Op 21 oktober heeft de Europese parlementscommissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (ENVI), ingestemd met de start van inter-institutionele onderhandelingen over de bodemmonitoringsrichtlijn. Dit betekent dat de Europese Commissie (de Commissie), het Europees Parlement (EP) en de Raad van de Europese Unie (de Raad) achter de schermen met elkaar in gesprek gaan over de definitieve wettekst (trialogen). Of de publicatie-finish voor deze regelgeving daarmee ook in zicht komt, ligt aan het verloop van de onderhandelingen. Het kan nog alle kanten op…
De Bodemmonitoringsrichtlijn en Nederland
Naar schatting verkeert 60-70% van de Europese bodems in een ongezonde staat en de Commissie presenteerde daarom in 2021 de EU-bodemstrategie voor 2030 (in lijn met de Green Deal en de biodiversiteitsstrategie). Het gebrek aan Europese wetgeving werd in deze strategie aangewezen als een belangrijke oorzaak van de alarmerende bodemtoestand in de EU en hier moet de bodemmonitoringsrichtlijn verandering in brengen. Deze richtlijn stelt een aantal concrete doelen voor 2030 en heeft als overkoepelend streven om in 2050 weer gezonde bodems te hebben. Daarmee is de Bodemmonitoringsrichtlijn ook onderdeel van het bredere Zero Pollution Action Plan. De Richtlijn verplicht lidstaten om toezicht te houden op de bodemgezondheid van hun grondgebied en als een gebied vervuild blijkt te zijn, moeten lidstaten dit onderzoeken en oplossen. Voor Nederland is dat een waarschijnlijk een grote klus; onze grond is namelijk sterk vervuild.
In Nederland zijn zowel provincies en waterschappen als gemeenten (en omgevingsdiensten) via de Omgevingswet betrokken bij de zorg voor de bodemgezondheid. Met name gemeenten spelen, als beheerder van de fysieke ruimte, een grote rol. Zij moeten bijvoorbeeld regels over bodemkwaliteit opnemen in hun omgevingsplannen en rekening houden met verontreinigende stoffen. Of de verantwoordelijkheid voor bodemmonitoring ook bij gemeenten komt te liggen is echter nog onduidelijk; dit blijkt pas wanneer de Richtlijn naar Nederlandse wetgeving wordt omgezet. De VNG uitte eerder al wel haar zorgen over de uitvoerbaarheid van de regelgeving voor gemeenten en uit reacties van het IPO en de UvW bleek dat deze zorgen ook spelen bij provincies en waterschappen. Daarnaast is duidelijk dat Nederland het grondbeleid liever in eigen handen houdt. Zowel de Eerste– als Tweede Kamer hebben aangegeven dat het voorstel van de Commissie in strijd is met het subsidiariteitsbeginsel en niet aansluit bij “het lokale karakter en de land-specifieke oorzaken van bodemverontreiniging”. Het Europees Comité van de Regio’s gaat hier in haar advies ook op in en benadrukt het belang van lokale uitvoerbaarheid.
De wetgevingsprocedure tot nu toe
Sinds het voorstel van de Europese Commissie voor de bodemmonitoringsrichtlijn op 5 juli 2023 zijn er een aantal stappen gezet richting definitieve regelgeving. Op basis van een voorafgaand verslag van de ENVI-commissie nam het EP haar eerste lezing aan in april 2024. Ze scherpte het oorspronkelijke voorstel van de Commissie aan met o.a. een classificatiesysteem voor bodems en een lijst van schadelijke stoffen. Daarnaast werden een aantal verplichtingen voor lidstaten op het vlak van duurzaam bodemmanagement geschrapt en werd de voorziening van sancties uit de richtlijn gehaald. Met de Europese verkiezingen voor de deur werden vervolgstappen in de procedure daarna overgelaten aan het nieuwe EP. Met de recente stemming van de ENVI-commissie over de start van de onderhandelingen voor de Bodemmonitoringsrichtlijn is de 1e lezing van het vorige EP opnieuw bevestigd.
In de tussentijd heeft de Raad op 17 juni een zogenaamde ‘algemene oriëntatie’ vastgesteld waarin ze onder meer pleit voor een flexibel beoordelings- en monitoringssysteem met meer invullingsruimte voor de lidstaten. Deze algemene oriëntatie is een voorlopig standpunt over het regelgevingsvoorstel van de Commissie. Hoewel het geen vaste stap in de gewone wetgevingsprocedure is, komt het in de praktijk geregeld voor dat de Raad er eentje vaststelt om het wetgevingsproces te versnellen. Formeel is de status van het voorstel nu: in afwachting van de positie van de Raad na 1e lezing.
Het vervolg van de wetgevingsprocedure
Het verdere verloop van de wetgevingsprocedure voor de Bodemmonitoringsrichtlijn is afhankelijk van de onderhandelingen. Als er overeenstemming wordt bereikt over de 1e lezing van het EP, zal de Raad deze versie van de Richtlijn vaststellen en kan publicatie snel plaatsvinden. Het ligt echter meer voor de hand dat de instellingen samen een aangepaste tekst opstellen, die de Raad daarna vaststelt in een formele 1e lezing. Het voorstel wordt dan teruggestuurd naar het EP voor een 2e lezing, die vanwege de informele overeenstemming snel kan worden vastgesteld. Als de instellingen er samen echter niet uitkomen, wordt de gewone wetgevingsprocedure gevolgd en kan de finishlijn voor de Bodemmonitoringsrichtlijn nog heel ver weg zijn. In dit scenario kan de wetgeving zelfs nog stranden voor de finish.