Europese rechtspraak

Publicatie: 22 juni 2017

Door:


Conclusie AG Kokott, 15 december 2011. Zaak C-368/10. Het gaat in deze zaak om het stellen van bepaalde milieu- en sociale eisen in een aanbestedingsprocedure (fair trade Max Havelaar koffie).

Niet-nakomingsprocedure

Noord-Holland heeft in 2008 via een openbare Europese aanbestedingsprocedure een nieuw contract afgesloten voor de levering en het beheer van koffieautomaten. De Europese Commissie heeft hierop een niet-nakomingsprocedure gestart. Zij verwijt Nederland dat de aanbestedingsprocedure heeft plaatsgevonden in strijd met art. 23 (6,8), 2, 44 (2), 48 (1,2) en 53 (1) richtlijn 2004/18.

Milieu- en sociale voorwaarden

Noord-Holland eiste in de aanbesteding dat de leverancier voldoet aan de criteria van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Onder andere de volgende voorwaarden werden gesteld:

  • de te leveren koffie en thee moet het EKO-keurmerk of een op vergelijkbare criteria berustend keurmerk dragen;
  • de potentiële inschrijvers moeten duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen;
  • de inschrijvers die ingrediënten leveren, die voorzien zijn van de keurmerken EKO en/of Max Havelaar of van een op dezelfde criteria berustend keurmerk, krijgen extra punten toegekend.

Advocaat-Generaal

De AG stelt dat aanbestedende diensten volgens richtlijn 2004/18 rekening mogen houden met ecologische en sociale belangen. Zij mogen daartoe in de aanbestedingsvoorwaarden uitdrukkelijk melding maken van keurmerken op het gebied van milieu en eerlijke handel.

Concreet keurmerk

De aanbestedende dienst mag niet een heel concreet keurmerk eisen. Andere keurmerken moeten ook worden toegelaten. Producten zonder keurmerk ook, mits de milieukenmerken en de voorwaarden waaronder zij worden vervaardigd en in handel worden gebracht, gelijkwaardig zijn aan de gestelde eisen. Noord-Holland heeft in strijd gehandeld met art. 23 (6) richtlijn 2004/18.

Onnauwkeurige kwaliteitseisen

De aanbestedende dienst mag niet het algemene inkoopbeleid van de inschrijver in acht nemen. Het inkoopgedrag met betrekking tot de in het concrete geval te leveren producten mag wel in acht worden genomen. In deze zaak verlangde Noord-Holland van de inschrijver informatie en bewijzen over de duurzaamheid van zijn producten en zijn bedrijfspolitiek. Dit mag mits deze voldoende verband houden met het voorwerp van de opdracht en concreet geformuleerd zijn. De AG stelt dat Noord-Holland in strijd met art. 2 richtlijn 2004/18 heeft gehandeld.

Gunningscriteria

Het toekennen van extra punten als de te leveren ingrediënten waren voorzien van de keurmerken EKO en/of Max Havelaar (of van een op dezelfde criteria berustend keurmerk) is in strijd met art. 53 lid 1a richtlijn 2004/18. Het beroep van de Commissie wordt door de AG verworpen voor het overige. Inmiddels is het uiteindelijke oordeel van het Hof bekend.

Ontwikkeling van het recht bij overheidsopdrachten

Het Hof moet in deze zaak een juiste afweging maken tussen de belangen van de interne markt en milieu- en sociaalpolitieke aspecten. Daarbij mag ze niet de praktische eisen van aanbestedingsprocedures vergeten. Aan de ene kant mag er geen discriminatie van potentiële inschrijvers ontstaan. Aan de andere kant moeten aanbestedende diensten de mogelijkheid hebben verantwoorde en duurzame producten te kopen.