Cultuur en staatssteun
De Europese Unie beschikt over een rijk en divers cultureel aanbod en erfgoed. Dit bestaat onder andere uit:
- roerend en onroerend cultureel erfgoed en archeologische sites;
- musea;
- theaters;
- monumenten;
- historische locaties;
- literaire, audiovisuele en muzikale werken;
- immaterieel erfgoed in welke vorm ook.
De Europese staatssteunregels maken het mogelijk steun voor cultuur en de instandhouding van cultureel erfgoed te verlenen. De mogelijkheden daartoe worden hieronder beschreven.
Verdrag van Lissabon
Uit het Verdrag van Lissabon volgt dat de Europese Unie de rijke verscheidenheid van cultuur en taal in de Unie eerbiedigt en toeziet op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed.
Artikel 167 VWEU
Op grond van artikel 167, lid 1, VWEU dient de Unie bij te dragen tot ‘de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed’. Uit artikel 167, lid 4, VWEU volgt dat de Unie bij haar optreden (…) rekening houdt met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen.
Staatssteun
Decentrale overheden die steun voor cultuur en de instandhouding van het erfgoed willen verlenen, kunnen met de staatssteunregels te maken krijgen indien de steunverlening voldoet aan alle voorwaarden uit het staatssteunverbod van artikel 107, lid 1, VWEU.
Puur lokaal effect
Steun voor cultuur of de instandhouding van cultureel erfgoed levert in sommige gevallen geen staatssteun op, omdat de steun geen ongunstige beïnvloeding van het interstatelijk handelsverkeer met zich meebrengt. Dit is het geval als de gesteunde activiteiten slechts een puur lokaal karakter hebben. Factoren waar in dat kader rekening mee moet worden gehouden zijn o.a. de hoogte van de steun, de geografische locatie van de activiteiten, de taal waarin de activiteiten worden verricht en de grootte van de markt voor dit soort activiteiten.
Uitzondering op het Europees staatssteunverbod
Indien een steunmaatregel wel aan alle voorwaarden uit het Europees staatssteunverbod voldoet, is in artikel 107, lid 3, sub (d) VWEU een uitzondering op dit verbod opgenomen voor maatregelen met een culturele doelstelling. Dit artikel bepaalt het volgende:
‘Als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd steunmaatregelen om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen, wanneer door deze maatregelen de voorwaarden inzake het handelsverkeer en de mededingingsvoorwaarden in de Unie niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.’
Uit artikel 107, lid 3, sub (d) VWEU volgt dat maatregelen die (1) een daadwerkelijke culturele doelstelling hebben, (2) noodzakelijk en (3) proportioneel zijn om dit doel te bereiken na aanmelding door de Europese Commissie als verenigbaar met de interne markt kunnen worden verklaard.
Algemene Groepsvrijstellingsverordening
Met ingang van 1 juli 2014 is het voor decentrale overheden mogelijk geworden om steun voor cultuur en de instandhouding van cultureel erfgoed te verlenen zonder dat deze eerst bij de Europese Commissie moet worden aangemeld (artikel 53 AGVV). Indien van de AGVV gebruik wordt gemaakt, kan met een kennisgeving worden volstaan.
Reikwijdte AGVV
De AGVV is van toepassing op steun voor een breed scala aan culturele doelstellingen en activiteiten (artikel 53, lid 2, AGVV). Ook is de AGVV zowel op investerings- als op exploitatiesteun voor cultuur en de instandhouding van het erfgoed van toepassing.
In aanmerking komende kosten AGVV
Daarnaast maakt de AGVV het voor decentrale overheden mogelijk om voor een groot aantal kostenposten steun te verlenen (artikel 53, lid 4 en 5).
Hoogte steunbedrag AGVV
In het geval van investeringssteun mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. Voor exploitatiesteun geldt dat het steunbedrag niet hoger mag zijn dan wat nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de betrokken periode te dekken.
Berekenen steunbedrag en exploitatiewinst
Bij het berekenen van de hoogte van het steunbedrag en de exploitatiewinst, moet in principe de netto-inkomsten die de cultuurinstelling op projectniveau genereert als uitgangspunt worden genomen, niet de inkomsten van het hele museum (zie praktijkvraag). De AGVV staat in artikel 4 lid 1 onder (z) namelijk investeringssteun toe voor cultuur op projectniveau. De overheid moet wel kunnen aantonen het gaat om een apart te onderscheiden project van de cultuurinstelling. Als een cultuurinstelling deel uitmaakt van een overkoepelend project, moeten wel alle inkomsten mee worden genomen, ook die van het museum zelf.
Bij het berekenen van de netto-inkomsten dient de afschrijvingsperiode in acht worden genomen (niet de looptijd van de subsidie).
Steun onder € 2 miljoen
Als het steunbedrag niet hoger ligt dan € 2 miljoen, mag het maximale steunbedrag worden vastgesteld op 80% van de in aanmerking komende kosten.
Meer weten over dit onderwerp?
Werkt u voor een decentrale overheid of het Rijk en hebt u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met de helpdesk van Europa decentraal:
STEL UW VRAAG