Europese rechtspraak

Publicatie: 11 mei 2017

Door:


HvJ-EU, 15 september 2016. Zaak C-439/14 en C-488/14. In dit arrest gaat het om twee gevoegde zaken met betrekking tot een beroep op rechtsbescherming. In beide gevallen gaat het om de vraag of bij het bepalen van de ontvankelijkheid van een beroep op rechtsbescherming, een wettelijke verplichting zekerheid te stellen voor goed gedrag toegestaan is. Het Hof oordeelt dat dit toegestaan is, mits er een legitiem doel is en de regeling niet verder gaat dan noodzakelijk om dit doel te bereiken.

Zaak C-439/14

In de eerste zaak ging het om een conflict tussen SC Star Storage SA (Star Storage) en het Nationaal instituut voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van informatica (ICI) in Roemenië. ICI kondigde in april 2014 een aanbestedingsprocedure aan voor de gunning van een overheidsopdracht voor aankoop van een platform voor cloud computing. Na meerdere verzoeken van potentiële inschrijvers, gaf ICI toelichtingen ter verduidelijking van de voorwaarden van de aanbesteding.

Hiertegen startte Star Storage een zaak bij de nationale raad voor de beslechting van geschillen. Zij verklaarden de vordering van Star Storage echter niet-ontvankelijk, aangezien zij geen zekerheid voor goed gedrag had gesteld. Tegen deze afwijzing stelde Star Storage beroep in bij de nationale rechter. Het Hof van Justitie werd vervolgens de vraag voorgelegd of de Roemeense wettelijke verplichting om zekerheid te stellen in strijd is met de Europese rechtsbeschermingsrichtlijnen.

Zaak C‑488/14

De tweede zaak ging over een procedure voor de gunning van een overheidsopdracht voor de uitbreiding en modernisering van een luchthaven in Roemenië. Ook hier gingen drie partijen in beroep wegens het wettelijke vereiste van een verklaring van zekerheid voor goed gedrag. De zekerheid bedraagt 1% van de geraamde waarde van de aanbesteding. Hierbij geldt een maximum van € 25.000,- voor levering en diensten en € 100.000,- voor werken.

Beantwoording door het Hof

In het arrest licht het Hof toe dat er geen specifieke bepalingen zijn over voorwaarden die gelden voor het instellen van een beroep op rechtsbescherming. Er mag echter geen afbreuk worden gedaan door nationale wetgeving aan de doeltreffendheid of nuttig effect van de rechtsbeschermingsrichtlijnen. Het recht op een doeltreffende voorziening en toegang tot een onpartijdig recht moet worden geëerbiedigd (art. 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU).

Aangezien het stellen van zekerheid voor goed gedrag met name bedoeld is voor het voorkomen van vexatoire beroepen en daarmee een vlot verloop van aanbestedingsprocedures, oordeelt het Hof dat dit een legitiem doel is van de nationale regeling. Het kan partijen aansporen met de nodige zorgvuldigheid te werk te gaan, alvorens een beroep in te stellen. Hierbij is ook van belang dat de zekerheid dient te worden terugbetaald door de aanbestedende dienst, ook indien het beroep niet slaagt. Bovendien gaat de maatregel niet verder dan noodzakelijk om dit doel te bereiken. De zekerheid is enkel van beperkte omvang, in het bijzonder voor inschrijvers die normaliter dienen te bewijzen dat ze over een bepaald vermogen beschikken.

Conclusie

Het Hof oordeelt dat de nationale wettelijke regeling, die de verzoeker een verplichting oplegt zekerheid voor goed gedrag te stellen als voorwaarde voor ontvankelijkheid, niet in strijd is met de rechtsbeschermingsrichtlijnen.