Als er verzoeken om informatie worden ingediend in het kader van nog in werking te treden richtlijnen, zijn deze dan ontvankelijk? Is het moment waarop deze behandeld worden relevant?
Antwoord
Hier is helderheid over geschapen in zaak C-266/09 van het Hof van Justitie EU, over Richtlijn 2003/4 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie. In deze zaak deden milieuorganisaties een beroep op het recht op informatie uit deze Richtlijn, voordat deze in werking was getreden. Toch heeft het Hof dit verzoek ontvankelijk verklaard.
Het Hof is namelijk van mening dat niet de datum van het verzoek om informatie, maar het moment waarop de autoriteiten beslissen op dit verzoek bepalend is voor de toepasselijkheid van de nieuwe Richtlijn. Het verzoek van de milieuorganisaties moet volgens het Hof daarom worden beoordeeld op basis van de nieuwe Richtlijn.
Moment van beslissing nemen
Uit de uitspraak van het Hof kan in zijn algemeenheid worden afgeleid dat het van belang is in geval van verzoeken op basis van (nog in werking te treden) nieuwe richtlijnen alert te zijn op het moment waarop uw gemeente een beslissing neemt over het verzoek. Het is echter belangrijk om rekening te houden met eventuele bijzondere voorwaarden omtrent ‘ontijdigheid’ in nieuwe richtlijnen. Dit kan namelijk tot een andere conclusie leiden.
Praktijkvoorbeeld
Stel dat uw gemeente een verzoek van een bedrijf om informatie ontvangt op basis van een nieuwe, nog niet in werking getreden Europese richtlijn. Volgens de oude richtlijn hoeft u het verzoek namelijk niet te honoreren; op basis van de nieuwe wel. Het beslismoment is dus van belang. Als uw gemeente over dit verzoek een beslissing neemt, voordat de nieuwe richtlijn in werking is getreden, moet u het verzoek op basis van de oude richtlijn beoordelen. Als uw gemeente beslist na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn, dient u het verzoek te beoordelen op grond van de nieuwe richtlijn.
Arrest Richtlijn Toegang tot milieu-informatie
In december 2010 deed het Hof uitspraak over de Richtlijn Toegang tot milieu-informatie in zaak C-266/09. Deze zaak ging in op het verzoek van Nederlandse milieuorganisaties aan het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen. De organisaties wilden toegang tot bepaalde informatie over gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Eén van de centrale vragen van de milieuorganisaties had betrekking op gegevens die gebruikt worden bij het vaststellen van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen op gewassen. Hierbij was de vraag aan de orde of deze gegevens gekwalificeerd kunnen worden als milieu-informatie. Dit is van belang omdat milieu-informatie door het publiek opgevraagd kan worden.
Uitspraak
Het Hof bepaalde dat de informatie inderdaad moet worden beschouwd als milieu-informatie. Het gaat immers om gegevens over milieuelementen die de gezondheid mogelijkerwijs kunnen aantasten wanneer het toegestane maximum wordt overschreden.
Oude of nieuwe richtlijn?
Het Hof ging ook in haar uitspraak in op de toepasselijkheid van nieuwe Richtlijnen. De Nederlandse regering en de Europese Commissie betoogden dat het verzoek om openbaarmaking van milieu-informatie moest worden beoordeeld op basis van de bepalingen van de oude Richtlijn 90/313. Omdat deze pas op 14 februari 2005 werd ingetrokken was deze immers nog van kracht op de datum waarop de milieuorganisaties het verzoek om openbaarmaking indienden (31 januari 2005).
De Nederlandse rechter die de zaak doorverwees naar het Hof was van mening dat het verzoek moest worden beoordeeld op basis van het recht dat van toepassing was op de datum waarop het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen de beschikking vaststelde, ofwel het moment waarop het College het verzoek van de milieuorganisaties tot openbaarmaking afwees. Op dat moment gaf het College te kennen het verzoek niet te honoreren en bepaalde studies en verslagen niet te verstrekken. Ten tijde van deze afwijzing was de nieuwe Richtlijn 2003/4 van kracht.
Moment van beslissing
Het Hof is het eens met de verwijzende rechter en stelt dat het verzoek om informatie inderdaad moet worden bezien in het licht van de nieuwe Richtlijn. In haar uitspraak draagt het Hof hiervoor de volgende argumenten aan:
Toekomstige gevolgen nieuwe rechtsregel
Hoewel een nieuwe rechtsregel niet van toepassing is op rechtssituaties die zijn ontstaan en definitief zijn verworven onder het oude recht, is zij wel van toepassing op de toekomstige gevolgen ervan alsmede op nieuwe rechtssituaties. Het ligt volgens het Hof anders wanneer een nieuwe Richtlijn voorwaarden bevat op basis waarvan kan worden bepaald of een verzoek niet toelaatbaar is wegens ‘ontijdigheid’. Maar het Hof constateert dat de nieuwe Richtlijn 2003/4 hieromtrent geen bijzondere bepalingen bevat.
Recht op toegang tot milieu-informatie
Volgens het Hof kan het recht op toegang tot milieu-informatie pas ‘concreet gestalte krijgen’ wanneer de bevoegde autoriteiten moeten beslissen op het bij hen ingediende verzoek. Pas op dat moment beoordelen de autoriteiten of de gevraagde informatie al dan niet moet worden verstrekt. In het geval van dit arrest vond deze beoordeling plaats nadat de nieuwe Richtlijn in werking was getreden. Daarom dient het verzoek volgens het Hof op basis van Richtlijn 2003/4 beoordeeld te worden.
Toepasbaarheid nieuwe richtlijn
Aan deze argumenten voegt het Hof nog toe dat de nieuwe Richtlijn, voor wat betreft de milieu-informatie waarvan openbaarmaking is verzocht, geen onderscheid maakt tussen de informatie in het bezit van de autoriteiten voor inwerkingtreding op 14 februari 2005 en milieu-informatie waarover zij pas na die datum beschikten. Deze richtlijn is daarom ook van toepassing op milieu-informatie van voor 14 februari 2005. De gevolgen van deze uitspraak voor de toepassing ratione temporis van nieuwe richtlijnen is later nog onderstreept in onder meer zaken C-72/12, C-619/19 en C-265/22.
Meer informatie:
Richtlijn Toegang tot milieu-informatie
Zaak C-266/09, Hof van Justitie EU