Europese rechtspraak

Publicatie: 10 mei 2017

Door:


Rechtbank Arnhem, 18 mei 1995. Zaak KT 1994/1901 en tussenarrest van het Hof van 25 juni 1996, Vindplaats BR 1996. In deze zaak gaat het om de uitlegging van het begrip alleenrecht. Volgens het Hof moet dit eng worden uitgelegd en het gebruik van de term ‘alleenrecht’ niet van doorslaggevend belang.

Rechtbank Arnhem

Een opdracht voor de inzameling van huishoudelijk afval werd door een aantal gemeenten verlengd aan een niet geprivatiseerd vuilnisophaalbedrijf. Volgens de rechtbank Arnhem was de aanwijzing geen verlening van alleenrecht in de zin van art. 6 richtlijn diensten (art. 18 richtlijn 2004/18).

Hof Arnhem

In hoger beroep verwerpt het Hof Arnhem (arrest van 25 juni 1996, Vindplaats BR 1996, 753) de opvatting van de rechtbank. Het begrip alleenrecht uit artikel 6 van de richtlijn diensten moet eng worden uitgelegd. Volgens het Hof gelden de gemeentelijke afvalstoffenverordeningen als wettelijke of bestuursrechtelijk bepalen in de zin van art. 6 richtlijn diensten.

Met de verordeningen is een exclusief recht verleend dat voldoet aan de voorwaarden van art. 6. Aan de voorwaarde dat het recht op ‘uitdrukkelijke en doorzichtige wijze’ is verleend is ook voldaan. Dit leidt het Hof af uit:

  • de tekst van een door de gemeenten aan de BV verleende exclusieve concessie;
  • de consideransen van de met de BV gesloten overeenkomsten;
  • de bewoordingen van de raadsverordeningen;
  • de onderliggende raadstukken.

Dat de term alleenrecht hierbij niet uitdrukkelijk is gebruikt is niet van doorslaggevend belang