavelrichtlijn (richtlijn 2016/802) is het terugdringen van schadelijke gevolgen voor de gezondheid en schade aan het milieu veroorzaakt door zwaveldioxide (SO2). De richtlijn regelt met name het zwavelgehalte van vloeibare brandstoffen die door schepen worden gebruikt. De normen inzake luchtkwaliteit van de Europese Unie worden in heel wat kustgebieden en regio’s van de EU nog steeds overschreden. Uitlaatgassen van schepen hebben namelijk een direct effect op de luchtkwaliteit in Europese steden. Vanaf 2020 zullen daarom op basis van de zwavelrichtlijn strengere normen gaan gelden voor het gebruik van brandstoffen met een hoog zwavelgehalte in de Europese wateren.
In de zwavelrichtlijn wordt bepaald dat de Europese Commissie jaarlijks een verslag uitbrengt over de uitvoering van deze richtlijn, nadat elke EU-lidstaat heeft gerapporteerd over de zwavelnormen op zijn grondgebied. In het meest recente verslag over de uitvoering van de zwavelrichtlijn geeft de Europese Commissie aan dat door de goede samenwerking met en tussen de lidstaten en de bedrijfswereld een gestage vooruitgang is geboekt met de uitvoering van de zwavelrichtlijn. In het verslag wordt gesteld dat de zwavelrichtlijn in hogere mate wordt nageleefd door schepen, vooral in de Noordelijke en Baltische zeeën, die zijn aangewezen als beheersgebieden. In beheersgebieden gelden strengere eisen ten aanzien van de uitstoot van zwaveldioxide. In de Noordzee zijn schepen bijvoorbeeld verplicht om zwavelarme brandstof te gebruiken.
Als kernfactoren voor de succesvolle implementatie van de zwavelrichtlijn worden in het verslag de volgende vier punten genoemd:
De Europese Commissie geeft aan samengewerkt te hebben met lidstaten en de maritieme gemeenschap in onder andere het Europees Forum voor duurzame scheepvaart. Ook ontvingen lidstaten technische assistentie via het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
Een voorbeeld van een tool vrijwillige tool is THETIS-EU. Met deze tool kan precies bijgehouden worden welke schepen de regels omtrent emissiegassen naleven.
De Europese Commissie financiert op actieve wijze onderzoek, ontwikkeling en projecten die gericht zijn op schonere brandstoffen en innovatieve technologieën. Voorbeelden van dergelijke projecten zijn het Horizon 2020-project of het CEF Transport-programma.
De strategie van de Europese Unie om zwavel aan te pakken werd door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) erkend als ‘Global Best Practice’. Deze erkenning draagt volgens de Europese Commissie bij aan ontwikkelingen om op mondiaal niveau uitstoot van schepen terug te dringen.
Ook lidstaat Nederland draagt een steentje bij aan het tegengaan van luchtverontreinigende uitstoot door schepen. Dit gebeurde onder meer door de ondertekening van de ‘Declaration of Nijmegen’ op 12 april 2018 door Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Cora van Nieuwenhuizen, en de binnenvaartsector. Met deze Declaration verklaren de deelnemende partijen de scheepvaart versneld te willen verduurzamen en de uitstoot van CO2 met 20% terug te dringen voor het jaar 2030. De verklaring werd in Nijmegen ondertekend, omdat deze stad in 2018 de titel ‘duurzame hoofdstad van Europa’ draagt, samen met de Maltese stad Valetta.
Matthijs Binnema en Pauline A’Campo, Europa decentraal
Verslag over de uitvoering en naleving van de in Richtlijn (EU) 2016/802 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen vastgestelde normen voor zwavel in scheepsbrandstoffen, verslag Europese Commissie
Concerted EU action reduces air pollution from shipping in European coastlines and ports, persbericht Europese Commissie
Binnenvaart sluit akkoord voor minder broeikasgassen, nieuwsbericht Rijksoverheid
Duurzaamheid, milieu en klimaat, Europa decentraal
Lucht, Europa decentraal
Nijmegen als duurzame hoofdstad van Europa, nieuwsbericht Europa decentraal
Richtlijn (EU) 2016/802 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen
Beoordeling van de milieueffecten en gezondheidsbaten van een beheersgebied voor stikstofoxiden in de Noordzee, publicatie Planbureau voor de Leefomgeving
Het Europees Parlement heeft op 17 april een resolutie aangenomen waarin wordt gepleit dat het cohesiebeleid na 2020 beschikbaar moet blijven voor alle Europese regio’s. De Europarlementariërs hebben aangegeven dat…
Lees meerHet Europees Parlement heeft op 17 april een resolutie aangenomen waarin wordt gepleit dat het cohesiebeleid na 2020 beschikbaar moet blijven voor alle Europese regio’s. De Europarlementariërs hebben aangegeven dat dit een rode lijn zal zijn tijdens de onderhandelingen nadat de Europese Commissie haar voorstellen voor het volgend meerjarig financieel kader heeft gepresenteerd.
De aangenomen resolutie ‘Strengthening economic, social and territorial cohesion in the EU: the 7th cohesion report of the European Commission’, is geschreven door rapporteur Marc Joulaud (EVP, Frankrijk). De resolutie werd aangenomen met 506 stemmen voor, 71 tegen en 45 onthoudingen. De belangrijkste bevindingen uit de resolutie zijn:
Volgens de Europarlementariërs moet de begroting van het EU-cohesiebeleid na 2020 groot genoeg blijven om EU-investeringen in regionale ontwikkelingsprojecten te financieren die in staat zijn om huidige en toekomstige uitdagingen aan te gaan. Ze benadrukken dat het concentreren van het cohesiebeleid op de minst ontwikkelde regio’s van de EU de voortgang van de politieke prioriteiten van de hele Europese Unie zou belemmeren.
De huidige EU-financiering voor projecten van regionaal en cohesiebeleid die door EU-landen zijn voorgesteld om groei en banen te creëren en de economische kloof tussen EU-regio’s te verkleinen, bedraagt € 351,8 miljard, of 32,5% van de EU-begroting voor 2014-2020. De Commissie zal in mei haar voorstellen presenteren voor het volgende meerjarig financieel kader en het regelgevingskader voor de volgende Europese structuur- en investeringsfondsen na 2020.
Solange Kamm, Huis van de Nederlandse Provincies
EU cohesion funding must continue to go to all EU regions after 2020, persbericht Europees Parlement
Raad Algemene Zaken bespreekt toekomst cohesiebeleid, Europa decentraal
The 7th report on economic, social and territorial cohesion, Europese Commissie
Het Europees Parlement heeft op 17 april 2018 een tweetal wetgevingsresoluties aangenomen om de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te kunnen behalen. De resoluties dragen bij aan het behalen…
Lees meerHet Europees Parlement heeft op 17 april 2018 een tweetal wetgevingsresoluties aangenomen om de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs te kunnen behalen. De resoluties dragen bij aan het behalen van de EU-brede doelstelling van minder uitstoot en het klimaatakkoord van Parijs. De eerste resolutie betreft broeikasgasemissiereducties die buiten het Europees systeem voor emissiehandel vallen. De tweede resolutie ziet onder meer op een grotere rol voor bosbouw om klimaatverandering tegen te gaan. Voordat de wetgeving in werking kan treden, moet de Raad van de Europese Unie formeel goedkeuring verlenen.
De eerste wetgevingsresolutie gaat over op het reduceren van broeikasgasemissies om aan de verplichtingen uit het klimaatakkoord van Parijs te kunnen voldoen. De resolutie ziet op sectoren die niet onder het Europees systeem voor emissiehandel (ETS) vallen. Uiteindelijk moeten in 2030 de transport-, landbouw- en afvalsector en gebouwen in de EU gemiddeld 30% minder CO2 uitstoten dan in 2005. Deze genoemde sectoren zijn verantwoordelijk voor 60% van alle broeikasgasemissies in de EU. Door deze resolutie zullen de EU-lidstaten vanaf 2021 de uitstoot van broeikasgassen jaarlijks moeten verlagen.
De Effort Sharing Regulation, zoals de klimaatwet officieel heet, maakt het mogelijk om het EU-brede doel van minder uitstoot van broeikasgassen op te knippen in nationale bindende doelstellingen. De Europese doelen zullen daarom in bindende nationale doelstellingen moeten worden omgezet. Voor Nederland zal dit betekenen dat er in 2030 36% minder uitstoot van broeikasgassen ten opzichte van 2005 moet zijn.
De tweede wetgevingsresolutie dicht een belangrijke rol toe aan bosbouw en landgebruik om klimaatverandering tegen te gaan. Deze resolutie valt binnen de LULUCF-sector (Land Use, Land-Use Change and Forestry) in het klimaat- en energiebeleid voor 2030. In 2030 moeten bossen, akkerlanden en graslanden meer broeikasgassen opnemen. Tegelijkertijd moet de uitstoot door bosbouw en landgebruik afnemen. Dit zal moeten leiden tot een balans tussen de uitstoot en opname van broeikasgassen in 2030. In de EU nemen bossen op dit moment jaarlijks het equivalent van bijna 10% van de broeikasgasemissies in de EU op. Om dit percentage te vergroten moeten lidstaten bijvoorbeeld nieuwe bomen planten in geval van ontbossing.
EP backs national CO2 cuts and forestry plans to meet Paris climate targets, nieuwsbericht Europees Parlement
Duurzaamheid, milieu en klimaat, Europa decentraal
Landinrichting, Europa decentraal
Europese klimaatwet verder aangescherpt, nieuwsbericht Europa decentraal
EU toch hard aan de slag met klimaatakkoord Parijs, nieuwsbericht Europa decentraal
Het kabinet wil met publieke organisaties en overheden een stap zetten in de richting van een klimaatneutrale en circulaire economie. Om publieke organisaties en overheden te stimuleren om in 2018…
Lees meerHet kabinet wil met publieke organisaties en overheden een stap zetten in de richting van een klimaatneutrale en circulaire economie. Om publieke organisaties en overheden te stimuleren om in 2018 duurzamer in te kopen stelt het kabinet € 5 miljoen uit de klimaatgelden van het regeerakkoord beschikbaar.
Met het beschikbaar stellen van een budget voor klimaatneutraal en circulair aanbesteden wordt er een impuls gegeven aan de doelstelling om maatschappelijk verantwoord in te kopen en het daarbij behorende manifest.
Dankzij het nieuwe initiatief van het kabinet krijgen ongeveer honderd inkoopprojecten van decentrale overheden en publiekrechtelijke organisaties in 2018 de kans op ondersteuning bij duurzame aanbestedingen. Deze projecten ontvangen praktische ‘on-the-job’ ondersteuning. Assistentie kan bijvoorbeeld tot uitdrukking komen in het vergroten van kennis over duurzaamheid en circulaire economie of het begeleiden van marktconsultaties en verkenningen.
Verder kunnen deelnemers participeren in zogenaamde thematische leernetwerken. In een leernetwerk worden ervaringen gedeeld en onderzoeken gedaan naar innovatieve concepten, al dan niet in samenwerking met de markt.
Zowel zelfstandige overheden als samenwerkingsverbanden van meerdere organisaties kunnen zich aanbieden voor het inkoopproject in het kader van klimaatneutraal en circulair inkopen.
De aanbestedende diensten ontvangen uitsluitend ondersteuning bij aanbestedingen die een wezenlijk effect hebben op circulariteit en/of CO2-besparing. Productgroepen waarin relatief veel grondstoffen- en/of CO2-reductie te verwachten valt, zijn onder andere:
In de Klimaatenveloppe op de website van expertisecentrum Pianoo vindt u meer informatie over de voorwaarden voor deelname.
Matthijs Binnema en Marieke Merkus, Europa decentraal
Impuls klimaatneutraal en circulair inkopen in 2018, brief staatssecretaris Van Veldhoven (IenW)
Start ook met klimaatneutraal en circulair inkopen, nieuwsbericht Rijksoverheid
Aanbestedingen, Europa decentraal
Duurzaam aanbesteden, Europa decentraal
Circulaire economie, Europa decentraal
Milieucriteria, Europa decentraal
Sociale criteria, Europa decentraal
Vervolgstappen maatschappelijk verantwoord inkopen, nieuwsbericht Europa decentraal
Rapport Maatschappelijk Verantwoord Inkopen: minstens 4,9 megaton minder CO2-uitstoot, nieuwsbericht Europa decentraal
Maatschappelijk verantwoord inkopen, Pianoo
Van 8 tot 11 oktober vindt de European Week of Regions and Cities plaats in Brussel. Vanuit de Nederlandse regio’s is er een voorstel ingediend door Oost-Nederland. Tot 27 april…
Lees meerVan 8 tot 11 oktober vindt de European Week of Regions and Cities plaats in Brussel. Vanuit de Nederlandse regio’s is er een voorstel ingediend door Oost-Nederland. Tot 27 april a.s. kunt u via een online consultatie stemmen voor uw favoriete workshops en tentoonstellingen.
De European Week of Regions and Cities is een jaarlijks terugkerend evenement in Brussel waar regionale en lokale overheden samen met deskundigen best practices uitwisselen op het gebied van regionale en stedelijke ontwikkeling. Ook wordt het evenement gebruikt om de besluitvormers ervan bewust te maken dat de regio’s en steden moeten worden betrokken bij het EU-beleidsvormingsproces.
De European Week of Regions and Cities wordt georganiseerd door het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) en directoraat-generaal Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling (DG REGIO) van de Europese Commissie. Via een online consultatie kunt u stemmen voor uw favoriete workshops en tentoonstellingen.
Oost-Nederland heeft het voorstel ‘East Netherlands Region: for a healthier Europe’ ingediend. Hoe kunt u op dit voorstel stemmen? Dat kan via deze link. Selecteer vervolgens ‘research and innovation’ en klik op ‘East Netherlands Region: for a healthier Europe’.
Solange Kamm, Huis van de Nederlandse Provincies
De Europese Commissie heeft het voorstel voor een Circular Economy Monitoring Framework toegevoegd aan het Circular Economy Package (CEP) van de EU.
Lees meerDe Europese Commissie heeft het voorstel voor een Circular Economy Monitoring Framework toegevoegd aan het Circular Economy Package (CEP) van de EU.
In 2015 presenteerde de Europese Commissie een actieplan voor de circulaire economie, dit actieplan (Circular Economy Package) is een reeks wetten en acties die zijn ontworpen om een duurzamere toekomst voor Europa te garanderen. Het actieplan behelst alle onderdelen van een productcyclus, van ontwerp tot hergebruik.
De definitieve versie van het Framework bevat tien indicatoren van vooruitgang richting een circulaire economie, binnen de vier overkoepelende thema’s van (1) productie en consumptie, (2) afvalbeheer, (3) secundaire grondstoffen en (4) concurrentievermogen en innovatie. De tien indicatoren zijn:
De indicatoren zijn beschikbaar op de Eurostat-pagina van de Europese Commissie, waar ook de voortgang van afzonderlijke lidstaten aan de hand van de indicatoren te volgen is met behulp van verzamelde gegevens.
Het definitieve Circular Economy Monitoring Framework zal worden besproken tijdens de derde Circular Change Conference in Maribor, Slovenië, op 11 mei.
Het Framework voorstel is een belangrijk onderdeel van het pakket circulaire economie, en zal nu voor een definitieve stemming in het Europees Parlement en de Europese Raad komen nadat het in februari door de EU-ambassadeurs is goedgekeurd.
Solange Kamm, Huis van de Nederlandse Provincies
European Commission makes Circular Economy Monitoring proposal, nieuwsbericht Resource
Monitoring Framework on progress towards a circular economy, Europese Commissie
Antwoord in het kort: Om hierop antwoord te kunnen geven, dient de gemeente na te gaan of de voertuigen die worden gebruikt om ondergrondse containers te legen en de inhoud…
Lees meerOnze gemeente zamelt huisvuil in, maar leegt daarnaast ook ondergrondse vuil- en glascontainers. De inhoud van deze containers wordt getransporteerd naar verwerkingsbedrijven (gelegen binnen een straal van 100 km). Zijn de voertuigen die daarvoor gebruikt worden – net als de deur-aan-deurophaaldienst voor huishoudelijk afval – vrijgesteld van de Europese tachograafverplichting?
Om hierop antwoord te kunnen geven, dient de gemeente na te gaan of de voertuigen die worden gebruikt om ondergrondse containers te legen en de inhoud ervan naar verwerkingsbedrijven te vervoeren, gerekend worden tot de categorie “deur-aan-deurophaaldienst voor huishoudelijk afval en de verwijdering ervan” in de zin van de Europese Verordening 561/2006. Indien dit het geval is, dan geldt er een vrijstelling van de tachograafverplichting. Er geldt ook een vrijstelling voor voertuigen die in het bezit zijn van de overheid (of zonder bestuurder gehuurd worden) voor wegvervoer dat de particuliere vervoersondernemingen niet beconcurreert.
Een tachograaf is een controleapparaat dat in bepaalde wegvoertuigen moet worden ingebouwd. Daarmee kunnen gegevens over het rijden en de snelheid van deze voertuigen (semi-)automatisch worden weergegeven, geregistreerd, afgedrukt, opgeslagen of doorgegeven. Hetzelfde geldt voor details over bepaalde werktijden van de bestuurder.
Het doel van de digitale tachograaf is te zorgen voor meer veiligheid binnen Europa, voor eerlijkere concurrentie tussen Europese vervoerders en voor het bewaken van rij- en rusttijden. De Europese regels voor tachografen zijn vastgelegd in Verordening 165/2014. Die verordening bepaalt de verplichtingen en voorschriften met betrekking tot de constructie, de installatie, het gebruik, het testen en de controle van tachografen die in het wegvervoer worden gebruikt om de naleving van onder meer Verordening 561/2006 te verifiëren. Verordening 165/2014 wijzigt bepaalde artikelen uit deze eerdere verordening en is sinds 2 maart 2016 van toepassing. Europese verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk in de EU-lidstaten. In Nederland is er daarnaast ook aanvullende nationale regelgeving in de vorm van de Regeling Tachograafkaarten.
Hieronder zullen wij ingaan op de voor de vraagstelling relevante vrijstellingen. Er zijn nationale en internationale vrijstellingen mogelijk van de verplichte registratie van de rij- en rusttijden door een tachograaf. Deze vrijstellingen vinden hun oorsprong in Verordening 561/2006. Als wordt voldaan aan de voorwaarde van de vrijstelling, dan is deze van toepassing. Tijdens eventuele controles moet dan wel kunnen worden aangetoond dat aan die voorwaarden wordt voldaan.
Verordening 561/2006 laat bepaalde vrijstellingen toe. Mits geen afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van de verordening, mag elke EU-lidstaat voor zijn eigen grondgebied uitzonderingen op de tachograafverplichting toestaan. De lidstaten mogen daarbij ook extra beperkingen aanbrengen. De in artikel 13 Verordening 561/2006 genoemde opties zijn niet door elke EU-lidstaat overgenomen. Voor het antwoord op uw vraag is relevant dat “voertuigen van, of zonder bestuurder gehuurd door, de overheid voor wegvervoer dat de particuliere vervoersondernemingen niet beconcurreert” en “voertuigen die worden gebruikt in verband met (…) de deur-aan-deurophaaldienst voor huishoudelijk afval en de verwijdering ervan” in artikel 13 lid 1 sub a en sub h Verordening 561/2006 worden uitgezonderd.
De gemeente moet dus op basis van alle relevante informatie beoordelen of de voertuigen die worden gebruikt voor het transport naar verwerkingsbedrijven en voor het leeghalen van de ondergrondse containers tot een van de twee categorieën gerekend kunnen worden. Daarbij moet worden opgemerkt dat de tweede vrijstelling (“deur-aan-deurophaaldienst”) gerectificeerd is en voorheen als volgt geformuleerd werd: “de ophaaldienst voor huishoudelijk afval en de verwijdering ervan”. Als de voertuigen die de gemeente gebruikt niet onder die categorie vallen, moet de gemeente beoordelen of ze onder de eerder genoemde categorie (“voertuigen van, of zonder bestuurder gehuurd door, de overheid voor wegvervoer dat de particuliere vervoersondernemingen niet beconcurreert”) gebracht kunnen worden. De jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie geeft daarbij vooralsnog geen specifieke verduidelijking over de vraag welke ophaaldiensten precies vallen onder de genoemde vrijstellingen.
Ter volledigheid: naast de bovengenoemde nationale vrijstellingen zijn er ook internationale vrijstellingen die in alle EU-lidstaten (en IJsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein) van toepassing zijn. Deze vrijstellingen zijn terug te vinden in artikel 3 Verordening 561/2006. De Inspectie Leefomgeving en Transport biedt op haar website ook een overzicht van de internationale vrijstellingen.
Chris Koedooder, Europa decentraal
Vervoer, Europa decentraal
Verordening 561/2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (geconsolideerde versie), EUR-Lex
Gebruik en vrijstelling tachograaf, Inspectie Leefomgeving en Transport
Nationale vrijstellingen, Inspectie Leefomgeving en Transport
Internationale vrijstellingen, Inspectie Leefomgeving en Transport
Is de uitzondering op de verplichting van het installeren van een tachograaf in overheidsvoertuigen nog van toepassing?, Praktijkvraag Europa decentraal
Wekelijks op de hoogte gehouden worden van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen? Neem dan een gratis abonnement op nieuwsbrief de Europese Ster.