Vrijstellingen
1. Horizontale samenwerkingsovereenkomsten
Horizontale samenwerkingsovereenkomsten zijn samenwerkingsovereenkomsten tussen (potentiële) concurrenten of ondernemingen die actief zijn op dezelfde productmarkt. Zij kunnen bijvoorbeeld afspraken maken over uitwisseling van informatie.
Richtsnoeren horizontale samenwerkingsovereenkomsten
De richtsnoeren horizontale samenwerkingsovereenkomsten bepalen wanneer mededingingsregels van toepassing zijn op horizontale samenwerkingsovereenkomsten. Ze leggen uit wanneer bijvoorbeeld informatie-uitwisseling als mededingingsverstorend kan worden gezien en wanneer dit de markt juist bevordert.
Als er een overeenkomst tussen concurrenten is, zijn de richtsnoeren ook ook van toepassing op verticale samenwerkingsovereenkomsten.
Vrijstellingen
Ook de vrijstelling voor onderzoek- en ontwikkelingsovereenkomsten en de vrijstelling voor specialisatieovereenkomsten zijn van toepassing op horizontale samenwerkingsovereenkomsten.
2. Verticale samenwerkingsovereenkomsten
Verticale samenwerkingsovereenkomsten zijn overeenkomsten die worden gesloten tussen ondernemingen die elk in een andere fase van de productie- of distributieketen werkzaam zijn. Ook hiervoor zijn bepaalde vrijstellingen vastgelegd.
Groepsvrijstelling verticale overeenkomsten
De Groepsvrijstelling verticale overeenkomsten stelt verticale overeenkomsten die aan bepaalde voorwaarden voldoen vrij van het kartelverbod. De voorwaarden gaan onder andere over de inhoud van de overeenkomst en het marktaandeel van betrokken ondernemingen. Verboden zijn bijvoorbeeld:
– Overeenkomsten waarin een niet-concurrentiebeding van langer dan vijf jaar is opgenomen;
– Overeenkomsten tussen leverancier en afnemer waarbij één van hen meer dan 30% marktaandeel heeft.
Richtsnoeren verticale beperkingen
De richtsnoeren verticale beperkingen beschrijven de aanpak van verticale overeenkomsten die niet onder de Groepsvrijstelling vallen. Ze richten zich op het marktaandeel van 30% uit de vrijstelling. Als dit maximale marktaandeel wordt overschreden, is er niet gelijk sprake van een verboden overeenkomst.
De drempel is bedoeld om overeenkomsten waarover twijfel bestaat aan een individueel onderzoek te onderwerpen. De richtsnoeren bevatten regels voor de evaluatie van verticale beperkingen. Volgens de Commissie gaat het dan met name om:
– Merkexclusiviteit (niet-concurrentiebedingen);
– Alleenverkoop;
– Klantenexclusiviteit;
– Selectieve distributie;
– Franchising;
– Exclusieve levering;
– Vooraf te betalen toegangsvergoedingen;
– Beperkingen betreffende de wederverkoopprijs.
Technologieoverdracht
De verordening overeenkomsten technologieoverdracht zondert overeenkomsten waarin technologieoverdracht wordt vastgelegd in bepaalde gevallen uit van de mededingingsregels. Hieronder wordt verstaan: het overdragen van bijvoorbeeld octrooilicenties, rechten op tekeningen en modellen en auteursrecht op software. Deze overeenkomsten zijn uitgesloten van het kartelverbod als de het marktaandeel van de betrokken ondernemingen:
– Niet groter is dan 20% bij concurrerende ondernemingen;
– Niet groter is dan 30% bij niet-concurrerende ondernemingen;
– De overeenkomst geen bepaalde sterk mededingingsverstorende beperkingen bevat. Art. 4 en 5 van de verordening noemen een reeks met beperkingen die onder deze voorwaarde vallen.