×
Europees recht en beleid

Laatste update: 11 december 2023

Contact:


Gemeenten zijn sinds januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet, de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en vanaf 1 januari 2022 voor de uitvoering van de Wet inburgering. Gemeenten moeten als gevolg hiervan overeenkomsten aangaan en trajecten opstarten voor onder meer de inkoop van jeugdzorg, werk en inkomen, zorg aan langdurig zieken en ouderen en inburgeringscursussen. Hierbij kunnen gemeenten te maken krijgen met de Europese aanbestedingsregels.

Wetgeving sociaal domein

Gemeenten zijn volgens de Wmo 2015 verantwoordelijk om burgers met een beperking de voorzieningen, hulp en ondersteuning te bieden die ze nodig hebben. Lichtere vormen van zorg en ondersteuning uit de voormalige Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), zoals begeleiding, hulpmiddelen, thuiszorg, dagbesteding en verzorging en verpleging thuis, zijn overgegaan naar de Wmo en de Zorgverzekeringswet. Voor langdurige, intensieve zorg is de Wet langdurige zorg (Wlz) in het leven geroepen.

Gemeenten zijn daarnaast op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk voor bijna alle zorg en ondersteuning voor kinderen en jongeren. Voorbeelden hiervan zijn ambulante jeugdhulp, pleegzorg, verblijf in een jeugdinstelling, jeugd-GGZ, jeugdbescherming, jeugdreclassering en zorg en ondersteuning voor jongeren met een lichte beperking.

Met de invoering van de Participatiewet zijn de Wet Werk en Bijstand (WBB), de Wet op de sociale werkvoorziening (WSW), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) gewijzigd. De term ‘participatie in het sociaal domein’ verwijst naar de taken die erop gericht zijn mensen met een arbeidsbeperking of een afstand tot de arbeidsmarkt naar vermogen aan het werk te krijgen.

De laatste uitbreiding van de taken van gemeenten is de inwerkingtreding van de nieuwe Wet Inburgering. Als onderdeel van de gemeentelijke dienstverlening in het sociaal domein ligt deze verantwoordelijkheid nu bij de gemeente. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid om inburgeringscursussen in te kopen dus verlegd van de inburgeraar naar de gemeente.

Subsidies

Decentrale overheden kunnen in het sociaal domein besluiten tot een subsidieverlening aan zorgaanbieders. Bij subsidieverlening is er geen uitvoeringsplicht voor de subsidieontvanger, in dit geval de (zorg)aanbieder. De subsidieontvanger kan eenzijdig aanspraak maken op financiële middelen en de subsidieverlener heeft geen mogelijkheden om de uitvoering van de opdracht af te dwingen. Ook is een subsidieontvanger – in tegenstelling tot de uitvoerder van een overheidsopdracht – in beginsel vrij in de manier waarop hij invulling geeft aan de activiteit waarvoor hij subsidie heeft aangevraagd.

Subsidies vallen daarnaast in beginsel niet onder het aanbestedingsrecht, omdat het om de aanspraak op financiële middelen voor bepaalde activiteiten gaat, anders dan als betaling voor aan de overheid geleverde goederen of diensten. De bezwarende titel bij overheidsopdrachten brengt met zich mee dat er sprake is van wederzijdse verplichtingen en een vergoeding voor het leveren van goederen of diensten. Wanneer een tegenprestatie niet marktconform is, is er sprake van een subsidie, met als gevolg dat deze aan de hand van eigen subsidievoorwaarden van de gemeente mag worden vormgegeven. Het onderscheid is echter niet glashard: er kan een subsidie gehanteerd worden terwijl er in dezelfde situatie ook sprake is van een overheidsopdracht.

Onder subsidie en aanbesteden vindt u meer informatie over het verschil tussen een subsidie en een overheidsopdracht.

Bij het verlenen van een subsidie moet de gemeente tenslotte rekening houden met de staatssteunregels. Er moet voldaan zijn aan alle vijf cumulatieve voorwaarden, alvorens er sprake is van staatsteun.

Open-house model

Behalve een aanbestedingsprocedure kunnen gemeenten kiezen om in te kopen middels het open-house model. In het sociaal domein wordt relatief vaak gekozen voor een open-house constructie, waarin alle partijen die voldoen aan de voorwaarden die een gemeente heeft gesteld een overeenkomst met de gemeente mogen sluiten. Dit houdt in dat de gemeente binnen een open-house systeem geschiktheidseisen of minimumeisen stelt. Aanbieders die voldoen aan deze eisen kunnen worden opgenomen in het systeem en zo hun diensten aanbieden. Vervolgens kunnen gebruikers zelf kiezen uit de aanbieders die zijn opgenomen in het systeem van de gemeente.

In het Tirkkonen-arrest heeft het Hof bepaald dat een open-house model niet als een aanbestedingsprocedure kwalificeert, omdat er, anders dan bij een overheidsopdracht, geen selectie wordt gemaakt tussen inschrijvingen en geen sprake is van gunning. Bij een open-house model kan sprake zijn van een systematiek waarin nieuwe partijen tijdens de looptijd van de al met andere partijen gesloten overeenkomsten kunnen toetreden.

Sociale en andere specifieke diensten

Wanneer de gemeente een dienstverlenings­opdracht in de markt zet kan het, indien mogelijk, gebruik maken van het verlichte regime voor sociale en andere specifieke diensten (SAS-diensten). Diensten voor gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening kwalificeren over het algemeen als SAS-diensten.

Als een overheidsopdracht voor SAS-diensten boven het Europese drempelbedrag van 750.000 euro exclusief btw uitkomt, dient een aanbestedende dienst de opdracht Europees aan te besteden. Het Europese drempelbedrag voor SAS-diensten valt hoger uit dan voor overige diensten, omdat de aard van SAS-diensten met zich meebrengt dat er – in de regel – pas bij een hoger bedrag sprake zal zijn van grensoverschrijdend belang. Wanneer een SAS-dienst is opgenomen in bijlage XIV van Richtlijn 2014/24, is het verlicht aanbestedingsregime voor SAS-diensten behorend bij deze categorie van opdrachten van toepassing. In Richtlijn 2014/24 is dit geregeld in artikel 74 en verder en in de Aanbestedingswet 2012 is dit geregeld in de artikelen 2.38 en 2.58a.

Bij SAS-diensten die onder het drempelbedrag van € 750.000,- blijven gelden de bepalingen van Richtlijn 2014/24 niet. In dat geval heeft de aanbestedende dienst meer ruimte om de procedure zelf vorm te geven. Als gevolg hiervan bestaat er ook geen verplichting om de opdracht aan te kondigen. De aanbestedingsbeginselen blijven echter wel van toepassing en vanwege de Gids Proportionaliteit heeft de aanbestedende dienst ook de plicht om op basis van objectieve gronden een proportionele nationale procedure te kiezen.

In deze praktijkvraag kunt u meer lezen over de SAS-procedure, terwijl deze praktijkvraag voorziet in een handig stappenplan voor de SAS-procedure. Meer informatie over de nationale aanbestedingsregels kunt u vinden op onze pagina nationale aanbestedingsregels.