Europese rechtspraak

Publicatie: 16 maart 2017

Door:


HvJ-EG, 24 september 1998. Zaak C-76/97. Overweging 44 en volgende gaan in op de mogelijke rechtstreekse werking van bepalingen aangaande de werkingssfeer van de toenmalige aanbestedingsrichtlijn diensten en 2A en 2B-diensten daarin. Deze zaak gaat over de inroepbaarheid van de Richtlijn Diensten als het gaat om overeenkomsten van onbepaalde tijd.

In 1984 was een raamovereenkomst voor ziekenvervoer voor onbepaalde tijd aangegaan. Er werd, zoals afgesproken, jaarlijks onderhandeld over de tarieven. Een gepasseerde concurrent beweerde dat het ging om een opdracht in de zin van de richtlijn diensten, die Europees had moeten worden aanbesteed.

Hof

Het Hof stelt dat het Europees recht aanbestedende diensten niet verplicht in te grijpen in bestaande overeenkomsten die voor onbepaalde tijd of meerdere jaren zijn aangegaan, als deze zijn aangegaan vóór het verstrijken van de omzettingstermijn van de richtlijn diensten. Er kan geen beroep worden gedaan op het Europees recht tegen opdrachten die over een periode van veertien jaar of langer van kracht blijven.

CPC-nomenclatuur verbindend

Het Hof oordeelt dat de verwijzing in de bijlagen I A en I B van de richtlijn diensten naar de CPC-nomenclatuur verbindend is. Deze bijlagen kunnen niet geïnterpreteerd worden in het licht van de CPV (of CPA) nomenclatuur.

Samengestelde diensten

Bij samengetelde diensten die elementen van zowel A-diensten al B-diensten bevatten dient de relatieve waarde van elk te worden bepaald (art. 22 richtlijn 2004/18).