Commissie publiceert nieuwe mededeling over status Brexit-noodmaatregelen
Het is nog niet bekend hoe de Brexit er precies uit gaat zien. Door de geringe tijd tot de Brexit datum van 31 oktober 2019, dringt de Europese Commissie er…
Lees meerAbonneer u dan op de Europese Ster en mis niks van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen.
Het is nog niet bekend hoe de Brexit er precies uit gaat zien. Door de geringe tijd tot de Brexit datum van 31 oktober 2019, dringt de Europese Commissie er…
Lees meerHet is nog niet bekend hoe de Brexit er precies uit gaat zien. Door de geringe tijd tot de Brexit datum van 31 oktober 2019, dringt de Europese Commissie er bij de lidstaten en belanghebbenden op aan om zich op alle scenario’s voor te bereiden. De Commissie heeft in een nieuwe mededeling onder andere verschillende voorstellen gedaan om de bestaande Brexit-noodmaatregelen aan te passen.
Vanwege het uitstel van de Brexit-datum van 29 maart 2019 naar 31 oktober 2019, heeft de Commissie in haar nieuwe mededeling voorgesteld om de duur van de noodmaatregelen van de EU op verschillende vlakken te verlengen. Dit zal onder andere gelden voor noodmaatregelen op het gebied van visserij , (personen)vervoer en transport, en de mogelijkheid voor het VK en begunstigden van het VK om aanspraak te kunnen blijven maken van (lopende) Europese fondsen. Een overzicht van de voorgestelde verlengingen van EU-maatregelen is te zien in een infographic van de Europese Commissie.
In de vorige mededeling gaf de Commissie aan dat er op een aantal vlakken, zoals sociale zekerheidsrechten, douaneformaliteiten en handel, en medische producten, nog werk te verrichten was. In de nieuwe mededeling presenteert de Commissie de huidige stand van zaken.
De Commissie spreekt met betrekking tot sociale zekerheids- en verblijfsrechten over eenzijdige aanvullende maatregelen van de lidstaten die in werking zullen treden zodra het VK de EU officieel verlaat. Ook Nederland heeft hiervoor noodmaatregelen getroffen. De Commissie heeft een overzicht van deze nationale noodmaatregelen beschikbaar gesteld op haar ‘Brexit Preparedness’ website. Gemeenten kunnen VK-burgers met vragen over hun verblijfsrecht doorverwijzen naar de Brexit-webpagina van de IND. De inhoud van deze pagina wordt aangepast bij ontwikkelingen.
In de mededeling stelt de Commissie ook voor om EU-fondsen ter beschikking te stellen voor sectoren die het meest geraakt worden door een no-deal Brexit.
Zo stelt de Commissie voor om de reikwijdte van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) aan te passen. Het SFEU, dat normaal gesproken enkel toegewezen wordt na natuurrampen, zou ter beschikking kunnen worden gesteld aan lidstaten die aanzienlijke uitgaven moeten doen om negatieve gevolgen van een no-deal Brexit op te vangen. Hierbij valt te denken aan uitgaven van lidstaten op het gebied van steun aan bedrijven, behoud van de werkgelegenheid, en het blijvend functioneren van grens-, douane- en (fyto)sanitaire controles.
De Commissie stelt daarnaast een wijziging voor aan het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG). Het doel van dit fonds is om werknemers en zelfstandigen te ondersteunen wiens werk is gestopt vanwege structurele veranderingen in de wereldeconomie. Zo werd de reikwijdte van het EFG in 2009 bijvoorbeeld uitgebreid om werknemers en zelfstandigen te ondersteunen wiens werk dankzij de financiële en economische crisis is stil komen te liggen. De Commissie stelt nu voor om dit fonds beschikbaar te stellen voor alle werknemers en zelfstandigen die overbodig zijn geworden in gebieden, sectoren of arbeidsmarkten die ernstig economisch zijn getroffen door een no-deal Brexit.
Tot slot brengt de Commissie in herinnering dat zij ook diverse niet-wetgevingshandelingen kunnen nemen. Zo kondigt de Commissie aan dat zij zich constructief op zal stellen wanneer lidstaten besluiten hun operationele programma’s in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen aan te passen om de gevolgen van een no-deal Brexit op te vangen.
Ook gemeenten, provincies en waterschappen kunnen gevolgen ondervinden van de Brexit. De Brexit Impact Scan voor overheden biedt inzicht in de mogelijke gevolgen van de Brexit en hoe hierop kan worden voorbereidt.
Vul de impactscan in en krijg informatie over de mogelijke impact van de Brexit op het gebied van interne bedrijfsvoering, burgers, regionale en lokale economie en internationale samenwerking.
Nora Nijboer, Fabian Wondergem en David Schutrups, Kenniscentrum Europa Decentraal
Finalizing preparations for the withdrawal of the United Kingdom from the European Union on 1 November 2019, mededeling Europese Commissie
Brexit ‘no-deal’ preparedness: Final Commission call to all EU citizens and businesses to prepare for the UK’s withdrawal on 31 October 2019, persbericht Europese Commissie
Commissie publiceert mededeling over stand van zaken Brexit-noodmaatregelen, Europa decentraal
Noord-Nederland is op koers om een van de Europese waterstofkoplopers te worden. De Noord-Nederlandse subsidieaanvraag voor een Hydrogen Valley is door de Fuel Cells and Hydrogen Joint Undertaking (FCH JU)…
Lees meerNoord-Nederland is op koers om een van de Europese waterstofkoplopers te worden. De Noord-Nederlandse subsidieaanvraag voor een Hydrogen Valley is door de Fuel Cells and Hydrogen Joint Undertaking (FCH JU) van de Europese Commissie geselecteerd om de subsidie-overeenkomst voor 20 miljoen euro met een publiek-private cofinanciering van 70 miljoen euro voor te bereiden. De totale projectomvang is circa 90 miljoen euro. Deze subsidie is bestemd voor de ontwikkeling van een volledig functionerende groene waterstofketen in Noord-Nederland. Uiterlijk januari 2020 beoogt het consortium de overeenkomst te kunnen tekenen en zal het zesjarige project van start gaan.
De EU-subsidie is bestemd voor de ontwikkeling van een groene waterstofketen in Noord-Nederland. Het betreft een van de grootste subsidies die het publiek-private partnerschap FCH JU beschikbaar heeft gesteld voor een project. Deze subsidie en de cofinanciering die ermee gepaard gaat, stelt de winnende regio in staat om sectorale integratie op het gebied van groene waterstof te realiseren en de leiderschapspositie in Europa in te nemen. Het zesjarige project zal naar verwachting in 2020 van start gaan.
De projecten die worden ondersteund zijn gericht op sectorale integratie: de grootschalige productie van groene waterstof als grondstof voor de industrie, de opslag, transport en distributie van waterstof en de toepassing voor de energievoorziening voor zowel de industrie als de gebouwde omgeving en in de mobiliteit. Bestaande aardgaspijpleidingen worden geschikt gemaakt voor het transport van waterstof en nieuwe waterstofleidingen worden aangelegd. Daarnaast is er een ondergrondse waterstofopslag voorzien en wordt toepassing voor verwarming van huizen, kantoorgebouwen en industrie gerealiseerd.
In de mobiliteit zal waterstof worden gebruikt voor onder meer bussen, lichte én zware vrachtwagens en personenauto’s en er komen waterstoftankstations. Eveneens wordt een binnenvaartschip op waterstof (H2) gebouwd en wordt groene waterstof ingezet bij de productie van e-kerosine voor vliegtuigen. Zwaardere voertuigen zijn zeer geschikt voor het gebruik van waterstof en daar is ook de grootste CO2-reductie en milieuwinst te behalen.
De Fuel Cells and Hydrogen Joint Undertaking (FCH JU), die de subsidie beschikbaar stelt, is een uniek publiek-privaat partnerschap ter ondersteuning van onderzoek en technologische ontwikkeling in Europese brandstofcel- en waterstofenergietechnologieën. Het doel is om de toetreding van deze technologieën in de markt te versnellen en hun potentieel te realiseren als instrument voor het toewerken naar een koolstofvrij energiesysteem. De drie leden van de FCH JU zijn de Europese Commissie, de brandstofcel- en waterstofindustrie vertegenwoordigd door Hydrogen Europe en de onderzoeksgemeenschap vertegenwoordigd door Hydrogen Europe Research.
Marieke ter Horst, Huis van de Nederlandse Provincies
Europese steun voor dé groene waterstofregio van Europa: Noord-Nederland
Fuel Cells and Hydrogen Joint Undertaking (FCH JU)
Hydrogen Valleys
“Er is nog te weinig aandacht voor de gevolgen van de Brexit. Regio’s en gemeenten zouden meer in gesprek moeten gaan met het regionale bedrijfsleven over de gevolgen van de…
Lees meer“Er is nog te weinig aandacht voor de gevolgen van de Brexit. Regio’s en gemeenten zouden meer in gesprek moeten gaan met het regionale bedrijfsleven over de gevolgen van de Brexit.” Dat zegt dr. Mark Thissen, onderzoeker bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), op basis van zijn onderzoek naar de regionale impact van de Brexit. Hij blikt vooruit op het volgende beslissende moment in oktober en legt uit wat de cijfers betekenen voor gemeenten en regio’s.
Het Verenigd Koninkrijk (VK) vertrekt uit de Europese Unie (EU). Na uitstel en discussie over de afspraken en voorwaarden rond de uittreding van het VK staat het moment van uittreden nu gepland voor 31 oktober 2019. Hoe dit vertrek er precies uit gaat zien is nog niet duidelijk. Wel is duidelijk dat een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord grote gevolgen zal hebben voor zowel het VK als de EU.
Dr. Mark Thissen heeft onderzoek gedaan naar de kortetermijngevolgen van een Brexit voor de Nederlandse regio’s. In februari 2019 is deze analyse verschenen en juist nu is deze weer relevant gelet op de naderende deadline voor de Britten.
Het onderzoek geeft de korte termijn gevolgen die direct na een harde Brexit optreden weer. Dat betekent: de directe impact op productiekosten via handelsstromen en invoerkosten voor bedrijven die met het Verenigd Koninkrijk handel drijven. Dat kan accuraat op basis van de data die het PBL de afgelopen decennia heeft verzameld en in kaart heeft gebracht.
In dit interview bespreekt Mark Thissen de belangrijkste bevindingen: wat zeggen de cijfers? Waarom is dit onderzoek van grote waarde voor gemeenten en regio’s? Bovendien gaan hij in op de vraag wat decentrale overheden kunnen doen om de effecten van een harde Brexit te mitigeren.
“Dit onderzoek geeft een beeld van de impact op sectoren en regio’s, en de verschillen op sectorale en regionale niveaus. Wij (PBL) hebben interregionale handelsdata die niemand anders heeft. Wij kunnen daarmee bijvoorbeeld de impact van de Brexit op de concurrentiepositie van bedrijven in kaart brengen, terwijl veel studies alleen kijken naar de extra kosten. Dat werkt zo: als voor alle bedrijven de kosten omhoog gaan dan verandert er qua concurrentiepositie niets voor de bedrijven. De kostenstijging geldt immers voor al deze bedrijven. Alleen de consument merkt dat doordat de prijzen omhoog gaan. In ons onderzoek kun je zien wat er gebeurt met de bedrijven vanwege de veranderende concurrentiepositie: de mate dat de kosten voor een bedrijf veranderen ten opzichte van de bedrijfsspecifieke concurrenten.
Verder kijken wij alleen naar de korte termijneffecten en dat kunnen we doen zonder aannames te maken. Als je kijkt naar de lange termijn moet je veel aannames doen en dat genereert veel onzekerheden in het uiteindelijke rapport. Daar hebben wij nu niet voor gekozen om het onderzoek zo ‘hard’ mogelijk te maken.” Thissen vult hier aan dat hoe meer bedrijven gaan reageren op de Brexit en aanpassingen maken, hoe meer de cijfers van dit onderzoek verouderen.
“Een belangrijke conclusie is dat de gemiddelde effecten op de concurrentiepositie in Nederlandse regio’s net zo groot zijn als in het Verenigd Koninkrijk. Heel veel bedrijven krijgen toch iets met de Brexit te maken, omdat wij een open economie hebben. In het VK zijn de effecten, buiten Londen, vooral lokaal. Daar worden alle bedrijven even hard geraakt. De kostenverhoging is in het VK wel veel hoger, maar die raakt alle bedrijven in gelijke mate en valt dus minder op in ons concurrentieonderzoek. Maar er zijn een aantal sectoren die wel opvallen.” Thissen vervolgt: “We ondervinden bijvoorbeeld vooral voordeel in de dienstenindustrie en met name nadeel in de maakindustrie. Juist de kleine gemeenten moeten aan de hand van ons onderzoek gaan uitzoeken welke van deze hard getroffen maakindustrie aanwezig is in hun gemeente. Daarnaast kán de voedingsmiddelenindustrie heel hard getroffen worden, maar dat zal afhangen van mogelijke tarieven die worden ingevoerd. Als de mogelijke tarieven lager worden, dan is er ook minder impact op deze industrie.”
“De mogelijke problematiek ligt op het gebied van de toeleveranciers. Daar zouden bedrijven goed naar moeten kijken. Daarnaast hangt het af van de afzetmarkt van het lokale bedrijfsleven. Als je in beide gevallen niet specifiek aan het VK levert of vanuit het VK aangeleverd krijgt, dan zal er weinig belemmering zijn. Maar er zijn ook een aantal voorbeelden en interessante casussen. Zo lijkt de textielindustrie in Overijssel er in concurrentiepositie op vooruit te gaan, hoewel ze in kosten wel hard worden getroffen. Dat is interessant.”
Daarom benadrukt Thissen: “Als gemeente wéét je welke bedrijven er groot zijn in jouw regio. Het is dan aan te raden om het onderzoek er bij pakken, bijvoorbeeld de laatste grafiek (p. 16), en vervolgens de kostenverhoging en het concurrentie-effect te bekijken. Dan heb je een indicatie van wat er kan gebeuren en een startpunt voor een gesprek met de betreffende sector. Dat wil ik echt meegeven.”
Thissen vervolgt: “Ga verder het gesprek aan met de bedrijven in de regio die nadelig uit de studie komen, bijvoorbeeld op plekken waar bedrijven regionaal samenkomen”. Daar ligt nog wel een rol voor de gemeente. Het is daarin echt handig om voor bedrijven iets regionaal te organiseren, zoals een Brexit buddy-overlegdag.
“De grootste valkuil is dat men de conclusies uit het onderzoek voor provincies direct toepast op alle gemeenten binnen deze provincie. Een groot bedrijf in een provincie kan de getallen domineren waardoor er een vertekend positief of negatief beeld kan ontstaan van de kortetermijnimpact”.
“Er is eigenlijk te weinig praktische aandacht voor de Brexit. De pers wakkert het aan, maar dat is niet voldoende. In het VK zitten de zalen vol wanneer wij daar zijn. Bovendien is de discussie daar groot. Hier is dat veel minder. Dat is misschien zo, omdat de impact daar groter lijkt, maar uit dit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is.”
“De getalletjes lijken soms klein”, vervolgt Thissen “maar 1 of 2% kostenverhoging is zeker bij grote bedrijven met een kleine winstmarge een groot verschil. Bovendien zijn deze getallen gemiddelden, en dat betekent dus dat er ook bedrijven zullen zijn die veel meer impact gaan voelen.”
“Als de terugtrekkingsovereenkomst wordt aangenomen, dan zal het uiteindelijk in eerste instantie wel meevallen. In het geval van een no-deal Brexit, is alles wat we ‘’wegonderhandelen” mooi meegenomen. Hier wil ik aan toevoegen dat wij echt geen no-deal Brexit moeten willen. We kijken soms een beetje met leedvermaak naar de hele situatie in het VK , maar het gaat om mensen en die gaan de nadelige gevolgen echt merken.”
Thissen antwoordt wat aarzelend: “Het VK heeft straks, na de Brexit, waarschijnlijk een gebrek aan goederen: voedingsmiddelen en medicijnen bijvoorbeeld. Daar zouden mogelijk kansen kunnen liggen voor een handelsmissie, maar die zullen niet heel groot zijn. Het grootste probleem van het VK zal zijn dat de tarieven gigantisch omhoog gaan, en daarmee de kosten van deze goederen. Je kunt dan beter een handelsmissie opzetten naar exportmarkten van het VK, want hun concurrentiepositie verslechterd daar na de Brexit. Binnen het VK valt gewoon weinig te halen.”
“De noordelijke provincies hangen vrij sterk samen. Meer dan de andere regio’s”, legt Thissen uit. Dit blijkt uit een gerelateerd onderzoek dat het PBL heeft uitgevoerd. “Het is dus logischer voor de noordelijke gemeenten om samen te gaan kijken naar de gevolgen van de Brexit.” Dit effect geldt overigens niet exclusief voor Noord-Nederland. “Als je buurgemeente een klap krijgt van de Brexit, dan zou dat ook effect kunnen hebben op jouw eigen gemeente, omdat je inwoners daar misschien werken. Die impact zou zich kunnen verspreiden.”
Gemeenten, provincies, waterschappen en de Rijksoverheid zullen gevolgen ondervinden van de Brexit. De Brexit Impact Scan voor overheden biedt overheden inzicht op dit gebied. De impactscan houdt rekening met twee scenario’s: een Brexit met een terugtrekkingsakkoord én een Brexit zonder terugtrekkingsakkoord. Overheden die al begonnen zijn met het voorbereiden op de Brexit kunnen de impactscan gebruiken als een checklist om na te gaan of zij niet iets over het hoofd hebben gezien.
Daarnaast kunnen gemeenten, provincies, waterschappen en rijksoverheidsorganisaties via het Brexit-loket voor overheden op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen omtrent de Brexit. Ook kunnen zij via de helpdesk kosteloos vragen stellen over de Brexit.
Jody van Diemen, VNG & Fabian Wondergem, Europa decentraal
Brexit-loket voor overheden, Europa decentraal
Deal of no deal: goede Brexitovereenkomst bepalend voor de concurrentiepositie van Nederlands bedrijfsleven, Planbureau voor de Leefomgeving
Brexit Impact Scan voor overheden, Europa decentraal
Kansen en risico’s voor de regionale en lokale economie: Brexit-rapporten nader beschouwd, Europa decentraal
Kansen en risico’s voor de regionale en lokale economie: Brexit-rapporten nader beschouwd – deel 2, Europa decentraal
Antwoord in het kort: Middels het voorstel voor de Europese ePrivacy-verordening worden de regels over de omgang met persoonsgegevens binnen elektronische communicatie straks versterkt. Daar vallen ook de regels omtrent…
Lees meerBij onze gemeente is het bewustzijn over het goed omgaan met privacy en gegevensbescherming inmiddels goed gewaarborgd in de organisatie. Wij hebben gehoord dat er binnenkort ook nieuwe Europese regels omtrent cookies komen. Wat is precies de impact hiervan op decentrale overheden? En wanneer worden deze nieuwe regels van toepassing?
Middels het voorstel voor de Europese ePrivacy-verordening worden de regels over de omgang met persoonsgegevens binnen elektronische communicatie straks versterkt. Daar vallen ook de regels omtrent cookies onder. Het is nog onduidelijk wanneer de het Commissievoorstel voor de ePrivacy-verordening wordt aangenomen. Het lijkt er op dat er ten opzichte van de huidige regels weinig verschil zal zijn voor decentrale overheden die via hun overheidswebsites informatie via cookies verzamelen.
Het voorstel voor de ePrivacy-verordening is het sluitstuk van de inspanningen van de Europese Commissie om het kader voor gegevensbescherming in Europa te voltooien. De verordening stelt regels om de privacy bij online communicatie beter te waarborgen.
Eerder al werden regels zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de richtlijn omtrent gegevensbescherming bij opsporing en vervolging en de verordening omtrent de omgang met persoonsgegevens door de EU-instellingen zelf aangenomen. De ePrivacy-verordening vervangt de momenteel geldende richtlijn 2002/58/EG betreffende privacy en elektronische communicatie en moet bijdragen aan een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens in de EU en meer vertrouwen en veiligheid op de digitale interne markt.
Bij elektronische communicatie kan onder meer gedacht worden aan online marketing via e-mail of door middel van cookies, maar ook aan telemarketing en netneutraliteit. Volgens de richtlijn wordt onder communicatie verstaan: ‘informatie die wordt uitgewisseld of overgebracht tussen een eindig aantal partijen door middel van een openbare elektronische communicatiedienst’. Tegenwoordig heeft ook elke decentrale overheid een website, waar cookies worden verzameld. In de ePrivacy-verordening worden de toepasselijke regels aangepast.
Een cookie is een tekstbestandje dat een website op de harde schijf van de computer zet op het moment dat een website bezocht wordt. Zulke programmatuur kan informatie bewaren die deel uitmaakt van de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker.
De nationale cookiewetgeving is gebaseerd op de huidige Europese e-privacyrichtlijn. In Nederland is hiertoe de Telecommunicatiewet (artikel 11.7a) gewijzigd. Volgens dit artikel is het decentrale overheden in beginsel alleen toegestaan om cookies te plaatsen wanneer de bezoekers daarover zijn ingelicht en zij toestemming hebben gegeven. Er zijn echter een aantal uitzonderingen, waaronder:
Een van de nieuwe maatregelen is om de regels omtrent e-privacy ook te laten gelden voor bedrijven zoals Facebook, Gmail of Whatsapp en bij nieuwe technologieën zoals het Internet-der-dingen. Momenteel geldt de huidige e-privacyrichtlijn alleen voor telecombedrijven.
Daarnaast zal de wetgeving ‘krachtiger’ worden, doordat de e-privacyregels vervat worden in een verordening. Verordeningen zijn rechtstreeks toepasselijk, waardoor alle consumenten en bedrijven op dezelfde manier beschermd worden en in de gehele Europese Unie dezelfde regels omtrent e-privacy zullen gelden.
De verordening wordt ook afgestemd op de regels van de AVG omtrent toestemming, het melden van datalekken en het opleggen van administratieve boetes door de toezichthoudende autoriteiten.
De cookieregels moeten door de nieuwe regels makkelijker worden. De mogelijkheid om cookies die een beperkte inbreuk op de privacy van betrokkenen maken zonder vereiste toestemming te plaatsen blijft bestaan. Voor het plaatsen van tracking-cookies en marketing-cookies is nog wel toestemming vereist. Momenteel wordt dit echter heel streng toegepast, wat leidt tot een veelvoud aan cookie-meldingen waar gebruikers tegen aan lopen.
Om deze administratieve handelingen te vereenvoudigen worden aanbieders van webbrowsers en mobiele operators aangemoedigd om een ‘tracking consent option’ toe te voegen. Er wordt dan een bepaling toegevoegd waardoor iedereen slechts eenmalig zijn privacy-instellingen hoeft door te geven.
Het was de bedoeling dat de nieuwe ePrivacy-verordening samen met de regels van de AVG van toepassing werd. Dit is echter niet gelukt. Het Europees Parlement heeft in oktober 2017 haar standpunt over de tekst bepaald. Deze aanpassingsvoorstellingen op het voorstel van de Europese Commissie zijn daarop naar de Raad van Ministers gestuurd. De Raad is sinds die tijd bezig om zijn positie op het wetsvoorstel te bepalen. Er zijn echter een aantal artikelen waar de lidstaten het nog niet over eens worden. In een Kamerbrief uit december 2018 gaf staatssecretaris Keijzer van EZK aan welke onderwerpen in de Raad zoal worden besproken.
Zodra de Raad een gezamenlijk standpunt bereikt, wordt de zogeheten ‘triloog’ begonnen. Dan onderhandelt een vertegenwoordiging van de Raad met een vertegenwoordiger van het Parlement en de Commissie over de definitieve tekst van de verordening.
Het Europese wetsproces van de ePrivacy-verordening is te volgen via deze link, waar ook de verslagleggingen van de vergaderingen van de Raad te vinden zijn.
Juliëtte Fredriksz
Nieuwe cookiewetgeving?, kenniscentrum Europa decentraal
Privacy: de Algemene verordening gegevensbescherming, Europa decentraal
Digital Single Market, Europese Commissie
Bij nieuwe wetgevingsinitiatieven van de Europese Commissie krijgen nationale parlementen acht weken de tijd om deze te toetsen aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Dit noemt men ook wel de gele…
Lees meerBij nieuwe wetgevingsinitiatieven van de Europese Commissie krijgen nationale parlementen acht weken de tijd om deze te toetsen aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel. Dit noemt men ook wel de gele of oranje kaart procedure. Deze toetsingsperiode wordt altijd uitgesteld tijdens de maand augustus, oftewel het zomerreces. De Commissie heeft nu voorgesteld om, naar aanleiding van het rapport van de taskforce ‘Subsidiariteit en Evenredigheid’, datzelfde uitstel te laten gelden tijdens de kerstperiode (tussen 20 december en 10 januari).
Met name relevant voor de ‘gele’ of ‘oranje kaart’ procedure is het subsidiariteitsbeginsel. Dit beginsel ziet erop toe dat wetgeving op het juiste niveau – Europees, nationaal, regionaal of lokaal – wordt gevormd. Een van de manieren waarop het subsidiariteitsbeginsel wordt gewaarborgd is het inzetten van een ‘gele’ of ‘oranje kaart’ door een nationaal parlement.
Wanneer een derde van de nationale parlementen van de Europese lidstaten aangeeft dat een onderwerp niet op Europees, maar bijvoorbeeld op nationaal of provinciaal niveau behandeld moet worden, moet de Europese Commissie het voorstel heroverwegen. Er wordt dan gesproken van de ‘gele kaart’. Er is spraken van een ‘oranje’ kaart wanneer de helft van alle nationale parlementen bezwaar maakt bij een voorstel op Europees niveau. De Commissie kan in dit geval het voorstel alleen doorzetten onder de voorwaarde dat zij in een uitgebreid advies uitlegt waarom het voorstel wel Europees behandeld kan worden.
Waar nationale parlementen normaal gesproken de reguliere termijn van 8 weken is toegewezen voor de ‘gele’ of ‘oranje kaart’ procedure conform Protocol 2 VEU, over het toepassen van het subsidiariteit- en evenredigheidsbeginsel, worden momenteel de aangewezen weken in de zomer hiervan uitgesloten. Met het nieuwe voorstel worden de dagen rond kerst hieraan toegevoegd.
In een brief aan de Tweede Kamer schreef Minister Blok van Buitenlandse Zaken dat het kerstreces opgenomen zal worden in de afspraken met het parlement met betrekking tot de EU-informatievoorziening.
Dit praktische besluit van de Commissie komt overeen met de aanbevelingen van de door Juncker opgerichte ‘taskforce voor subsidiariteit, evenredigheid en minder en efficiënter optreden’. Voorgezeten door de eerste vicepresident van de Europese Commissie, Frans Timmermans, kwam deze taskforce in 2018 met verschillende voorstellen om regionale en lokale autoriteiten beter te betrekken bij EU beleidsvorming en de implementatie hiervan.
In de aanbevelingen van de Taskforce is, onder andere, naar voren gekomen dat de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Ministers gezamenlijk zouden moeten werken aan meerjarige werkprogramma’s en dat subsidiariteit en evenredigheid meer consistent door zowel de nationale, regionale als de lokale overheden moet worden geëvalueerd. Passend bij het recent naar voren gekomen voorstel voor het kerstreces, stelden zij voor om bij de eerstvolgende herziening van het EU-verdrag de toegewezen termijn voor nationale parlementen te verlengen van 8 naar 12 weken. Meer informatie over de taskforce en haar aanbevelingen, leest u in dit artikel.
Nora Nijboer en Fabian Wondergem, kenniscentrum Europa decentraal
Rond Kerstperiode meer tijd voor nationale parlementen om gele of oranje kaart op te steken, Ministerie van Buitenlandse Zaken
Report of the Task Force on Subsidiarity, Proportionality and “Doing Less More Efficiently, Taskforce on subsidiarity, proportionality and doing less more efficiently.
Betere Regelgeving, Europa decentraal
De Commissie wil een sterkere stem voor Lokale en Regionale Overheden in Brussel, Europa decentraal
Aanbevelingen EU Task Force: Grotere Betrokkenheid van Decentrale Overheden bij EU-Beleidsvorming, Europa decentraal
Op 4 september jl. vond het afsluitende congres in het kader van Beter Aanbesteden, een initiatief van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), plaats in Utrecht. De actieagenda…
Lees meerOp 4 september jl. vond het afsluitende congres in het kader van Beter Aanbesteden, een initiatief van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), plaats in Utrecht. De actieagenda Beter Aanbesteden, die door alle betrokkenen gezamenlijk is opgesteld, is hiermee afgerond. Staatssecretaris Keijzer van EZK heeft naar aanleiding van de afronding een kamerbrief gestuurd waarin de uitvoering van deze actieagenda en het vervolg op Beter Aanbesteden worden toegelicht.
De 31 aanbevelingen en 23 acties uit de actieagenda van Beter Aanbesteden zijn uitgevoerd, zo meldt de staatssecretaris in haar kamerbrief. De actieagenda is door vertegenwoordigers van zowel de publieke sector als het bedrijfsleven opgesteld om aanbestedingen succesvoller te laten verlopen. Een voorbeeld van dit soort acties is de totstandkoming van een evaluatieformulier dat door inschrijvers kan worden ingevuld na afloop van een aanbestedingsprocedure. Deze feedback geeft inzicht in de ervaringen van de marktpartijen en kan door aanbestedende diensten worden gebruikt om eventuele verbeteringen in de procedure aan te brengen. Daarnaast is er onder meer een handreiking over tenderkostenvergoeding gepubliceerd, waarover Kenniscentrum Europa decentraal al eerder schreef. De handreiking benadrukt dat aanbestedende diensten in hun inkoopbeleid aandacht dienen te besteden aan de tenderkostenvergoeding en daarvoor een proces of afwegingskader moeten opstellen.
Hoewel het gesprek tussen het bedrijfsleven en de overheid op gang is gebracht door Beter Aanbesteden erkent staatssecretaris Keijzer dat er nog veel te verbeteren valt. Om deze reden krijgt het Beter Aanbesteden initiatief een vervolg.
Er wordt gesteld dat de overheid en het bedrijfsleven nog te vaak “niet naast, maar tegenover elkaar” staan. Dit terwijl de maatschappij voor grote uitdagingen staat zoals de beoogde energietransitie. Beter aanbesteden en erkennen dat markt en overheid elkaar nodig hebben is noodzakelijk om dergelijke maatschappelijke opgaven te behalen. Om de soms schuwe houding van overheid en markt jegens elkaar te verbeteren is een gedragsverandering nodig en die valt niet te behalen met wetgeving of door sancties.
Uit het Beter Aanbesteden-traject is gebleken dat alleen wederzijds begrip en een dialoog tussen betrokken partijen gedragsverandering teweeg kunnen brengen. Mede daarom, zo beargumenteert de staatssecretaris, is het belangrijk de middelen en de lessen die uit Beter Aanbesteden zijn gekomen te blijven gebruiken. Voorbeelden hiervan volgen uit de bijlage bij de kamerbrief van de Staatssecretaris:
Voor het bedoelde vervolg zullen verschillende partijen samenwerken, te weten VNO-NCW/MKB Nederland, het Ministerie van BZK en de koepelorganisaties Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW). De staatssecretaris geeft aan dat er ruimte zal zijn voor nieuwe onderwerpen, naast het continueren van de al bestaande resultaten van de actieagenda. Welke onderwerpen dit zijn is nog niet duidelijk. Wel meldt de staatssecretaris dat het vervolg grotendeels om opdrachtgeverschap gaat draaien. Hiermee wordt bedoeld dat de besluitvorming binnen overheden verbeterd zal worden en dat deze bovendien inzichtelijker wordt gemaakt voor ondernemers. Zodoende zal de transparantie rond aanbestedingsvraagstukken verbeteren. Ook zal er in het vervolg meer ruimte zijn om vraagstukken over inbesteden bespreekbaar te maken.
In reactie op de afronding van de actieagenda en het congres van 4 september, geeft Colette Gonsalves, juridisch adviseur bij de VNG, aan de bijeenkomst een mooie afsluiting van een succesvolle samenwerking te vinden. “Samen hebben we veel bruikbare ideeën opgehaald voor een vruchtbaar vervolg,” aldus Gonsalves. Op de vraag hoe ze aankijkt tegen het vervolg van Beter Aanbesteden geeft Gonsalves aan dat overheden marktpartijen hard nodig hebben bij de maatschappelijke uitdagingen waar ze nu voor staan. Daarom is beter begrip van elkaars belangen en werkwijzen belangrijk. “We kijken ernaar uit daar de komende tijd met alle betrokkenen aan te werken.” De grootste uitdagingen en problemen in de aanbestedingspraktijk blijven volgens Gonsalves een gebrek aan vertrouwen tussen ondernemers en overheden en een angst om fouten te maken. “Aanbestedingsregels zijn geen belemmering voor contact over en weer, dat moet tussen de oren komen. De regels zijn er om op eerlijke wijze de beste oplossing voor een probleem te vinden.”
Henkjan van Meer is werkzaam als beleidsadviseur publiek opdrachtgeverschap bij de UvW, en nam deel aan het traject Beter Aanbesteden. In reactie op het congres geeft hij aan dat de grootste uitdagingen volgens hem liggen in het ondersteunen van en bijdragen aan het ontwikkelen van het publiek opdrachtgeverschap van de waterschappen. “Een professionele inkoopfunctie is daarvoor een belangrijke randvoorwaarde,” aldus Van Meer. Dit is ook gelijk zijn visie voor het vervolg op Beter Aanbesteden. Het professionaliseren van de inkoopfunctie speelt al langer bij de UvW. “Dit in goed overleg met onze belangrijkste leveranciers. Het is een goede zaak dat wij onze ervaringen en werkzaamheden op deze thema’s kunnen verbinden en inbrengen in het vervolg op Beter Aanbesteden.” Van Meer is content dat de overheden dit gezamenlijk met het bedrijfsleven oppakken.
Kamerbrief over voltooiing Actieagenda Beter Aanbesteden, staatssecretaris Mona Keijzer (EZK)
Marieke Merkus en Bram Schreuder, Kenniscentrum Europa decentraal
Aanbesteden, Europa decentraal
Inbesteden, Europa decentraal
Actieagenda Beter Aanbesteden, rapport Rijksoverheid
Voortgang actieagenda Beter Aanbesteden, nieuwsbericht Europa decentraal
Staatssecretaris Mona Keijzer neemt actieagenda Beter Aanbesteden in ontvangst, nieuwsbericht Europa decentraal
Actieagenda Beter Aanbesteden in de Tweede Kamer, nieuwsbericht Europa decentraal
Moties omtrent aanbestedingen ingediend in de Tweede Kamer, nieuwsbericht Europa decentraal
De Europese Commissie organiseert op vaste momenten in het Europees beleidsproces online openbare raadplegingen om input van burgers en belanghebbenden te vergaren. De Europese Rekenkamer (ERK) heeft, op verzoek van…
Lees meerDe Europese Commissie organiseert op vaste momenten in het Europees beleidsproces online openbare raadplegingen om input van burgers en belanghebbenden te vergaren. De Europese Rekenkamer (ERK) heeft, op verzoek van het Europees Parlement, onderzocht hoe doeltreffend deze online consultaties zijn en komt tot de conclusie dat deze van hoge kwaliteit is, maar identificeert ook verbeterpunten.
Tijdens de totstandkoming van nieuwe regelgeving en beleid uit de EU, streeft de Commissie ernaar om in elke fase van dit proces de input van belanghebbenden en burgers te vragen. Dit streven heeft de Commissie verankerd en geïnstitutionaliseerd in de werkprocessen van de Commissie dankzij de Betere Regelgeving Agenda van de eerste vicevoorzitter Frans Timmermans. Dit gebeurt onder andere door middel van openbare (online) consultaties. Hiervan organiseert de Commissie er jaarlijks meer dan 100. De meest bekende hiervan is de consultatie betreffende de zomer- en wintertijd, deze leverde 4,6 miljoen reacties op. Gemiddeld nemen er 2000 burgers deel aan een consultatie. De Europese Rekenkamer stelt vast dat de perceptie van de deelnemers over de consultaties over het algemeen bevredigend was.
De ERK stelt ook een aantal verbeterpunten vast. Zo raadt de ERK aan dat de Commissie de manier verbetert waarop het burgers benadert, om zo de betrokkenheid van burgers nog verder te vergroten. Daarnaast wordt aangeraden om de consultaties in alle officiële talen beschikbaar te maken en om deze consultaties zo te schrijven dat ze ook begrijpelijk zijn voor alle burgers en belanghebbenden. De ERK constateert ‘dat er gemiddeld meer reacties komen op vragenlijsten die in alle talen van de EU waren vertaald’.
De manier waarop respondenten na de consultaties op de hoogte worden gehouden van de bevindingen kan ook verbeterd worden, aldus de ERK. De resultaten worden niet altijd op tijd, in meerdere talen of overzichtelijk gepresenteerd. De Rekenkamer beveelt de Commissie dan ook aan dat ze de deelnemers vaker en beter op de hoogte houdt van de resultaten.
De Europese Rekenkamer beveelt de Commissie tevens aan streng toe te zien op manipulatie van de raadplegingen door personen die desinformatie willen verspreiden. Hoewel de analyse van de Commissie over het algemeen bevredigend is, is het erg belangrijk dat er goed op wordt gelet of reacties uniek zijn. Hier zou ook verslaglegging over moeten worden gedaan.
De Rekenkamer concludeert dat het bestaande kader voor deze online consultaties van goede kwaliteit is en dat de respondenten van het uitgevoerde onderzoek positief zijn. Wel zijn er een aantal aanbevelingen, die de Rekenkamer in het rapport uiteenzet inclusief tijdspad.
Fabian Wondergem
Speciaal verslag nr. 14/2019: “Geef uw mening!”; door de openbare raadplegingen van de Commissie kunnen burgers meedoen, maar ze schieten tekort qua activiteiten om burgers te bereiken, Europese Rekenkamer
Betere Regelgeving, Europa decentraal
Praktijkvraag: Feedback geven aan de Europese Commissie: hoe werkt het?, Europa decentraal
Wekelijks op de hoogte gehouden worden van de belangrijkste Europese ontwikkelingen voor gemeenten, provincies en waterschappen? Neem dan een gratis abonnement op nieuwsbrief de Europese Ster.