Praktijkvraag

Laatste update: 10 juli 2024

Door:


Wij willen bijdragen aan een project dat aanspraak maakt op financiering vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Het is ons opgevallen dat de EFRO-prioriteiten in onze regio verschillen van in andere regio’s, hoe komt dat? Hoe worden de prioriteiten en voorwaarden binnen ons landsdeel vastgesteld?
Antwoord in het kort

De Europese Commissie legt de kaders en prioriteiten voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) vast. Binnen de Europees vastgestelde prioriteiten kiest elke lidstaat zijn eigen specifieke nationale prioriteiten. Nederland is verdeeld in vier landsdelen, waar managementautoriteiten invulling geven aan de Nederlandse EFRO-prioriteiten in regionale programma’s. De thema’s per landsdeel kunnen verschillen, maar ook de uitwerking van hetzelfde thema kan per regio anders zijn.

Wat is het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)?

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) draagt bij aan het wegnemen van regionale verschillen in de Europese Unie en het verkleinen van de achterstand van minder ontwikkelde regio’s. Dit doet het fonds door het bevorderen van innovatie en slimme economische transformatie: de digitale transitie en de transitie naar een koolstofneutrale economie. Ook heeft EFRO als doel het vergroten van de mobiliteit binnen Europa en een socialer en inclusiever Europa.

Deze vraag heeft betrekking op de nationale EFRO programma’s, ook wel ‘landsdelige programma’s’ genoemd. Er zijn ook international programma’s, namelijk Interreg. Hiervoor gelden andere procedures.

De vaststelling van de prioriteiten van EFRO gaat op drie niveaus. Het overkoepelende kader komt vanuit de EU. De Europese aanwijzingen voor de landsdelige programma’s worden daarna op nationaal niveau omgezet in een partnerschapsovereenkomst. Op basis van deze overeenkomst gaan de vier landsdelen in Nederland aan de slag en stellen een eigen Operationeel Programma op.

1. EU-niveau: de verordening gemeenschappelijke bepalingen

De kaders en regels voor de EFRO-programma’s zijn vastgelegd in twee verordeningen:

  1. Verordening 2021/1060 houdende gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening). Dit document legt de gezamenlijke regels en voorwaarden neer voor acht fondsen zoals EFRO, maar ook het Europees Sociaal Fonds + en het Just Transition Fund (JTF).
  2. Verordening 2021/1058 inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Cohesiefonds (de EFRO en CF-Verordening).

De Europese EFRO-prioriteiten voor de programmaperiode 2021-2027 zijn:

  • Een concurrerend en slimmer Europa;
  • Een groenere, koolstofarme overgang naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa;
  • Een meer verbonden Europa door betere mobiliteit;
  • Een socialer en inclusiever Europa dat dichter bij de burger staat.

Binnen de Europese EFRO-prioriteiten kiest elke lidstaat zijn eigen nationale prioriteiten. Wel heeft de EU richtlijnen voorgesteld voor het percentage middelen dat minimaal voor bepaalde doelen wordt ingezet, afhankelijk van of het gebied geklassificeerd wordt als een meer of minder ontwikkelde regio, of een overgangsregio. Nederland heeft deze percentages zijn ook vastgelegd in de nationale afspraken (zie hieronder).

  • ten minste 85% van de EFRO-middelen moet ingezet worden voor een slimmer en groener Europa (art.4 lid 6 sub a Verordening (EU) 2021/1058);
  • minstens 30% van de Europese EFRO-gelden zijn bedoeld voor de klimaatdoelstellingen (groener Europa);
  • minimaal 8% van de gelden moet ingezet worden voor duurzame stedelijke ontwikkeling (art. 11.2)

2. Nationaal niveau: de Partnerschapsovereenkomst

Totstandkoming

De nationale prioritering van onder andere EFRO-middelen wordt vastgelegd in een zogenaamde Partnerschapsovereenkomst (PO). Zo’n overeenkomst wordt voor de programmaperiode van 7 jaar door de lidstaat opgesteld in samenspraak met lokale en regionale overheden, sociale partners en maatschappelijke organisaties, en in dialoog met de Europese Commissie (art. 8 GB-Verordening). In de Partnerschapsovereenkomst staan de door de lidstaat geselecteerde prioriteiten omschreven en is een lijst opgenomen met de uit te voeren nationale en regionale operationele programma’s (OP’s).

Bij het opstellen van de partnerschapsovereenkomst moeten ook aanbevelingen vanuit Europa in aanmerking worden genomen, de zogenaamde ‘landspecifieke aanbevelingen’ van de Raad. Dit zijn adviezen voor de lidstaat aan de hand van macro-economische kansen en bedreigingen in dat land. In de landspecifieke aanbevelingen voor Nederland van 2020, de laatste aanbevelingen die zijn meegenomen bij het opstellen de huidige partnerschapsovereenkomst, was er bijvoorbeeld aandacht voor het verhogen van publieke en private investeringen in innovatie, onderzoek en ontwikkeling.

Partnerschapsovereenkomst 2021-2027

In de partnerschapovereenkomst voor Nederland 2021-2027 is afgesproken dat EFRO-middelen in Nederland met name worden ingezet op de prioriteiten:

  • een competitiever en slimmer Europa. Sleutelwoorden hierbij zijn innovatie, economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit;
  • een groener, veerkrachtig en koolstofarm Europa. Hier gaat het om zaken als een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en risicobeheersing, duurzame stedelijke mobiliteit;  
  • Europa dichterbij de burgers. Deze doelstelling geldt alleen voor de vier grote steden in West-Nederland. Hier gaat het vooral om duurzame stedelijke ontwikkeling: inwoners van bepaalde vooraf aangewezen buurten die economisch opzicht achterblijven in staat stellen om mee te komen met de grote transities.

De eerste twee overkoepelende prioriteiten gelden dus voor alle vier de landsdelen, namelijk een slimmere regio en een groenere regio. Deze worden per regio overigens wel op een andere manier ingevuld. De derde prioriteit geldt alleen voor de vier grote steden in regio West.

Nationaal wordt vastgelegd welk type uitgaven in aanmerking komen voor steun vanuit EFRO (de subsidiabiliteitsregels). In Nederland gebeurt dit via de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES).

3. Landsdeelniveau: de regionale programma’s en RIS3

De verdere uitwerking van de nationale doelstellingen gebeurt in Nederland in vier landsdelen (Noord, Oost, Zuid en West), elk via hun eigen beheer- of managementautoriteit. De landsdelen stellen hun eigen regionale programma’s op. De input van decentrale overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven uit de regio wordt meegenomen.

Aan de basis van het opstellen van een programma ligt de regionale innovatiestrategie (RIS3). De RIS3-strategie benoemt kennisspecialisaties van het landsdeel en zet uiteen wat de kwaliteiten, kansen en uitdagingen zijn. Daarmee geeft het een onderbouwde prioritering voor investeringen in innovatie waar Europese gelden aan zullen bijdragen. De RIS3 wordt niet alleen als uitgangspunt gebruikt voor het verdelen van EFRO-gelden maar is ook een leidraad voor middelen uit andere Europese fondsen zoals het Just Transition Fund (JTF) of I3 (het Interregionaal Innovatie Investeringsinstrument).

De uitwerking per landsdeel

De uitwerking van de prioriteiten voor de besteding van EFRO-gelden zijn per regio verschillend, maar vertoont ook overeenkomsten.

  • In Noord-Nederland worden de prioriteiten uitgezet over vier thema’s: circulaire economie, groene energie, digitalisering en gezondheid.
  • Oost-Nederland richt zich enerzijds op hernieuwbare energie en slimme energiesystemen. Anderzijds benoemt de regio de volgende specifieke focusgebieden voor innovatie en de invoering van geavanceerde technologieën:
    • prevention & MedTech (op het snijvlak van Health, food en tech)
    • sustainability & foodtech (het snijvlak van Tech, food en materials)
    • manufacturing & MaterialTech (Cleantech, materials en tech)
  • Zuid-Nederland identificeert vijf prioritaire thema’s, namelijk gezondheid, landbouw en voeding, energie, klimaat en grondstoffen.
  • West-Nederland kent zes specifieke doelstellingen: innovatie, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, energiesystemen, circulaire economie en duurzame stedelijke ontwikkeling. Deze laatste prioriteit geldt, zoals gezegd, alleen voor vooraf aangewezen buurten in de vier grote steden.

Voor meer informatie over de specifieke mogelijkheden in uw landsdeel adviseren wij om contact op te nemen met de aanspreekpunten bij de managementautoriteit van uw regio.

Meer informatie:

EFRO, EU fondsenwijzer, Kenniscentrum Europa Decentraal