Ongeveer 10% van de totale hoeveelheid afval bestaat uit wat in de EU ‘stedelijk afval’ wordt genoemd. Stedelijk afval omvat afval van huishoudens en afval uit andere bronnen dat qua aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens. Voorbeelden zijn afval uit de detailhandel, de overheid, het onderwijs, diensten in de gezondheidszorg, huisvesting en catering. Op deze pagina worden de begrippen stedelijk en huishoudelijk afval door elkaar gebruikt.
Stedelijk afval omvat volgens de herziene Kaderrichtlijn Afvalstoffen (KRA; 2008/98/EG):
- Gemengd afval;
- Gescheiden ingezameld afval van huishoudens, met inbegrip van papier en karton, glas, metaal, plastic, bioafval, hout, textiel, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgedankte batterijen en accu’s;
- Grofvuil, met inbegrip van matrassen en meubels en gemengd afval;
- Gescheiden ingezameld afval uit andere bronnen indien dat afval in aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens.
Stedelijk afval is een complexe afvalstroom, onder andere door de gemengde samenstelling. Het beheer ervan vraagt om een efficiënt inzamelingssysteem, een doeltreffend sorteersysteem en een aangepaste infrastructuur. Ook de actieve betrokkenheid van burgers en bedrijven is bij het beheer essentieel. Er zijn dan ook grote verschillen tussen Europese lidstaten op het gebied van stedelijk afvalbeheer.
Huishoudelijk afval speelt een belangrijke rol bij de overgang naar een circulaire economie. De EU heeft daarom doelstellingen opgenomen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval. Overheidsinstanties zijn hierbij een belangrijke schakel. In Nederland valt het beheer van huishoudelijk afval onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.
Europees beleid voor huishoudelijk afval
Het beheer van stedelijk afval valt onder diverse Europese wet- en regelgeving zoals de KRA (2008/98/EG) de Richtlijn Storten afvalstoffen (1999/31/EG).
Kaderrichtlijn Afvalstoffen
De KRA is het hoofdzakelijke wettelijke kader voor de behandeling van afval in de EU. Het bevat definities, principes en doelstellingen voor afvalbeheer.
Op het gebied van stedelijk afval zet de richtlijn in op het scheiden, het voorbereiden voor hergebruik en recycling van stedelijk afval. De richtlijn verplicht lidstaten bijvoorbeeld om papier, metaal, plastic, glasafval en gevaarlijk huishoudelijk afval gescheiden in te zamelen. Daarnaast moeten afvalstoffen zoals papier, metaal, plastic en glas worden voorbereid voor hergebruik en recycling tot minimaal 50 gewichtsprocent.
Lidstaten mogen afwijken van het gescheiden inzamelen van afvalstoffen wanneer gescheiden inzameling technisch niet haalbaar is, het niet de beste milieuresultaten oplevert of buitensporig hoge economische kosten meebrengt. Ook wanneer andere handelingen vergelijkbare kwaliteit opleveren (zoals nascheiding) is afwijking van de richtlijn toegestaan.
In 2018 werd de KRA herzien (2018/851). Hierbij is meer nadruk te komen liggen op stedelijk afval en er werden deadlines gesteld voor het inzamelen van bioafval (2023), textiel (2025) en gevaarlijke onderdelen van huishoudelijk afval.
Ook zijn de doelstellingen voor voorbereiding voor hergebruik en recycling van stedelijk afval verhoogd. Lidstaten moeten in drie tijdsvakken de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhogen; in 2025 tot minimaal 55 gewichtsprocent, in 2030 tot minimaal 60% en in 2035 tot minimaal 65%.
Richtlijn Storten aAfvalstoffen
De Stortrichtlijn (1999/31/EG) heeft tot doel de negatieve gevolgen van het storten van afvalstoffen voor het milieu en de volksgezondheid te voorkomen of zoveel mogelijk te verminderen. Veel stedelijk afval is biologisch afbreekbaar. Aangezien het storten van onbehandeld biologisch afbreekbaar afval negatieve gevolgen heeft voor het milieu, beoogt de stortrichtlijn dit te beperken.
De herziene Stortrichtlijn (2018/850) beoogt tevens het storten van al het stedelijk afval verder te beperken. Lidstaten moeten maatregelen treffen om het storten van stedelijk afval tegen 2035 tot 10% of minder van de totale geproduceerde hoeveelheid terug te brengen. Daarnaast moeten lidstaten ernaar streven om stedelijk afval dat zich leent voor recycling of andere nuttige toepassingen vanaf 2030 niet meer te storten.
Nationaal beleid
De richtlijnen zijn hoofdzakelijk geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (BSSA) In het BSSA zijn stortverboden opgenomen voor stedelijk afval zoals (grof) huishoudelijk afval, papier en karton, glas, textiel, kunststof en groente, fruit- en tuinafval.
Het begrip stedelijk afval wordt op dit moment niet gebruik in de Wet milieubeheer. In plaats daarvan wordt in de Nederlandse wetgeving een onderscheid gemaakt tussen huishoudelijk en bedrijfsafval. Het begrip ‘stedelijk afval’ hoeft ook niet in de nationale regelgeving worden opgenomen, omdat dit enkel van belang is voor verplichtingen inzake monitoring en rapportage. Wel wordt er gezorgd dat de gescheiden inzameling van bepaalde stromen huishoudelijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen in lijn wordt gebracht met de bepalingen van de KRA.
Landelijk Afvalbeheerplan
Stedelijk afval valt onder verschillende sectorplannen van het Landelijke Afvalbeleid (LAP). Zo valt het sectorplan Huishoudelijk restafval grotendeels onder stedelijk afval. Ook andere sectorplannen van het LAP raken aan stedelijk afval, zoals bijvoorbeeld de sectorplannen voor gescheiden ingezameld/afgegeven papier, en karton, textiel, gft, het sectorplan voor kunststof en rubber, metalen, batterijen en accu’s, klein chemisch afval, hout, verpakkingen, afgedankte elektronische en elektrische apparatuur.
Decentrale relevantie
Green Deal
In het rijksbrede programma Circulaire Economie heeft het kabinet met maatschappelijke partners de doelstelling gesteld om in 2050 circulair te zijn. In 2025 is de doelstelling maximaal 30 kg huishoudelijk restafval per persoon.
De uitvoeringsprogramma’s ‘VANG-huishoudelijk afval’ en ‘VANG-buitenshuis’ zijn onderdeel van het programma Circulaire Economie. Deze programma’s zetten in op afvalscheiding, preventie en het sluiten van grondstofketens. Kunststoffen, matrassen, incontinentiemateriaal (luiers), voedsel, meubilair, KCA, textiel en drankenkartons zijn voorbeelden van ketens die binnen deze programma’s worden opgepakt.
De kaderrichtlijn afvalstoffen (KRA) introduceert een verplichting om stedelijk afval gescheiden in te zamelen. Het gaat om bioafval, papier, metaal, kunststof, glas, textiel en gevaarlijke afvalstoffen.
Gemeenten dragen zorg voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Wettelijk gezien zijn lokale overheden al verplicht om gft afval en elektrische en elektronische apparatuur en batterijen afkomstig van huishoudens in te zamelen. Hierover meer op onze pagina’s bioafval en AEEA. Gemeenten kunnen kiezen voor verdere gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Gescheiden inzameling van andere afvalstromen is grotendeels bestaande praktijk.
Er bestaan uitzonderingsgronden om van de hoofdregel af te wijken. Plastic, metaal en glas kunnen nagescheiden worden als dat een vergelijkbaar resultaat oplevert als gescheiden inzameling. Ook voor bioafval is een uitzondering toegestaan omdat het nog niet technisch of economisch haalbaar is
Decentrale overheden moeten op het gebied van afvalbeleid rekening houden met het Landelijke Afvalbeleid (LAP). Binnen de kaders van het LAP kunnen gemeenten een eigen beleid voor afvalpreventie en -scheiding ontwikkelen. Ook provincies moeten bij milieuvergunningen en de uitvoering van de Wet milieubeheer rekening houden met het LAP.