HvJ EU, 28 maart 1996. Zaak C-318/94. Duitsland heeft een overheidsopdracht voor het uitbaggeren van de Beneden-Eems volgens een onderhandelingsprocedure gegund, zonder voorafgaande bekendmaking van een uitnodiging tot inschrijving. Dit vanwege een vertraging die was opgelopen bij de goedkeuring van de plannen. Duitsland beriep zich op de uitzondering van dwingende spoed.
De Commissie vroeg het Hof vast te stellen dat Duitsland het EG-recht hiermee heeft geschonden. Volgens het Hof was aan één van de voorwaarden van dwingende spoed niet voldaan, de vertraging kon niet worden aangemerkt als onvoorziene omstandigheid. De betreffende onderhandelingsprocedure mocht niet worden gevolgd.