Professor Sofia Ranchordás is hoogleraar bestuursrecht bij Tilburg University. Ze benadert digitalisering vanuit het perspectief van inclusie en kwetsbaarheid. Zo komen de rechten van burgers die in aanraking komen met de digitaliserende overheid op haar pad. KED sprak haar en vroeg naar haar bevindingen over decentrale overheden en digitalisering.
Hoe bestudeer je digitalisering? Is alle ingezette digitale technologie door decentrale overheden bijvoorbeeld artificiële intelligentie (AI)?
“Ik kijk naar digitalisering vanuit de positie van de burger, waarbij ik focus op digitale inclusie en uitsluiting. Ik ben geïnteresseerd in hoe digitale technologie bestaande ongelijkheden vergroot. Informatie stond vroeger ‘op papier’, maar dat hebben we nu gedigitaliseerd. We gaan er veelal vanuit dat deze informatie hetzelfde is en op dezelfde manier overkomt, maar dat is niet zo. Zo is het online aanvragen van toeslagen anders dan het aanvragen met pen en papier. Burgers hebben bepaalde digitale vaardigheden nodig om de juiste stappen te doorlopen.
De meeste overheden gebruiken momenteel redelijk eenvoudige vormen van automatisering, met geringe inzet van AI. Soms gebruikt de overheid niet meer dan een algoritme in een Excel Sheet. Dit begint nu echter te veranderen. In de toekomst zullen decentrale overheden steeds meer AI toepassen om processen zoals het uitbetalen van toeslagen te automatiseren. Ik bestudeer de inzet van digitale technologie in de publieke sector in de brede zin, zodat ik ook deze nieuwe vormen van digitalisering en automatisering kan meenemen.”
De meeste overheden gebruiken momenteel redelijk eenvoudige vormen van automatisering, met geringe inzet van AI.”
“Waar een decentrale overheid kan opschalen, kom je meer toepassingen van AI of machine learning tegen. Daarin probeer ik voornamelijk vast te stellen welke impact dit heeft op de verhouding tussen burger en overheid. De beginselen van algemeen behoorlijk bestuur geven uiteraard richtlijnen voor hoe besluiten vormgegeven moeten worden, maar deze moeten opnieuw geïnterpreteerd worden in het kader van nieuwe uitdagingen door digitalisering en ontwikkeling. Ik onderzoek hoe we de verhouding overheid-burger in lijn kunnen brengen met die beginselen.”
Op welke manieren beïnvloedt de EU dit proces?
“Het recht van de Europese Unie geeft kaders voor automatisering en digitalisering. Het eerste belangrijke kader hiervoor werd vastgelegd in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), die grenzen stelde aan de automatisering van persoonsgegevensverwerking in besluitvorming. Deze verordening beperkte de mogelijkheden tot automatisering voor overheden en bedrijven.
De AI-verordening geeft hier een soort tegenreactie op. Deze verordening geeft ons nu namelijk een belangrijk kader om te begrijpen hoe we de besluitvorming kunnen automatiseren en AI kunnen inzetten op allerlei gebieden zonder daarmee mensen en burgerrechten te schaden.
In de eerste versie van de AI-verordening waren heel veel overheden uitgesloten, vrijgesteld van toepassing. Na bekendmaking van de toeslagenaffaire is dat op internationaal niveau veranderd. Ineens werd de verordening ook van toepassing op decentrale overheden, bijvoorbeeld op gemeenten, wanneer zij algoritmen inzetten voor opsporing.
Deze twee voorbeelden laten zien hoe de EU actief bezig is met kaders uitzetten waarop technologie ingezet kan worden. Uiteraard zijn andere verordeningen en jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie ook van belang voor de regulering van digitale technologie.”
Je recente inaugurele rede ging over de overheid empathischer maken door middel van digitalisering. Hoe kan de overheid dit bewerkstelligen?
“Empathisch besturen betekent in de eerste plaats vereenvoudigen. Dit houdt in dat je de omgang met de burger vereenvoudigt door op een andere, meer empathische manier te communiceren. Momenteel maakt empathie nog niet echt onderdeel uit van het Europees recht als zodanig. Dit zou in mijn ogen juist wel zo moeten zijn. We moeten het meer over empathie hebben.”
We moeten het meer over empathie hebben.”
“Empathie werkt namelijk vanuit twee kanten. Enerzijds is het belangrijk dat burgers begrijpen dat gemeenten geen oneindige middelen hebben. Anderzijds moet de gemeente zich in de burger kunnen verplaatsen. Het is belangrijk om te kunnen begrijpen wat het met mensen doet wanneer ze langdurig kampen met problemen, zoals ziekte en armoede. Mensen die met schaarse middelen te maken hebben, zullen namelijk niet altijd de beste oplossing kiezen of de beste beslissingen kunnen nemen en gaan hierdoor ook niet altijd even rationeel om met bureaucratie.”
Waar gaat het mis tussen de burger en de overheid?
“Het jeugdrecht is een van de voorbeelden waar het heel vaak misgaat. Er is hier namelijk sprake van zogenaamde beschikkingsarmoede, waarbij de gemeente te weinig middelen en capaciteiten tot haar beschikking heeft om alle aanvragen te beantwoorden en vervolgens vaak helemaal niet reageert. Deze beschikkingsarmoede heeft dus tot gevolg dat burgers zich niet gezien voelen door het bestuursorgaan. Burgers wachten heel lang, krijgen niks, maar weten vervolgens vaak te weinig om hier verder op te reageren. Dit leidt weer tot frictie.”
Verder lezen?
Wil je het hele interview lezen? Je vindt het in onze interviewserie over digitalisering: