EU-burgerschap links
EU-burgerschap, ministerie van Buitenlandse Zaken
EU-burgerschap, Europese Commissie
De bepalingen in het VWEU die het vrij verkeer van personen moeten garanderen, waren lange tijd alleen gericht op economisch actieve personen. Sinds de introductie van het EU-burgerschap (Verdrag van Maastricht 1992) is daar verandering in gekomen. Personenverkeer omvat nu ook het vrij verkeer van EU-burgers.
Inhoudsopgave
Decentrale overheden kunnen hiermee onder andere te maken krijgen wanneer personen uit andere lidstaten zich in hun gemeente willen vestigen.
Een EU-burger is iedereen die de nationaliteit van één van de lidstaten heeft. EU-burgerschap treedt niet in de plaats van het nationale staatsburgerschap maar is een aanvulling hierop.
Wanneer er mogelijk in strijd met het vrij verkeersrecht gehandeld is onderzoekt het Hof eerst of een van de vrij verkeersbepalingen aan de orde is, alvorens de bepaling inzake het burgerschap (art. 21 VWEU) aan de orde komt. EU-burgerschap zou als vangnet gebruikt kunnen worden wanneer de economische vrijheden niet van toepassing zijn.
Europese burgers genieten alle rechten in het VWEU en moeten alle in het Verdrag opgenomen verplichtingen in acht nemen. In art. 20 lid 2 VWEU staat een niet-limitatieve opsomming van de rechten die EU-burgers genieten, zie hiervoor wet- en regelgeving.
Naast politieke en publieke burgerschapsrechten (stemrecht en diplomatie bescherming) gaat het hier om persoonlijke burgerschapsrechten.
Naast de Burgerschapsrichtlijn kunnen art. 20 en 21 VWEU een rol spelen wanneer nationale maatregelen belemmerend werken voor het vrije verkeer en verblijf van EU-burgers. Vaak wordt art. 21 (reis- en verblijfrecht) samen met art. 18 VWEU (algemeen discriminatieverbod) toegepast. Situaties die binnen de reikwijdte van deze artikelen vallen, zijn het recht om niet gediscrimineerd te worden bij de toekenning van kinderbijslag, levensonderhoud, studiefinanciering, etc.
Naast art. 21 VWEU heeft art. 20 VWEU in de Zambrano-zaak een zelfstandige betekenis gekregen voor situaties die niet onder Burgerschapsrichtlijn vallen. Het feit dat art. 20 iedereen die de nationaliteit van een lidstaat bezit de status verleent van EU-burger betekent volgens het Hof van Justitie dat nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat EU-burgers ‘het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van EU-burger ontleende rechten’ verboden zijn.
De Burgerschapsrichtlijn bevat uitzonderingen die door nationale overheden ingeroepen kunnen worden ter rechtvaardiging van beperkingen op het inreis- en verblijfsrecht van EU-burgers en hun familieleden.
Of er nog meer uitzonderingen bestaan om het vrij verkeer van EU-burgers te beperken, is op grond van jurisprudentie nog niet duidelijk. De rechtspraak laat mogelijk ruimte voor een rule of reason-exceptie bij de beperking van het verblijfsrecht van EU-burgers en derdelanders.
In maart 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een uitspraak gedaan over verblijfsrecht van EU-burgers die voor gemeenten van belang is. Het CRvB oordeelde dat weigering van een beroep op bijstand van een EU-burger niet automatisch resulteert in ontzegging van het verblijfsrecht. Tevens benadrukt de CRvB dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) verantwoordelijk is voor de beoordeling over het verblijfsrecht van een EU-burger en niet de gemeenten. Lees meer hierover in ons nieuwsbericht Gemeenten mogen niet oordelen over verblijfsrecht EU-burgers.
Sinds 1 april 2012 is het mogelijk voor burgers van de EU om een Europees burgerinitiatief te organiseren. Hiermee kunnen zij met de steun van een miljoen andere EU-burgers de Commissie oproepen een wetsvoorstel te doen. Het burgerinitiatief is ingesteld door het Verdrag van Lissabon en vastgelegd in Verordening over het Burgerinitiatief. Een burgerinitiatief kan betrekking hebben op alle gebieden waarop de Commissie een wetgevingsvoorstel mag doen, bijvoorbeeld:
Om een burgerinitiatief te organiseren, moet een EU-burger een burgercomité oprichten met minstens zeven leden uit minimaal zeven lidstaten. Elke burger die oud genoeg is om te stemmen bij de Europese verkiezingen, mag het burgerinitiatief ondertekenen.
Het oprichten van een burgercomité volgt op een beslissing of het Europees burgerinitiatief de beste manier is om mensen voor het idee te winnen. Het initiatief is een oproep aan de Commissie om met een wetsvoorstel te komen. De Commissie checkt binnen twee maanden of het onderwerp daadwerkelijk valt binnen een terrein waar zij verantwoordelijk voor is.
Steunbetuigingen kunnen online verzameld worden. Het systeem moet voldoen aan bepaalde eisen en binnen een maand gecertificeerd worden door nationale autoriteiten. Daarna heeft het burgercomité maximaal één jaar om minimaal één miljoen steunbetuigingen te verzamelen.
De nationale autoriteiten hebben drie maanden om de steunbetuigingen te certificeren. Hierna kan het initiatief bij de Commissie ingediend worden. Het burgercomité krijgt de kans het voorstel toe te lichten aan de Commissie en het Parlement en krijgt binnen drie maanden een antwoord van de Commissie.
Decentrale overheden kunnen meer bekendheid geven aan het Europees burgerinitiatief. Zij kunnen burgers helpen door hun eigen contacten in andere EU-landen aan te wenden. Gemeenten hebben immers meer informatie beschikbaar dan burgers over samenwerkingsmogelijkheden met andere EU-landen. Organisaties zelf, dus ook decentrale overheden, mogen geen Europees burgerinitiatief opzetten. Zie voor meer informatie de website van de Europese Commissie. Ook kunt u contact opnemen met het ministerie van BZK.
Zaak C-34/09. In deze zaak heeft art. VWEU naast art. 21 een zelfstandige betekenis gekregen. Het Europese Hof verleende aan illegaal verblijvende ouders met de nationaliteit van een derde land het recht op een verblijfsvergunning en een werkvergunning, omdat hun kinderen de EU-nationaliteit hadden.
Uitzetting ouders
Uitzetting van de illegaal in België verblijvende Colombiaanse ouders had feitelijk tot gevolg dat de kinderen verplicht werden het EU-grondgebied te verlaten. Volgens het Hof werd deze kinderen het effectieve genot van de met hun status van Unieburger verbonden rechten ontzegd.
Zaak C-434/09. Bijna twee maanden later oordeelde het Hof echter in de zaak McCarthy dat EU-burgers die nooit hun recht op vrij verkeer hebben uitgeoefend, zich niet kunnen beroepen op het EU-burgerschap om het verblijf van hun echtgenoot die uit een derde land komt, te regulariseren. Het Hof heeft in deze zaak duidelijk gemaakt dat de Zambrano-uitspraak een uitzonderlijke situatie betrof.
Zambrano uitzonderlijke uitspraak
Het uitzonderlijke karakter van de zaak Zambrano wordt ook bevestigd in de nationale rechtspraak. Uit een inventarisatie van op rechtspraak.nl gepubliceerde nationale uitspraken is af te leiden dat Nederlandse rechters niet snel een beroep op de Zambrano-uitspraak accepteren.
EU-burgerschap, ministerie van Buitenlandse Zaken
EU-burgerschap, Europese Commissie
De Nederlandse regeling op grond waarvan een meerderjarige het Nederlanderschap verliest wanneer hij tien jaar ononderbroken in het buitenland woont en daarnaast over een andere nationaliteit beschikt, kan verenigbaar zijn met het Europees recht. Dat bepaalde het EU-Hof op 12 maart 2019 naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Raad van State. De Nederlandse regeling is echter alleen in overeenstemming met het EU-recht, indien het mogelijk is dat het verlies van nationaliteit van geval tot geval kan worden getoetst. Lees het volledige bericht
Volgens de Europese Commissie leefden in 2011 ongeveer 16 miljoen koppels in de Europese Unie in een grensoverschrijdende situatie. Er was toen echter nog geen duidelijke EU-regelgeving met betrekking tot vermogensstelsels voor gehuwde koppels of geregistreerde partners in grensoverschrijdende situaties. Achttien lidstaten, waaronder Nederland, hebben nu overeenstemming bereikt over een algemene oriëntatie inzake twee verordeningen die daar verandering in moeten brengen.
In artikel 18, 20 en 21 VWEU worden de rechten en regels omtrent het EU-burgerschap uitgelegd.
Binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, regelingen treffen met het oog op het verbod van bedoelde discriminaties.
1. Er wordt een burgerschap van de Unie ingesteld. Burger van de Unie is een ieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit. Het burgerschap van de Unie komt naast het nationale burgerschap doch komt niet in de plaats daarvan.
2. De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die bij de Verdragen zijn bepaald. Zij hebben, onder andere,
A. het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
B. het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
C. het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
D. het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen.
Deze rechten worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen welke bij de Verdragen en de maatregelen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
1. Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld.
2. Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om deze doelstelling te verwezenlijken en de Verdragen niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure bepalingen vaststellen die de uitoefening van de in lid 1 bedoelde rechten vergemakkelijken.
3. Ter verwezenlijking van dezelfde doelstellingen als in lid 1 genoemd en tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, maatregelen inzake sociale zekerheid en sociale bescherming vaststellen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
De auteursrechten op de inhoud van deze website behoren toe aan Europa decentraal, tenzij expliciet anders is vermeld. Aan de op de website opgenomen en via de links te ontsluiten informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
Europa decentraal heeft aan het opstellen van de inhoud van de pagina’s de nodige zorg besteed. Desondanks is het mogelijk dat de site onvolledig is of onjuistheden bevat. Europa decentraal aanvaardt daarvoor geen enkele aansprakelijkheid.
Europa decentraal aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade, hoegenaamd ook, direct of indirect veroorzaakt door de inhoud van de site of de inhoud van de pagina’s die door externe links beschikbaar zijn gemaakt.