Zaak T-258/06. Duitsland is in beroep gegaan tegen een interpretatieve mededeling van de Europese Commissie. Deze gaat over de gemeenschapswetgeving en verdragsbeginselen die van toepassing zijn op het plaatsen van opdrachten die niet of gedeeltelijk onder de richtlijn overheidsopdrachten vallen.
Zaak
Het Gerecht, 20 mei 2010. Duitsland tegen Europese Commissie Zaak T-258/06.
Duitsland is in beroep gegaan tegen een interpretatieve mededeling van de Europese Commissie. Deze gaat over de gemeenschapswetgeving die van toepassing is op het plaatsen van opdrachten die niet of gedeeltelijk onder de richtlijn overheidsopdrachten vallen. Volgens Duitsland is de mededeling een dwingende handeling, omdat er nieuwe regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten in staan, die verder gaan dan de verplichtingen uit het gemeenschapsrecht. Het creëert rechtsgevolgen voor de lidstaten. Volgens Duitsland is de Commissie hiertoe niet bevoegd en verzoekt het Gerecht om de mededeling te vernietigen.
De Commissie stelt in haar mededeling dat verscheidene Europese beginselen, zoals transparantie en gelijke behandeling, op alle overheidsopdrachten van toepassing zijn die voor de interne markt relevant zijn. Overheidsopdrachten die niet onder de aanbestedingsrichtlijn vallen maar wel relevant zijn van de interne markt, moeten voldoen aan deze beginselen. Dit moet per individueel geval beoordeeld worden door de aanbestedende dienst. Dit betekent dat de opdracht moet worden aangekondigd, zodat alle geïnteresseerden zich voor de opdrachten kunnen melden.
Gerecht
Het Gerecht verklaarde alle bezwaren ongegrond.
Voorafgaande bekendmaking
De aanklager betoogt dat de mededeling een verplichting tot voorafgaande bekendmaking oplegt, waarin de fundamentele beginselen van het EG-verdrag niet zijn voorzien. Volgens het Gerecht vloeit uit het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie transparantie (met name door een passende vorm van bekendmaking) voort (zaak C 264/03). Uit die beslissingen blijkt dat de fundamentele regels van het EG-verdrag van toepassing zijn op alle overheidsopdrachten, met inbegrip van degene die niet onder de richtlijnen inzake overheidsopdrachten vallen. Daarom heeft de Commissie in de mededeling die beschikking en dat arrest terecht aangevoerd.
Verder dan fundamentele beginselen
Volgens Duitsland gaan de verplichtingen uit de mededeling verder dan de uitleg die het Hof van de fundamentele beginselen heeft gegeven. Volgens de mededeling moeten bij de beslissing over de gunning van de opdracht het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel in acht genomen worden. Dit gaat niet verder dan de beginselen waarop dit punt berust. Het creëert geen nieuwe verplichtingen die vatbaar zijn voor een beroep tot nietigverklaring.
Onderhandse plaatsing opdrachten
Volgens Duitsland wordt in de mededeling gezegd dat de in de richtlijn overheidsopdrachten genoemde gevallen waarin opdrachten onderhands mogen worden geplaatst, ook gelden voor opdrachten die niet onder deze richtlijnen vallen. Als de richtlijnen uitdrukkelijk in een afwijking voorzien, kunnen de fundamentele beginselen geen bekendmakingsvereisten opleggen. Deze afwijking zou zinloos worden. De mededeling is dus gunstig voor lidstaten. Het biedt hen de mogelijkheid om, als de voorwaarden voor de toepassing ervan zijn vervuld, de verplichting tot voorafgaande bekendmaking naast zich neer te leggen.
Niet-nakomingsprocedure
Volgens Duitsland creëert de mededeling een rechtsgevolg, wanneer wordt gesteld dat wanneer de mededeling niet in acht wordt genomen, er een niet-nakomingsprocedure (art. 226 EG) wordt ingesteld.
De Commissie kan deze procedure instellen tegen een lidstaat die de verplichtingen uit het EG-verdrag niet nakomt. Dit bewijst niet dat die mededeling nieuwe verplichtingen inzake overheidsopdrachten creëert en dus een handeling is die verbindende rechtsgevolgen sorteert. De niet-nakomingsprocedure is een feitelijk gevolg, geen dwingend rechtsgevolg.