Vervoersinfrastructuur praktijk
Pilot Transferium Sittard: staatssteun bij investering in infrastructuur
Waarom belangrijk?
De Commissie heeft zich in april 2000 uitgelaten over verleende steun door de overheid aan het bedrijf Q-Park voor de bouw van een transferium. Uit dit voorbeeld blijkt dat dergelijke steun valt onder staatssteun en daarom ook zal moeten worden aangemeld. Uiteindelijk verklaarde de Commissie in haar Besluit (voorheen Beschikking) nr. N464/99 de steun voor infrastructuur wel verenigbaar met het Verdrag, als infrastructuur op niet-discriminerende basis algemeen toegankelijk is.
Doel
Het doel van de maatregel was het mogelijk maken van een transferium bij Sittard. Door de bouw van het transferium zou het aantrekkelijker worden om gebruik te maken van het openbaar vervoer in plaats van de auto.
Aanmelden van de steun
Staatssteun voor vervoerinfrastructuur hoeft in principe niet te worden aangemeld zolang de infrastructuur op niet-discriminerende basis toegankelijk is voor alle potentiële gebruikers. Echter, als een onderneming die losstaat van de overheid de infrastructuur beheerd -zoals hier het geval was- moet de steun wel getoetst en dus aangemeld worden. Bovendien was er geen openbare aanbesteding gehouden, zodat niet bij voorbaat zeker was dat de steun een marktconforme prijs bedroeg.
Beoordeling van de steun
De steun werd door de Commissie getoetst aan artikel 93 VWEU (oud artikel 73 EG-Verdrag). Artikel 93 VWEU is van toepassing als voldaan wordt aan twee voorwaarden:
– Overheidsbijdrage moet noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het project;
– Steun mag niet leiden tot een zodanige concurrentiestrijd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.
In Transferium Sittard werd voldaan aan de voorwaarden. De steunmaatregel werd noodzakelijk geacht aangezien er een substantieel exploitatierisico bleef bestaan voor de private onderneming (Q-Park) en uit een extern rapport bleek dat de steun niet zou leiden tot hoge rendementsverwachtingen.
Door het specifieke karakter van het transferium viel er ook geen concurrentie met naburige landen te verwachten. Het zou immers onrealistisch zijn om te veronderstellen dat een Nederlandse forens naar bijvoorbeeld Duitsland rijdt om daar de trein naar Nederland te pakken.
Bron: Beschikking N464/99 van de Commissie.
Dit voorbeeld wordt ook besproken in B. Hessel, ‘Staatssteun en EG-recht’ (p. 248-253) en de ‘Checklist Staatssteun 2004’ van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (p. 84-87).
Steunmaatregel Gelderland: stimuleren milieubescherming en innovatie openbaar vervoer
Waarom belangrijk?
In juli 2006 heeft de Commissie een steunmaatregel van de provincie Gelderland goedgekeurd. Deze maatregel houdt een subsidieregeling in voor milieubescherming en innovatie in het openbaar vervoer in Gelderland. Binnen de regeling zijn vier categorieën aan te merken:
– Niet-economische activiteiten die worden uitgevoerd door NGO’s en lagere overheden;
– Technische innovatie in het openbaar vervoer;
– Innovatie in mediacampagnes en communicatie op het gebied van milieu;
– Innovatie in milieubescherming.
In de beschikking van de Commissie blijkt duidelijk welke regimes per categorie van toepassing zijn.
Doel
Het doel van de steunmaatregel is het stimuleren van innovaties in en ten behoeve van het openbaar vervoer die tot doel hebben:
– Instandhouding en verbetering van de basismobiliteit, of;
– Het verhogen van de kostendekkingsgraad van het openbaar vervoer, of;
– reizigersgroei.
Een belangrijke reden om hiervoor steun te verlenen is omdat exploitanten geen zekerheid hebben over het behoud van hun concessie. Daarom zijn zij zeer terughoudend in het investeren in innovaties die zich pas op middellange termijn terugbetalen.
Samenvatting en resultaat
In het uiteindelijke voorstel voor de subsidieregeling van de provincie is nog een klein aantal wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van eerdere versies na overleg met de Commissie. Eén van deze wijzigingen was de uitsluiting van projecten die vallen binnen het kader van openbare-dienstverplichtingen, wegens mogelijke problemen met het vierde Altmark criterium.
De vier categorieën werden na enige aanpassing door de Nederlandse overheid allen afzonderlijk goedgekeurd, zij het op basis van verschillende regimes. In de eerste categorie valt de steun niet aan te merken als staatssteun, hetgeen in de overige drie categorieën wel het geval is. Hier zal dan ook moeten worden beoordeeld of de maatregelen in aanmerking komen voor één van de uitzonderingen waarin het EU-Werkingsverdrag voorziet.
Niet-economische activiteiten die worden uitgevoerd door NGO’s en lagere overheden
Het standpunt van de Nederlandse autoriteiten is dat deze categorie begunstigden geen ondernemingen zijn in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU, als gevolg waarvan de maatregel niet als staatssteun is aan te merken. Op basis van jurisprudentie van het Hof blijkt echter dat dit niet per se het geval hoeft te zijn: lagere overheden en ngo’s kunnen ook economische activiteiten ontplooien en zijn dan aan te merken als ondernemingen. In de steunmaatregel van de provincie Gelderland zijn echter aanvragers die economische activiteiten ontplooien op het terrein van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd uitgesloten. Daarnaast is het ook uitgesloten dat aanvragers hun economische voordeel doorgeven aan derden die wel een economische activiteit ontplooien. De Commissie oordeelt dat deze uitsluitingbepalingen voldoende zijn om vast te stellen dat geen steun wordt verleend aan ondernemingen in de zin van artikel 107 lid 1 VWEU.
Technische innovatie in het openbaar vervoer
Om te bepalen of de steun voor technische innovatie in het openbaar vervoer verenigbaar met het verdrag is, wijkt de Commissie uit naar artikel 93 VWEU. Vervolgens wordt naar Verordening 1107/70/EG gekeken voor de uitleg van artikel 93 VWEU bij maatregelen die de coördinatie van het vervoer verbeteren door technische innovatie. De steun wordt goedgekeurd omdat hij voldoet aan artikel 3 lid 1 onder c) van deze verordening, namelijk ‘steun voor technisch(e) onderzoek en ontwikkeling in voor de Gemeenschap economischer vormen van technieken van vervoer’.
Innovatie in mediacampagnes en communicatie op het gebied van milieu
Wat betreft innoverende informatie- en mediacampagnes geldt het milieusteunkader niet. Deze campagnes beschermen immers het milieu niet rechtstreeks en zullen daarom getoetst moeten worden aan artikel 107 lid 3 onder c). De Commissie moet hiervoor vaststellen dat de steun:
– Bijdraagt aan een doelstelling van de Gemeenschap;
– Noodzakelijk en stimulerend is ten opzichte van deze doelstelling;
– Niet leidt tot buitensporige verstoring van de mededinging of het handelsverkeer.
Milieubescherming is een belangrijk doel en de campagnes in kwestie dragen volgens de Commissie bij aan dit gemeenschappelijke doel. Ook zijn de campagnes noodzakelijk en stimulerend voor dit doel, omdat zij er voor kunnen zorgen dat mensen meer gebruik gaan maken van het openbaar vervoer. Tenslotte vindt de Commissie dat de steun de mededinging niet buitensporig verstoord omdat:
– Er een open oproep tot indienen van voorstellen plaats zal vinden;
– De campagnes innoverend en dus ook nieuw moeten zijn;
– De steun minder dan 100% bedraagt van de totale waarde van het project;
– Er een plafond is van EUR 100.000 tot maximaal EUR 500.000.
Innovatie in milieubescherming
De innovatie in milieubescherming moet beoordeeld worden aan de hand van de uitleg van artikel 107 lid 3 onder c) die in het milieusteunkader wordt gegeven. De steun beoogt namelijk bescherming van het milieu, aangezien het openbaar vervoer een efficiënt gebruik van hulpbronnen bevordert. De provincie Gelderland verleent bovendien alleen steun aan projecten met een milieudoelstelling die bijdragen tot een betere bescherming van het milieu. Om deze redenen en omdat de steun onder het plafond van 30% uit het milieusteunkader blijft, is de staatssteun voor innovatie in milieubescherming verenigbaar met het verdrag.
Bron: Beschikking N556/2005 van de Commissie.