Nieuws

Publicatie: 18 november 2024

Door: en


De verkiezingen voor het Europees Parlement in juni 2024 hebben een frisse wind door Brussel laten waaien – al voelt die voor sommige partijen eerder als een storm. De machtsbalans is flink verschoven, en dat zal de komende jaren zijn stempel drukken op de Europese besluitvorming. Voor decentrale overheden is het belangrijk om de veranderingen te begrijpen en er actief op in te spelen. Wat betekent dit voor jouw gemeente of provincie? Hier zijn 5 dingen die je moet weten.

1. Het politieke landschap verschuift

Het Europees Parlement beslist samen met de Raad over de meeste Europese wetten volgens de normale wetgevingsprocedure (artikel 294 VWEU). Het kan wetsvoorstellen van de Commissie goedkeuren of aanpassen en heeft dus grote invloed. Het huidige Parlement is diverser dan het vorige, met meer zetels voor rechtse en radicaal-rechtse partijen zoals de Patriots of Europe (PfE) en de Europese Conservatieven en Hervormers (ECR). Toch is er geen duidelijke rechtse meerderheid ontstaan, waardoor de centrumrechtse Europese Volkspartij (EVP) als grootste fractie nu zowel over links als over rechts kan kijken om een meerderheid te vormen. Tegelijkertijd is de EVP in elk scenario nodig voor een meerderheid. Langs de politieke lijnen vertaalt dat zich grofweg als volgt:

  • Centrumlinkse meerderheid: EVP, de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D) en Renew Europe of de Groenen/Vrije Europese Alliantie (Groenen/EVA)
  • Centrumrechtse meerderheid: EVP, PfE, ECR, Renew Europe
  • Uiterst rechtse meerderheid: EVP, PfE, ECR en Europe of Sovereign Nations (ESN)

De machtsbalans in het Europees Parlement is verschoven – en dat maakt de koers onvoorspelbaar. Dit biedt kansen voor samenwerking, maar maakt het ook ingewikkelder om consensus te bereiken. De EVP lijkt daarbij minder terughoudend om samen te werken met radicaal-rechtse partijen, zoals bleek bij recente onderhandelingen over anti-ontbossingsregels. Waar centrumlinkse en groene partijen de wetgeving wilden aanscherpen om producten die bijdragen aan ontbossing te weren uit de Europese markt, stemde de EVP samen met rechts en radicaal-rechts om de regels af te zwakken. Dit veroorzaakte veel verontwaardiging bij partijen in het politieke midden en ‘op links’. Ook tijdens de hoorzittingen van het Europees Parlement met de kandidaat Eurocommissarissen bleek partijpolitiek nooit ver weg.

De machtsbalans in het Europees Parlement is verschoven – en dat maakt de koers onvoorspelbaar.

Decentrale overheden doen er goed aan deze ontwikkelingen op te vatten als een belangrijk signaal. Het laat zien dat de politieke koers onvoorspelbaar kan worden en dat beslissingen die lokale projecten raken, zoals milieuwetgeving, vertraging kunnen oplopen of worden aangepast door de wisselende samenwerkingen in het Parlement.

2. Minder groen, meer groei

Een andere belangrijke ontwikkeling is de strategische agenda die de Europese Raad in juni 2024 heeft vastgesteld. Deze agenda, die de prioriteiten van de EU voor de komende vijf jaar bepaalt, laat een duidelijke verschuiving zien. Waar klimaat en duurzaamheid voorheen centraal stonden, zijn de focuspunten nu concurrentievermogen, economische groei en geopolitieke veiligheid. Groen blijft belangrijk, maar groei lijkt nu het magische woord. De EU wil haar concurrentiepositie versterken door te investeren in technologie, innovatie en digitale infrastructuur. Tegelijkertijd blijft de oorlog in Oekraïne een prioriteit, wat zich vertaalt in hogere defensie-uitgaven en gezamenlijke investeringen in veiligheid en cyberweerbaarheid.

Voor decentrale overheden betekent dit dat nieuwe kansen ontstaan op het gebied van digitale innovatie en economische stimulans, maar dat ze ook moeten voldoen aan strengere eisen rondom cyberveiligheid en digitale dienstverlening. Daarnaast lijkt de nadruk op duurzaamheid meer gekoppeld te worden aan economische haalbaarheid, wat kansen biedt voor kostenefficiënte groene projecten.

3. Spanningen rondom het cohesiebeleid

Het cohesiebeleid, dat bedoeld is om ongelijkheden tussen Europese regio’s te verkleinen, staat steeds meer onder druk. Met een groeiend aantal lidstaten en nieuwe geopolitieke prioriteiten, zoals investeringen in defensie, wordt het budget voor regionale ontwikkeling kleiner. In de huidige begrotingsverdeling gaat ongeveer een derde van de EU-begroting naar het cohesiebeleid en een derde naar landbouw. Maar de geopolitieke situatie zet deze verdeling op scherp. Commissievoorzitter Ursula von der Leyen heeft al gesuggereerd om meer verantwoordelijkheid voor cohesie- en landbouwfondsen bij de lidstaten zelf te leggen, in plaats van de meer regionale aanpak zoals we die kennen.

Voor gemeenten en provincies betekent dit dat ze moeten anticiperen op mogelijk veranderende subsidieregelingen. Dit vraagt om vroegtijdige betrokkenheid bij de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader (MFK) en om een actieve rol in Europese netwerken.

Groen blijft belangrijk, maar groei lijkt nu het magische woord.

4. Het nieuwe MFK: wie krijgt wat?

Voor het vastleggen van het meerjarig financieel kader (MFK) is de instemming (absolute meerderheid) van het Parlement nodig (artikel 312 VWEU). Dit betekent dat het Parlement gedeelde zeggenschap heeft over de verdeling van het Europese budget dat via Europese subsidies aan onder meer decentrale overheden overhandigd wordt. Het huidige meerjarig financieel kader loopt tot en met 2027, maar de onderhandelingen met de lidstaten voor de periode daarna (2028-2034) beginnen al veel eerder. Dit budget bepaalt hoeveel geld beschikbaar is en ook hoe het wordt verdeeld over prioriteiten zoals landbouw, cohesie en innovatie. Het ziet ernaar uit dat defensie en strategische autonomie, zoals investeringen in Europese chipproductie en kunstmatige intelligentie, een grotere rol gaan spelen. Dit kan ten koste gaan van traditionele prioriteiten zoals landbouw en cohesie. Voor Nederland, en specifiek voor decentrale overheden, is dit een punt van zorg. De vraag rijst wat de consequenties zijn voor Europese steun voor regionale ontwikkeling en verduurzaming.

Het is daarom belangrijk dat decentrale overheden zich goed voorbereiden op deze veranderingen. Denk aan het versterken van samenwerkingen met andere Europese regio’s en het ontwikkelen van innovatieve projecten die passen binnen de nieuwe prioriteiten van de EU.

5. Geopolitieke druk en lokale kansen

De veranderde geopolitieke situatie heeft directe gevolgen voor Europa en haar regio’s. De oorlog in Oekraïne heeft bijvoorbeeld geleid tot een herprioritering van uitgaven: meer naar defensie en minder naar traditionele sectoren. Tegelijkertijd wil Europa minder afhankelijk worden van technologie en grondstoffen uit andere delen van de wereld, wat kansen biedt voor lokale bedrijven en innovatieve projecten. Voor decentrale overheden betekent dit dat ze een sleutelrol kunnen spelen in het stimuleren van groene en digitale innovaties. Gemeenten en provincies zijn vaak het eerste aanspreekpunt voor ondernemers en inwoners en kunnen daardoor snel inspelen op nieuwe Europese eisen en kansen.

Kortom…

De nieuwe politieke spelregels in Europa vragen om slimme zetten van decentrale overheden. Van klimaat naar economische groei, van landbouw naar defensie – de prioriteiten verschuiven en daarmee ook de kansen. Wie zich verdiept in de Brusselse dynamiek, de juiste netwerken aanboort en inzet op innovatie, kan lokaal het verschil blijven maken.

Bronnen

Europese Raad, Strategische agenda 2024-2029
Europese Commissie, Political Guidelines 2024-2029