Europese rechtspraak

Publicatie: 16 maart 2017

Door:


HvJ-EG, 10 november 1998. Zaak C-360/96. Het gaat in deze zaak om de invulling van het begrip publiekrechtelijke instelling in de zin van de aanbestedingsrichtlijn. Het Hof stelt dat het ophalen van afval een dienst van algemeen belang is, dat steeds meer particulieren ondernemingen deze taak ook uitvoeren doet hier niet aan af. Het feit dat er concurrentie bestaat leidt er niet toe dat publiekrechtelijke instellingen zich door andere dan economische overwegingen laten leiden en als de uitsluiting van particuliere partijen die kunnen voorzien in eenzelfde behoefte zorgt voor een uitholling van het begrip publiekrechtelijke instelling.

Probleem is dat in de definitie van een publiekrechtelijke instelling alleen wordt gesproken van de behoefte waarin de instelling moet voorzien. En niet over of in deze behoeften ook door particuliere ondernemingen kan worden voorzien.

Doel aanbestedingsrichtlijn

De procedures voor overheidsopdrachten voor diensten zijn gecoördineerd om belemmeringen voor het vrij verrichten van diensten op te heffen. Ook moeten ze de belangen beschermen van marktdeelnemers, die mee willen dingen naar een aanbestedingsopdracht in een andere lidstaat.

Doel richtlijn diensten

De richtlijn diensten heeft tot doel het risico uit te sluiten dat de aanbestedende diensten bij het plaatsen van welke opdracht ook de voorkeur geven aan nationale inschrijvers of gegadigden.

Concurrentie

Het feit dat er concurrentie bestaat betekent niet dat een door een aanbestedende dienst gefinancierde of gecontroleerde instelling zich door andere dan economische overwegingen laat leiden.

Uitholling begrip

De voorwaarde dat er geen particuliere ondernemingen zijn die kunnen voorzien in de behoeften waarvoor de betrokken instelling is opgericht, zou het begrip publiekrechtelijke instelling kunnen uithollen.

Bescherming van concurrenten

Aanbestedende diensten kunnen zich met een beroep op alleenrecht niet onttrekken aan de concurrentie van particuliere ondernemingen die in dezelfde behoeften van algemeen belang beweren te voorzien. De bescherming van concurrenten van publiekrechtelijke instellingen wordt al gewaarborgd door de voorwaarde die wordt gesteld aan het beroep op alleenrecht. De voorwaarde luidt dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepaling waarop het door de instelling genoten alleenrecht berust, verenigbaar is met het EG-Verdrag.

Definitie publiekrechtelijke instelling

Zelfs als particuliere ondernemingen in dezelfde behoeften kunnen voorzien als de aangewezen instelling, kan de definitie van publiekrechtelijke instelling op een bepaalde instelling van toepassing zijn. Bovendien maakt het ontbreken van mededinging geen element uit van de definitie van een publiekrechtelijke instelling.

Industriële of commerciële aard

Het bestaan van concurrentie is wel van belang voor de vraag of een behoefte een reden van algemeen belang is, of van industriële of commerciële aard is. Het bestaan van sterke concurrentie kan een aanwijzing zijn voor het feit dat het niet om een behoefte van algemeen belang gaat. Het Hof betrekt hierbij een onderzoek naar de opsomming op de lijst van publiekrechtelijke instellingen. Zij constateert dat het om behoeften gaat waarin de staat om redenen van algemeen belang besluit zelf te voorzien of beslissende invloed te willen behouden.

Behoefte van algemeen belang

Volgens het Hof kan het ophalen en verwerken van huishoudelijk afval onbetwist als een behoefte van algemeen belang worden beschouwd. Het is mogelijk dat particuliere marktdeelnemers niet in dezelfde mate in de behoefte voorzien, zoals voor de volksgezondheid of milieubescherming noodzakelijk wordt geacht. Daarom is afval ophalen een van de activiteiten waarvan de staat kan beslissen dat zij door overheidsdiensten moeten worden verricht, of waarbij de overheid een beslissende invloed wenst te behouden.

Particuliere ondernemingen

Het begrip ‘behoefte van algemeen belang anders dan die van industriële of commerciële aard’ sluit niet behoeften uit waarin ook door particuliere ondernemingen kan worden voorzien. Om volle werking te geven aan het beginsel van vrij verkeer moet het begrip aanbestedende dienst een functionele uitleg krijgen.

Restfunctie

Het begrip ’verenigingen gevormd door een of meer van deze lichamen’ (art. 1b) binnen de definitie van publiekrechtelijke instelling heeft een restfunctie. Een bepaalde entiteit kan niet tegelijkertijd onder twee verschillende categorieën vallen. In deze zaak moest eerst worden nagegaan of de BV (die gemeenschappelijk eigendom was van twee gemeenten) als publiekrechtelijke instelling kan worden aangemerkt.