Europese rechtspraak

Publicatie: 10 mei 2017

Door:


HvJ-EG, 17 juli 2008. Zaak C-347/06. In deze zaak heeft het Hof geoordeeld dat automatische verlengingen voor concessies die eerder worden stopgezet door een aanbestedende dienst onder bepaalde omstandigheden geoorloofd zijn. De verlening dient als doel om te voorzien in een overgangsperiode, wanneer dat vanwege het rechtzekerheidsbeginsel noodzakelijk is voor de medecontractanten van de concessie.

Feiten

ASM Brescia is sinds 1984 houder van een openbaredienstconcessie voor aardgasdistributie in Rodengo, Italië. Dit zou tot 2029 duren, maar Rodengo besloot bij gemeenteraadbesluit dat de concessie eind 2005 af zou lopen. Brescia ging hiertegen in beroep. Bij wetsbesluit is vervolgens besloten het contract tweemaal automatisch te verlengen, tot eind 2007 en eind 2009. Deze verlengingen hebben als doel om te voorzien in een overgangsperiode.

Prejudiciële vragen

De rechter vraagt zich af of de automatische verlengingen van de overgangsperiode, als de concessie in het hoofdgeding vervroegd vervalt, in strijd zijn met art. 43, 49 en 86 EG en met de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie. Ook vraagt hij zich af of de verlenging van de lopende concessies in strijd zijn met overwegingen 4, 8, 10, en 18 en art. 23 van richtlijn 2003/55 en art. 10 EG (het redelijkheids- en evenredigheidsbeginsel).

Hof

In deze zaak gelden voor de openbaredienstconcessie de aanbestedingsrichtlijnen niet. Wel moeten de fundamentele regels van het EG-Verdrag en het verbod van discriminatie in acht genomen worden. Wanneer een concessie een grensoverschrijdend belang heeft, maar wordt gegund aan een onderneming in de lidstaat van de aanbestedende dienst, dan kunnen geïnteresseerde ondernemingen in andere lidstaten benadeeld worden. Dit levert verboden indirecte discriminatie naar nationaliteit op (art. 43 en 49 EG).

Rechtszekerheidsbeginsel

De noodzaak het rechtszekerheidsbeginsel in acht te nemen kan deze ongelijke behandeling rechtvaardigen. Elke nationale instantie belast met de toepassing van het gemeenschapsrecht moet dit beginsel in acht nemen. Het rechtszekerheidsbeginsel verlangt dat de consequenties van rechtsregels duidelijk, voorzienbaar en nauwkeurig zijn.

Rekening houden met drie factoren

Volgens het hof moet in deze zaak rekening worden gehouden met drie factoren:

  1. richtlijn 2003/55 laat de bestaande concessies voor aardgasdistributies onverlet;
  2. de concessie zou tot 2029 duren. Een vervroegde beëindiging, waardoor een nieuwe aanbesteding zou moeten worden uitgeschreven, kan tot betere naleving van het gemeenschapsrecht leiden;
  3. de concessie is verleend in 1984, voordat het Hof besloot dat voor overeenkomsten met een duidelijk grensoverschrijdend belang de transparantieplichten konden gelden.

Rechtszekerheidsbeginsel

Het rechtszekerheidsbeginsel levert in deze zaak niet alleen grond op, maar vereist ook dat aan de beëindiging van een dergelijke concessie een overgangsperiode wordt verbonden. De medecontractanten kunnen zo hun contractuele beperkingen in aanvaardbare omstandigheden afwikkelen, zowel vanuit economisch opzicht als vanuit het oogpunt van de openbare dienst. De artikelen uit het gemeenschapsrecht verzetten zich niet tegen een regeling die onder voorwaarden voorziet in de verlenging van de overgangsperiode. De concessie voor aardgasdistributie in deze zaak zal vervroegd vervallen.