Introductie
Deze zaak gaat over de vraag of de Europese Commissie de registratie van een Europees burgerinitiatief (EBI) mocht weigeren met als reden dat het onderwerp zichtbaar buiten het kader van de bevoegdheden van de Commissie valt. In mei 2016 oordeelde het Gerecht in deze zaak dat de Commissie terecht een burgerinitiatief had geweigerd. In dit Eurrest wordt de uitkomst van de hogere voorziening bij het Europees Hof besproken.
Zaak
Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 maart 2019 in de zaak C-420/16 P (Izsák en Dabis/Europese Commissie)
Beleidsdossier en thematiek
EU-burgerschap
Samenvatting en feiten
In 2013 doen Balázs-Árpad Izsák en Attila Dabis samen met vijf andere personen bij de Europese Commissie het voorstel voor een EBI met als titel ‘Cohesiebeleid voor de gelijkheid van de regio’s en het behoud van regionale culturen.’ Het doel van het initiatief moet ervoor zorgen dat het EU-cohesiebeleid bijzondere aandacht besteedt aan regio’s met andere kenmerken op etnisch, cultureel, religieus of taalgebied dan de omliggende regio’s. Met het EBI werd aan de Europese Unie gevraagd om maatregelen te nemen om regio’s met een nationale minderheid te ondersteunen, te behouden en te ontwikkelen, of om tenminste meer rekening te houden met deze regio’s die volgens de initiatiefnemers vaak benadeeld zijn ten opzichte van de omliggende regio’s.
Vervolgens weigert de Europese Commissie het EBI te registreren. Volgens de Commissie valt het voorstel zichtbaar buiten haar kader van bevoegdheden om een voorstel voor wetgeving te doen. Dit is één van de weigeringsgronden die zijn opgenomen in artikel 4 lid 2 van Verordening (EU) nr. 211/2011 over het burgerinitiatief (EBI-verordening). De initiatiefnemers van het afgewezen EBI gaan in beroep bij het Gerecht. Het Gerecht oordeelt dat de Commissie bij het besluit tot weigering geen blijk had gegeven van enige onjuiste rechtsopvatting en laat het besluit van de Commissie in stand. Tegen de uitspraak van het Gerecht gaan de initiatiefnemers van het EBI in hoger beroep bij het Europees Hof van Justitie.
Rechtsvraag
Mag de Europese Commissie de registratie van een EBI weigeren omdat het voorstel en het onderwerp zichtbaar buiten haar bevoegdheden valt om wetgeving vast te stellen?
Uitspraak Hof van Justitie
Het Europese Hof van Justitie stelt allereerst vast dat het besluit om een EBI te registreren moet worden genomen in overeenstemming met het beginsel van goed bestuur. Het beginsel van goed bestuur brengt met zich mee dat zorgvuldig en onpartijdig onderzoek wordt uitgevoerd en dat rekening wordt gehouden met alle relevante gegevens van het geval. Ook blijkt uit de EBI-verordening dat het doel van het EBI is om burgerparticipatie aan te moedigen en de Europese Unie toegankelijker te maken. Daarom moet de Commissie de voorwaarden uit de verordening zo uitleggen dat het EBI eenvoudig toegankelijk is.
Het Hof stelt vast dat wanneer de Commissie een verzoek tot registratie van een voorgestelde EBI ontvangt, zij niet mag nagaan of het bewijs van alle feitelijke elementen is aangeleverd. Ook mag de Commissie bij de registratie niet toetsen of het voorstel toereikend is gemotiveerd. Om te bekijken of aan de registratievoorwaarde van artikel 4 lid 2 van de verordening is voldaan mag de Commissie enkel nagaan of, objectief gezien, in abstracto voorgenomen maatregelen zouden kunnen worden vastgesteld op basis van de Verdragen.
Hoewel het Hof oordeelt dat het Gerecht het artikel dat ziet op het bevorderen en ontwikkelen van de regio’s binnen de EU (artikel 174 VWEU) juist heeft uitgelegd, oordeelt het Hof dat het Gerecht ten onrechte heeft vastgesteld dat de Europese Commissie om bewijs mocht vragen dat was voldaan aan de registratievoorwaarde van artikel 4 lid 2 van de EBI-verordening.
Het Hof verklaart het commissiebesluit tot afwijzing van het EBI nietig.
Decentrale relevantie
Een Europees burgerinitiatief geeft Europese burgers de kans om invloed uit te oefenen op Europese besluitvorming. Via contacten die decentrale overheden hebben in verschillende EU-lidstaten kunnen gemeenten hun inwoners ondersteunen in het opzetten van een EBI. Decentrale overheden zelf zijn echter niet bevoegd om een EBI te starten. Decentrale overheden kunnen wel meer bekendheid geven aan het bestaan van een EBI en burgers stimuleren om er een op te zetten.