Onze gemeente wil een onderneming een lening verstrekken. Er is mogelijk sprake van staatssteun omdat de lening niet tegen marktvoorwaarden wordt afgesloten. Door de de-minimisverordening toe te passen willen we de lening staatssteunproof maken. Het betreft echter een lening van een bedrag groter dan € 300.000,=. Tevens loopt de lening ook langer door dan drie jaar. Kunnen wij in dit geval van de de-minimisverordening gebruik maken?
Antwoord in het kort
Ja, dat kan. De de-minimisverordening bevat speciale regels voor steun vervat in leningen. Die regels maken het mogelijk de verordening ook toe te passen op leningen die langer dan drie jaar doorlopen en die bedragen boven € 300.000,= betreffen. In deze praktijkvraag gaat Europa decentraal hier nader op in.
De-minimissteun in het algemeen
Op basis van de de-minimisverordening mag één onderneming per drie jaar tot € 300k aan steun ontvangen zonder dat er sprake is van staatsteun. Dit wordt de-minimissteun genoemd. De Commissie vindt namelijk dat bedragen onder het de-minimisplafond geen ongunstige invloed hebben op het interstatelijke handelsverkeer. Daardoor is er geen sprake van onrechtmatige staatssteun.
De-minimissteun en leningen
De de-minimisverordening zet ten aanzien van leningen enkele specifieke regels uiteen. Deze zijn neergelegd in artikel 4 lid 1 en, meer specifiek, artikel 4 lid 3. Voor alle de-minimissteun die vervat is in leningen geldt dat deze ‘transparant’ moet zijn. Dat wil zeggen dat het zogenoemde bruto-subsidie-equivalent van de lening vooraf kan worden vastgesteld zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd. Dit volgt uit artikel 4, lid 1, van de de-minimisverordening. Vervolgens zet de Commissie in artikel 4, lid 3, van de de-minimisverordening uiteen wanneer steun vervat in leningen als transparante de-minimissteun wordt beschouwd.
Mogelijkheid 1: artikel 4, lid 3, sub (a) en (b) de-minimisverordening
Om steun vervat in leningen op basis van artikel 4, lid 3, sub (a) en (b) als transparante de-minimissteun aan te kunnen merken, moet aan een tweetal voorwaarden worden voldaan.
Ten eerste mag er tegen de begunstigde geen insolventieprocedure lopen. Ten tweede moeten voor de lening zekerheden worden gesteld die ten minste 50 % van de lening bedragen en mag de lening niet meer bedragen dan € 1.500.000,= met een looptijd van vijf jaar of € 750.000,= met een looptijd van tien jaar. Voor ondernemingen die in het goederenvervoer over de weg actief zijn gelden lagere bedragen.
Mogelijkheid 2: artikel 4, lid 3, sub (c) de-minimisverordening
De tweede mogelijkheid om transparante de-minimissteun, die in een lening is vervat, te verlenen, is neergelegd in artikel 4, lid 3, sub (c) van de de-minimisverordening. Dit artikel bepaalt steun vervat in leningen als transparante de-minimissteun wordt beschouwd als het bruto-subsidie-equivalent berekend is op basis van het referentiepercentage dat van toepassing is op het tijdstip van steunverlening. Actuele rentepercentages houdt de Commissie op deze pagina bij.
Toepassing artikel 4, lid 3, sub (c) de-minimisverordening
Bij de toepassing van artikel 4, lid 3, sub (c) hoeft geen rekening te worden gehouden met de criteria uit artikel 4, lid 3, sub (a) en (b) met betrekking tot het bedrag en de looptijd van de lening. Er dient enkel voor gezorgd te worden dat het bruto-subsidie-equivalent het de-minimisplafond van € 300k over drie jaar niet overschrijdt.
Conclusie
Uit het bovenstaande volgt dat de gemeente de de-minimisverordening ook kan toepassen op leningen die betrekking hebben op looptijden langer dan drie jaar, alsmede op bedragen hoger dan € 300k. Dit kan op twee manieren. Ten eerste kan gebruik worden gemaakt van de zogeheten safe-harbour van artikel 4, lid 3, sub (a) en (b) de-minimisverordening. Men hoeft het bruto-subsidie-equivalent dan niet te berekenen, maar de lening is wel gebonden aan bepaalde maxima wat betreft de looptijd en het bedrag van de lening. Wil men niet aan deze maxima vastzitten en leningen voor grotere bedragen en/of langere looptijden verstrekken, dan kan van artikel 4, lid 3, sub (c) gebruik gemaakt worden. In dat geval dient het bruto-subsidie-equivalent berekend te worden aan de hand van de op dat tijdstip toepasselijke referentiepercentages.
Ten overvloede
De conclusie dat artikel 4, lid 3, sub (c) bedoeld is voor leningen die de voorwaarden uit artikel 4, lid 3, sub (a) en (b) met betrekking tot het bedrag en de looptijd overschrijden, volgt ook uit overweging (16) van de de-minimisverordening. In deze overweging worden de leningen waarop artikel 4, lid 3, sub (a) en (b) betrekking heeft als kleine, kortlopende leningen aangemerkt. Hieruit kan worden afgeleid dat artikel 4, lid 3 sub (c) ziet op grotere en langer lopende leningen dan die worden omschreven in artikel 4, lid 3, sub (a) en (b).
Bron
De-minimisverordening, Europese Commissie
Meer informatie
De-minimis, staatssteun, Kenniscentrum Europa Decentraal