Uitsluitingsgronden
Het is niet vanzelfsprekend om te kunnen deelnemen aan overheidsopdrachten, hiervoor gelden strikte voorwaarden. Decentrale overheden hanteren criteria zoals economische en financiële draagkracht, technische bekwaamheid en vakbekwaamheid. Als ondernemers niet aan deze criteria voldoen, kan uitsluiting van deelname volgen. Deze uitsluitingsgronden moeten een bijdrage leveren aan fraude- en corruptiebestrijding.
Uitsluitingsgronden
In de aanbestedingsrichtlijnen zijn uitsluitingsgronden opgesteld die gebruikt worden bij aanbestedingen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen facultatieve en verplichte uitsluitingsgronden:
1. Facultatieve uitsluitingsgronden
Van deelneming aan een opdracht kan iedereen worden uitgesloten die (art. 57 lid 4 richtlijn 2014/24):
- zich schuldig maakt aan schending milieu-, sociaal en arbeidsrecht;
- vervalsing van de mededinging heeft begaan;
- in faillissement of liquidatie verkeert;
- faillissement of liquidatie heeft aangevraagd;
- in een rechterlijke uitspraak is veroordeeld voor overtreding van beroepsgedragsregels;
- een ernstige fout heeft begaan;
- slechte past performance heeft;
- niet voldaan heeft aan socialezekerheidsbijdragen;
- niet voldaan heeft aan belastingverplichtingen;
- een valse verklaring heeft gegeven;
- het besluitvormingsproces heeft beïnvloed.
2. Verplichte uitsluitingsgronden
Van deelneming aan een opdracht moet worden uitgesloten, iedere gegadigde of inschrijver tegen wie bij een onherroepelijk vonnis een veroordeling om één of meer van de hieronder opgegeven redenen is uitgesproken (art. 57 lid 1 richtlijn 2014/24):
- deelneming aan een criminele organisatie;
- omkoping;
- fraude;
- terrorisme;
- witwassen van geld;
- kinderarbeid;
- niet betalen van belasting of sociale premies.
Geen Limitatieve lijst
Volgens het Hof mogen lidstaten andere uitsluitingsmaatregelen nemen dan die in art. 57 worden opgesomd (zaak Michaniki). Deze moeten beogen te waarborgen dat de beginselen van gelijke behandeling en transparantie in acht worden genomen. De uitsluitingsgronden mogen niet verder gaan dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken.
Bewijsstukken
De aanbestedende dienst kan een inschrijver op twee manieren om bewijsstukken van zijn/haar gedrag en financiële situatie vragen: aan de inschrijver zelf of aan de hiervoor bevoegde autoriteiten (nationaal of in een andere lidstaat). De richtlijnen bevatten hiervoor een Europees standaardformulier: het uniform Europees Aanbestedingsdocument (art. 59 richtlijn 2014/24 en art. 2.84 Aanbestedingswet 2012). Dit document moet de in Nederland bestaande Eigen Verklaring (EV) vervangen.
Op 6 januari 2016 heeft de Europese Commissie het standaardformulier voor het uniform Europees aanbestedingsdocument in Uitvoeringsverordening 2016/7 gepubliceerd. Dit document sluit aan op de doelstellingen die voortvloeien uit de nieuwe aanbestedingsrichtlijnen, namelijk het verlichten van de administratieve lasten van aanbestedende diensten en ondernemers. In bijlage II (pagina 7 e.v.) van de Uitvoeringsverordening is het standaardformulier voor het UEA opgenomen.
Gedragsverklaring aanbesteden
De Aanbestedingswet bevat ook een andere regeling om de integriteit te toetsen, namelijk de Gedragsverklaring aanbesteden (GVA). De GVA vervangt sinds 1 april 2013 de ‘VOG voor aanbesteding’. Het opvragen van een Gedragsverklaring aanbesteden is niet verplicht voor de aanbestedende dienst. Maar als de aanbestedende dienst de Gedragsverklaring opvraagt dan dient dat wel via het standaard aanvraagformulier te gebeuren. Hiermee schept de verklaring uniformiteit. De geldigheidstermijn van de Gedragsverklaring aanbesteden is 24 maanden. In eerste instantie wordt er via de Eigen Verklaring getoetst. De aanbestedende dienst kan aan de winnaar of geselecteerden om een bewijsstuk vragen.
Meer weten over dit onderwerp?
Werkt u voor een decentrale overheid of het Rijk en hebt u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met de helpdesk van Europa decentraal:
STEL UW VRAAG