Asiel
Een belangrijk onderdeel van het migratiebeleid is het Europees asielrecht. Het gaat onder meer over de vraag wie er als vluchteling kan worden aangemerkt, welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en aan welke normen de opvang moet voldoen.
GEMEENSCHAPPELIJK ASIELSTELSEL
Om het asielrecht binnen de Europese Unie te harmoniseren, streeft de EU naar een Gemeenschappelijk Europees Asiel Systeem (GEAS). De belangrijkste doelstellingen binnen het GEAS zijn:
- een uniforme status voor asiel en subsidiaire bescherming;
- gemeenschappelijke procedures voor de behandeling van aanvragen tot bescherming;
- vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag (de Dublin III-verordening);
- gemeenschappelijke normen voor de opvang van asielzoekers.
Ter uitvoering van de doelstellingen zijn er meerdere richtlijnen en verordeningen vastgesteld. Het gaat hier hoofdzakelijk om Europese minimumnormen en -procedures. Voor de lidstaten bestaat er ruimte voor verdere invulling met betrekking tot hun nationale asielrecht. Hierdoor kunnen de stelsels in de lidstaten gedeeltelijk verschillen.
De verbetering van het GEAS komt naar voren in de beleidsprogramma’s van de EU. Sinds 2016 wordt er gesproken over plannen om het GEAS te hervormen, naar aanleiding van de grote migratiestromen van de afgelopen jaren. Zo heeft de Commissie in mei 2016 een voorstel gedaan voor de “Dublin IV-verordening”. Dit systeem zal transparanter en effectiever zijn en moet de disproportionele druk op de asielsystemen van sommige lidstaten wegnemen.
Het Europees Ondersteuningsbureau voor Asielzaken is onderdeel van het GEAS. Dit bureau ondersteunt lidstaten bij het verwerken van asielaanvragen en streeft ernaar dat dit in alle lidstaten op een samenhangende wijze gebeurt. De Commissie heeft op 12 september 2018 voorgesteld om van dit ondersteuningsbureau een Europees Asielagentschap maken. Dit agentschap zal het gehele proces van asielaanvragen uitvoeren, maar de uiteindelijke beslissing over een aanvraag blijft aan de lidstaten.
ASIELZOEKERS EN VLUCHTELINGEN
Essentieel voor het (Europese) asielrecht is de vraag of een persoon als vluchteling aangemerkt kan worden. De definitie van vluchtelingen en asielzoekers volgt uit het VN-Vluchtelingenverdrag en is overgenomen in de Europese Kwalificatierichtlijn:
- Een vluchteling is een persoon die gedwongen is zijn eigen land te ontvluchten wegens een gegronde vrees voor vervolging om redenen van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep.
- Een asielzoeker is in beginsel een ieder die een ander land om bescherming vraagt door middel van een asielaanvraag. De aanvraag wordt toegewezen wanneer iemand daadwerkelijk gekwalificeerd kan worden als vluchteling. Het is dan voor diegene te gevaarlijk om terug te gaan naar het land van herkomst. Indien dit het geval is, verkrijgt de asielzoeker een verblijfsvergunning en wordt daarmee statushouder. Economische redenen worden niet als rechtvaardige grondslag gezien voor een asielaanvraag.
RECHTEN VAN ERKENDE VLUCHTELINGEN
Wanneer een asielzoeker als vluchteling erkend wordt, mag diegene niet worden teruggestuurd naar een land waar hij te vrezen heeft voor zijn leven of veiligheid. Dit is het beginsel van non-refoulement. Verder bepaalt het Europese recht dat een vluchteling aanspraak heeft op een verblijfsrecht van minimaal drie jaar (met mogelijkheid tot verlenging). In Nederland is dit vastgesteld op maximaal vijf jaar. Na deze periode komt een statushouder doorgaans in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Daarnaast bepaalt het Europese recht dat vluchtelingen onder meer het recht hebben op:
- huisvesting;
- sociale voorzieningen;
- toegang tot integratieprogramma’s;
- toegang tot werk.
SUBSIDIAIRE BESCHERMING
Asielzoekers die niet kunnen worden gekwalificeerd als vluchtelingen, kunnen eventueel in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming. Er moeten zwaarwegende omstandigheden bestaan op grond waarvan de vreemdeling een reëel risico loopt op ernstige schade wanneer hij zou terugkeren naar het land van herkomst. De ernstige schade kan onder meer bestaan uit de doodstraf, folteringen of oorlogsgeweld.
De Europese normen voor subsidiaire bescherming zijn op sommige punten beperkter dan voor erkende vluchtelingen. Zo is het minimumverblijfsrecht vastgesteld op één jaar (twee jaar in geval van verlenging), in plaats van drie jaar voor vluchtelingen. In de Nederlandse wetgeving zijn de verschillen overigens kleiner dan in de Europese richtlijnen.
De Kwalificatierichtlijn, evenals andere Europese asielrichtlijnen, zijn geïmplementeerd in de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit.
GEMEENTEN EN ASIEL
Voornamelijk gemeenten hebben te maken met het (EU) recht op het gebied van asiel. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over de opvang van asielzoekers in een asielzoekerscentrum of het realiseren van noodopvang in een gemeente. Daarnaast zijn gemeentes verantwoordelijk voor de huisvesting van statushouders en actief betrokken bij de integratie.