De EU-fondsenwijzer biedt een overzicht van de verschillende Europese financieringsmogelijkheden voor projecten op zeer uiteenlopende thema’s, van innovatie tot milieu en van digitalisering tot mobiliteit. Hieronder staat een overzicht met een uitleg van de belangrijkste begrippen uit de fondsenwijzer. Klik op het begrip voor meer informatie.

  • Beschikbare gelden

    De EU-fondsenwijzer gebruikt ‘beschikbare gelden’ als het gehele EU-bedrag beschikbaar voor de periode 2021-2027. Waar van toepassing wordt aangegeven welk deel van het geld dat voor Nederland is gereserveerd. Niet alle fondsen beschikken over een vaste allocatie van de gelden per lidstaat.

  • Call

    Een call is een oproep voor aanmeldingen. De meeste EU fondsen en subsidies werken volgens een systeem waarbij het aanvragen van financiering alleen mogelijk is naar aanleiding van een specifieke uitvraag. Zo’n uitvraag heet een call, oproep of topic. Elke call heeft zijn eigen deadline en voorwaarden.

  • Cofinanciering

    Een EU-fonds of subsidie biedt financiële middelen om de specifieke doelstellingen en acties van het desbetreffende programma te financieren. Maar vrijwel nooit dekt de EU-financiering alle kosten van een project.
    De financiële bijdrage die de EU maximaal aan een project levert, wordt cofinanciering of medefinancieringspercentage genoemd. Het wordt uitgedrukt als een percentage van de totale kosten van het programma. Voor alle programma’s die EU-financiering bieden geldt gewoonlijk een maximumdrempel.

    Een cofinancieringspercentage van 80% houdt bijvoorbeeld in dat de gemaakte kosten binnen een bepaald project voor maximaal 80% door de subsidieverlening gedekt worden. De overige 20% van de kosten dient de aanvrager zelf of uit andere middelen te bekostigen.

  • Direct, gedeeld en indirect beheer

    Het geld dat wordt verstrekt vanuit de verschillende Europese fondsen binnen wordt onderverdeeld in drie beheersvormen, namelijk:

      • Direct: De EU-financiering wordt rechtstreeks door de Europese Commissie beheerd.
      • Gedeeld: De EU-financiering wordt door de Europese Commissie en de nationale autoriteiten gezamenlijk beheerd.
      • Indirect: De EU-financiering wordt door partnerorganisaties of andere autoriteiten binnen of buiten de EU beheerd.

    Binnen één fonds kunnen meerdere beheersvormen worden gebruikt. Het is van belang te weten welke beheersvorm voor uw aanvraag geldt. Dit kan namelijk gevolgen hebben voor de mogelijke toepassing van staatssteunregels. Zie voor verdere informatie deze praktijkvraag

  • Internationale partners / consortium

    Bij veel Europese financieringsprogramma’s is internationale samenwerking een voorwaarde. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet er met meerdere partijen uit verschillende landen worden samengewerkt aan een bepaald project. Dit heet een consortium. Meestal bestaat zo’n consortium uit meerdere partners uit verschillende lidstaten of is er sprake van een samenwerking tussen onderwijs- en kennisinstellingen, het MKB en decentrale overheden.

    Het vinden van samenwerkingspartners is onder andere mogelijk via de Partner Search op de EU-portal Funding and Tenders opportunities. Hier kunt u oproepen tot samenwerking plaatsen, maar ook zelf reageren op verzoeken van andere organisaties in uw vakgebied. Verschillende programma’s, zoals Interreg, hebben hun eigen partner zoekfunctie. 

  • Slagingspercentage

    Het slagingspercentage geeft aan hoeveel procent van de ingediende aanvragen uiteindelijk is gehonoreerd. De cijfers zijn niet voor elk programma toegankelijk, wat maakt dat de slagingskans regelmatig onbekend is.

  • TRL-niveau

    In sommige gevallen wordt financiering uit een Europees fonds alleen opengesteld voor producten en diensten in een bepaalde ontwikkelingsfase. In dat geval geeft de EU het gewenste ‘technology readiness level’ (TRL) aan in de call/oproep.

    Het TRL-niveau verwijst naar het concrete ontwikkelingsniveau van een project. Er zijn negen niveaus van vooruitgang waarin een nieuw project zich in kan bevinden. Hoe hoger het getal, hoe verder gevorderd het product is in het proces van totstandkoming. Zo correspondeert TRL 1 met fundamenteel onderzoek, bij TRL 9 gaat het om de marktintroductiefase. Deze informatie helpt de EU om de meerwaarde en de risico’s van een investering in te schatten. Zie voor verdere informatie deze praktijkvraag.