Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Het ELFPO moet duurzame ontwikkelingen in de Europese landbouw bevorderen. Daarvoor heeft het fonds drie specifieke doelstellingen (artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1305/2013):
- Het vergroten van het concurrentievermogen van de Europese landbouw;
- Het zorgen voor een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en klimaatactie; en
- Het realiseren van een evenwichtige territoriale ontwikkeling van plattelandseconomieën en -gemeenschappen, met inbegrip van het scheppen en behouden van werkgelegenheid.
Decentrale overheden kunnen met middelen uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) inzetten op de ontwikkeling van het platteland (pijler 2 van het GLB). Het ELFPO is een samenvoeging van voormalige instrumenten met betrekking tot plattelandsontwikkeling in de EU. Voor de operationele periode 2014-2020 is er een totaalbedrag van €765 miljoen vanuit het ELFPO bestemd voor Nederland.
Het regelgevend kader voor het ELFPO is in Verordening 1305/2013 vastgesteld.
Thematische prioriteiten
Als aanvulling op de drie hierboven genoemde doelstellingen heeft het ELFPO zes thematische prioriteiten
- bevordering van kennisoverdracht en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden;
- het versterken van levensvatbaarheid van het landbouwbedrijf en het concurrentievermogen van alle landbouwtypen in alle regio’s en het bevorderen van innovatieve landbouwtechnologieën en het duurzaam bosbeheer;
- bevordering van de organisatie van de voedselketen, met inbegrip van de verwerking en afzet van landbouwproducten, dierenwelzijn en het risicobeheer in de landbouw;
- herstel, instandhouding en verbetering van ecosystemen die verbonden zijn met de landbouw en de bosbouw;
- bevordering van het efficiënte gebruik van hulpbronnen en steun voor de omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie in de landbouw-, de voedings- en de bosbouwsector; en
- bevordering van sociale inclusie, armoedebestrijding en economische ontwikkeling in plattelandsgebieden.
De situatie in Nederland
Iedere lidstaat dient in de nationale programma’s minimaal vier van deze prioriteiten over te nemen (Art. 5 van de Verordening (EU) nr. 1305/2013). Nederland benut de ELFPO-middelen vooral voor de versterking van de innovatie en concurrentiekracht, voor natuur en landschap en voor sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland. Ook richt Nederland zich op het aantrekken en behouden van jonge boeren.
In Nederland was het ministerie van Economische Zaken verantwoordelijk voor het opstellen van het nationale ontwikkelingsprogramma ‘Plattelandsontwikkelingsprogramma’(POP3). Inmiddels is het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verantwoordelijk voor POP3.
De vijf prioriteiten van POP3 zijn:
Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht
Door innovaties ontstaan nieuwe verdienmogelijkheden voor boeren en tuinders en wordt de landbouw duurzamer. Hierbij kan het gaan om een nieuwe techniek, een nieuw product of de vernieuwing van een proces;
Jonge boeren
In de landbouwsector is bedrijfsovername vaak een groot probleem omdat hiermee veel geld gemoeid is. Bedrijfsopvolgers hebben daarom in de beginfase vaak een hoge financiële last. Om deze ondernemers te ondersteunen stelt de overheid via POP3 subsidie beschikbaar aan jonge landbouwers. Het gaat hierbij om de groep van 40 jaar of jonger, die minder dan drie jaar geleden een bedrijf hebben overgenomen of zijn gestart;
Natuur en landschap
Hierbij staat het verbeteren van de biodiversiteit, de waterkwaliteit en het waterbergend vermogen in agrarisch gebied centraal;
Verbetering van waterkwaliteit
Op het gebied van waterkwaliteit en waterkwantiteit is er in landbouwgebieden nog veel te doen. Het gaat daarbij onder meer om te hoge gehaltes aan meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen en het voorkomen van wateroverlast en verdroging. Ook stimuleert dit doel de landbouw bij het nemen van maatregelen om te voldoen aan de doelen uit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn; en
Samenwerking voor plattelandsontwikkeling (LEADER)
LEADER stimuleert samenwerking en innovatie van onderop – dus vanuit de samenleving – en draagt zo bij aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland. Dit kunnen projecten zijn die passen binnen het integraal gebiedsplan of aanvullend daarop zijn. Projecten die door een Lokale Actie Groep (LAG), inwoners, ondernemers en organisaties uit het gebied zelf worden opgezet, ontwikkeld en beoordeeld. In Nederland zijn 20 afgebakende gebieden aangewezen als LEADER gebieden.
Voor wie?
Omdat er verschillende doelstellingen zijn (verder gespecificeerd door zogeheten maatregelfiches), lopen de doelgroepen uiteen. Voor een aantal maatregelfiches zijn overheden in het algemeen of specifieke overheidsinstanties, bijvoorbeeld waterschappen, de doelgroep. Onder maatregelfiche tien kunnen decentrale overheden bijvoorbeeld subsidie aanvragen voor agromilieu- en klimaatsteun. Dit dient de instandhouding van biodiversiteit op landbouwgrond en de daar direct naastliggende grond.
Uitvoerende instantie
De uitwerking van het ELFPO is in het nationale ontwikkelingsprogramma (POP3) samengesteld. Bij het opstellen van POP3 werkte destijds het ministerie van Economisch Zaken nauw samen met de twaalf provincies, landbouw- en natuurorganisaties, waterschappen en andere organisaties die actief zijn op het platteland en in de landbouw. Samen heeft men zowel sterke als zwakke punten van het Nederlandse platteland benoemd en heeft men gekeken waar kansen en bedreigingen liggen en welke behoefte er is aan financiële ondersteuning. Op basis daarvan heeft Nederland haar prioriteiten voor de inzet van POP3 bepaald. Bijna de helft van het budget komt uit het Europese ELFPO. Het andere deel wordt ingebracht door provincies, waterschappen, gemeenten en het Ministerie. De POP3-middelen zijn verdeeld in nationale- en provinciale regelingen.
Voor de uitvoering van het programma hebben de provincies en het Rijk daarnaast gezamenlijk het Regiebureau POP opgezet. Het Regiebureau houdt onder andere toezicht op de uitvoering en bewaking van de uitputting van EU-fondsen. Ook adviseert het bureau provincies en het Rijk op het gebied van POP. Het loket voor de aanvraag van de subsidies zijn ondergebracht bij de Nederlandse provincies, met RvO als betaalorgaan.