Gemeenten zijn druk bezig met de uitvoering van de spreidingswet en de verdeling van opvangplekken voor asielzoekers. Daarbij komt bij onze provincie steeds vaker de vraag op wat het nieuwe Migratie- en Asielpact van de Europese Unie betekent voor de dagelijkse praktijk. Welke verplichtingen en veranderingen volgen uit dit pact? En hoe verhoudt dit zich tot de provinciale taakstellingen en het overleg aan de Provinciale Regietafel?
Antwoord in het kort
Het nieuwe Europese Migratie- en Asielpact heeft gevolgen voor gemeenten op uiteenlopende terreinen. Gemeenten krijgen te maken met strengere opvangnormen, snellere asielprocedures en verplichtingen op het gebied van crisisvoorbereiding en integratie. Ook zijn er nieuwe subsidiemogelijkheden via Europese fondsen. Hoewel de implementatie van de richtlijnen doorloopt tot medio 2026, is het van belang dat gemeenten zich nu al voorbereiden op de praktische uitvoering, in samenhang met de Nederlandse spreidingswet.
Nieuwe opvangnormen
Het Europese migratiepact, dat in 2024 formeel is vastgesteld, vormt het fundament voor een herzien asiel- en migratiebeleid binnen de EU. De regels raken niet alleen nationale overheden, maar ook decentrale overheden, waaronder gemeenten. De invloed strekt zich uit van opvang en huisvesting tot integratie, werktoeleiding en crisisplanning. De herziene Richtlijn opvangvoorzieningen verplicht lidstaten om opvanglocaties in te richten volgens Europese minimumnormen. Dit betekent dat bestaande opvanglocaties moeten worden aangepast aan de nieuwe Europese kwaliteitseisen. Na omzetting van de richtlijn in nationale wetgeving zijn lidstaten — en in de praktijk onder meer opvangcentra en gemeenten — verplicht om aan deze eisen te voldoen. (Zie artikel 35 van de eerder genoemde richtlijn, waarin een termijn van 24 maanden na inwerkingtreding wordt gesteld voor de omzetting.)
Versnelde procedures en flexibele opvangcapaciteit
Met het pact worden asiel- en terugkeerprocedures versneld. Lidstaten moeten aanvragen sneller beoordelen, vooral van mensen uit veilige landen van herkomst of aan de buitengrens van de EU. Deze versnelde procedure – die binnen drie maanden moet zijn afgerond – vraagt ook in Nederland om meer flexibiliteit van gemeenten bij opvang en huisvesting. Meer informatie is te vinden op de website van de Rijksoverheid. Hierdoor zal de doorstroom van asielzoekers sneller verlopen, maar dit vraagt ook meer flexibiliteit van gemeenten. Gemeenten moeten hun opvang- en huisvestingscapaciteit beter kunnen opschalen of juist afbouwen, afhankelijk van de instroom. Dit kan gevolgen hebben voor gemeentelijke planning, personele inzet en samenwerkingen met het COA.
Solidariteitsmechanisme
Een nieuw element is het solidariteitsmechanisme, waarmee lidstaten elkaar ondersteunen via herplaatsing van asielzoekers of financiële bijdragen. Gemeenten kunnen hierdoor te maken krijgen met herverdeling van asielzoekers binnen Nederland of extra taken rond (crisis)opvang. De exacte invulling hiervan hangt af van de nationale uitvoering, maar de impact op de lokale praktijk kan aanzienlijk zijn.
Belangrijk in dit verband is dat de richtlijn expliciet verwijst naar het non refoulementbeginsel, zoals onder meer vastgelegd in het Verdrag van Genève. Dit principe bepaalt dat niemand mag worden teruggestuurd naar een land waar hij of zij gevaar loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. De richtlijn benadrukt dat het Europese asielbeleid moet steunen op een volledige en niet-restrictieve toepassing van dit beginsel, met solidariteit en een eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden als kernwaarden. Daarnaast staan er bepalingen in over de overplaatsing van verzoekers binnen lidstaten. Volgens artikel 20, lid 7 van de Herziening van de Richtlijn opvangvoorwaarden, moeten lidstaten erop toezien dat asielzoekers alleen tussen opvanglocaties worden verplaatst wanneer dit strikt noodzakelijk is, bijvoorbeeld om organisatorische of veiligheidsredenen. Ook wordt in de overwegingen (met name paragrafen 13, 15 en 16) gewezen op de noodzaak om humanitaire omstandigheden te respecteren en te voorkomen dat overplaatsingen leiden tot situaties van onderduiken of onnodige onzekerheid voor de betrokkenen.
Europese financiering en crisisvoorbereiding
Om de uitvoering te ondersteunen, kunnen gemeenten gebruikmaken van EU-subsidies. Via onder andere het Asiel-, Migratie- en Integratiefonds (AMIF) zijn middelen beschikbaar voor de uitbreiding van opvangcapaciteit, personeelstraining, digitalisering en integratieprojecten. Dit biedt kansen om lokale initiatieven financieel te versterken, mits tijdig wordt aangesloten bij de Europese programmering. Een ander onderdeel van het pact is de verplichting tot voorbereiding op crisissituaties. Lidstaten moeten rampen- en noodplannen opstellen voor migratiepieken. Gemeenten zullen deze plannen lokaal moeten vertalen en afstemmen met regionale partners, waaronder de provincies en veiligheidsregio’s. Dit vraagt om meer structurele samenwerking aan de Provinciale Regietafel.
Integratie en arbeidsmarkt
De nieuwe regelgeving verplicht lidstaten om statushouders sneller toegang tot de arbeidsmarkt te geven – uiterlijk zes maanden na aankomst. Dit moet bijdragen aan een snellere integratie en vermindering van afhankelijkheid van opvangvoorzieningen. Volgens artikel 17 van de richtlijn geldt deze toegang mits de bevoegde instantie nog geen administratieve beslissing heeft genomen over het asielverzoek én de vertraging niet aan de verzoeker te wijten is.
Digitale systemen en tijdlijn
Tot slot voorziet het migratiepact in de invoering van nieuwe Europese IT-systemen voor registratie en identificatie van asielzoekers. Gemeenten zullen indirect betrokken raken bij deze systemen via gegevensuitwisseling met de IND, COA en andere instanties. Het is belangrijk om tijdig te anticiperen op de technische en privacygerelateerde gevolgen hiervan. De implementatie van de verschillende onderdelen van het pact loopt tot medio 2026. Omdat veel maatregelen doorwerken in gemeentelijke processen, is het verstandig om nu al te beginnen met voorbereidingen. Denk aan het actualiseren van lokale opvangplannen, het afstemmen van personele capaciteit en het verkennen van Europese subsidiemogelijkheden.
Tot slot
De uitvoering van het Migratie- en Asielpact sluit dus nauw aan bij de Nederlandse spreidingswet, waarin de verdeling van asielzoekers over gemeenten wordt vastgelegd. De Europese regels vormen het inhoudelijke kader – met minimumnormen voor opvang, integratie en crisisvoorbereiding – terwijl de spreidingswet de nationale verdelingsmechanismen regelt. In de praktijk betekent dit dat gemeenten hun lokale opvangplannen en capaciteitsramingen niet alleen moeten afstemmen op de provinciale taakstellingen, maar ook op de nieuwe Europese kwaliteitseisen en termijnen. De Provinciale Regietafel blijft daarbij het belangrijkste coördinatieplatform om de uitvoering van beide kaders – Europees en nationaal – op elkaar af te stemmen.
Bronnen
Migratiepact, De Europese Commissie
Meer informatie
Asiel en Migratie, Kenniscentrum Europa Decentraal