Op 28 november 2025 hebben de EU-lidstaten binnen de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) nieuwe grenswaarden vastgesteld voor afval op de zeebodem onder de Mariene Strategie. Daarmee krijgt dit type mariene vervuiling voor het eerst een specifieke kwantitatieve norm. De nieuwe verplichtingen beïnvloeden nationale strategieën, maar raken vooral ook decentrale overheden, omdat zij een centrale rol spelen bij het voorkomen, registreren en beheersen van afvalstromen richting zee. In de uitvoering leunen lidstaten sterk op kustgemeenten, havenorganisaties en waterbeheerders, die lokaal toezicht houden, afval beheren en monitoringsgegevens aanleveren binnen de kaders van de Kaderrichtlijn Water.
Nieuwe Europese norm voor zeebodemafval
De nieuwe drempelwaarden geven richting aan beleid op land en aan de kust
De grenswaarden leggen vast dat in gebieden met visuele monitoring gemiddeld niet meer dan één afvalstuk per 1.000 m² zeebodem mag liggen, terwijl de hoeveelheid afval in sleepnetmetingen niet mag toenemen. Deze normen maken duidelijk wanneer het afvalniveau onaanvaardbaar wordt en wanneer aanvullende maatregelen nodig zijn.
Langs de Nederlandse Noordzeekust laten OSPAR– en Rijkswaterstaatmetingen zien dat zowel zeegebonden bronnen, zoals scheepvaart en visserij, als kustgebonden activiteiten, zoals strandtoerisme, bijdragen aan mariene vervuiling. Strandmetingen door kustgemeenten en vrijwilligers vormen daarbij een belangrijke bron voor het volgen van trends en risico’s.
De nieuwe Europese grenswaarden maken zichtbaar hoe sterk lidstaten leunen op lokale gegevens voor mariene bescherming
De ecologische effecten van bodemvervuiling onderstrepen lokale verantwoordelijkheid
De zeebodem fungeert als eindstation voor diverse afvalsoorten: plastic breekt af tot microplastics, verloren vistuig blijft tientallen jaren aanwezig en metalen en bouwresten kunnen leefgebieden verstoren. De kust vormt daarbij een belangrijke schakel tussen land en zee, waardoor preventie in hoge mate afhankelijk is van lokaal beleid. Door de nieuwe grenswaarden wordt de urgentie voor regionale maatregelen sterker zichtbaar: een deel van wat zich aan de kust ophoopt, komt uiteindelijk op de zeebodem terecht.
In Nederlandse havens komt regelmatig afval uit de scheepvaart binnen. De werking van havenontvangstvoorzieningen en de naleving door schepen bepalen hoeveel afval wordt afgevoerd voordat het mariene milieu wordt bereikt. Deze afvalstromen worden in monitoringprogramma’s meegewogen bij de bredere beoordeling van mariene vervuiling, waaronder de nieuwe Europese drempelwaarde voor afval op de zeebodem.
Monitoring en gegevensstromen in de mariene uitvoering
De aangescherpte monitoringseisen vergroten de druk op regionale systemen
De nieuwe norm vraagt om consistente en technisch betrouwbare monitoring. Lidstaten moeten hun monitoring zo inrichten dat gegevens over mariene vervuiling betrouwbaar en vergelijkbaar zijn tussen jaren en regio’s, zoals vereist onder de Mariene Strategie. De uitvoering daarvan leunt in de praktijk sterk op kust- en waterbeheerders, omdat zij lokaal gegevens verzamelen, toezicht houden en afvalstromen monitoren binnen de bestaande water- en kustbeheerstructuren. Daarmee bepaalt hun datakwaliteit mede of nationale rapportages voldoen.
Een praktische illustratie is het werk van waterschappen, die sediment- en waterkwaliteitsmetingen uitvoeren in riviermondingen. Die gegevens zijn cruciaal voor het begrijpen van de totale aanvoer van afval richting zee.
Governance, regionale verschillen en beleidsdruk
De Europese wateragenda benadrukt de rol van decentrale uitvoering
De grenswaarden passen binnen een bredere Europese beweging om water- en mariene regelgeving strakker te handhaven. De Zero Pollution-agenda en recente analyses van uitvoeringshiaten tonen aan dat vervuiling sneller moet dalen en dat lokale uitvoering een zwakke schakel kan zijn wanneer verantwoordelijkheden versnipperd raken. De vaststelling van de nieuwe mariene grenswaarden betekent dat lidstaten bij de uitvoering afhankelijk zijn van betrouwbare gegevens en lokaal toezicht, taken die in Nederland vooral bij kustgemeenten, havenorganisaties en waterbeheerders liggen.
Provincies kunnen bij ruimtelijke plannen rond havens, kustverdediging of recreatiezones overwegen om mogelijke afvalstromen naar zee mee te wegen, zeker nu de zeebodemgrenswaarden scherper zijn.
Regionale verschillen vragen om verfijnd decentaal maatwerk
De Noordzee is een intensief gebruikte zee met zware scheepvaart- en visserijdruk, zoals beschreven in het CBS-ecosysteemaccount. De Waddenzee geldt als een ecologisch kwetsbaar gebied dat jaarlijks miljoenen bezoekers trekt, waardoor recreatie en toerisme een substantiële drukfactor vormen.
Decentrale overheden leveren een belangrijk deel van de informatie over lokale bronnen van mariene vervuiling, omdat zij toezicht houden, afvalstromen beheren en monitoring uitvoeren in hun gebied. De Europese grenswaarde bepaalt de norm; decentrale overheden zijn onmisbaar in de uitvoering.
De norm komt uit Brussel, maar de uitvoering begint aan de kust
De nieuwe verplichtingen gaan snel doorwerken in nationale plannen
Lidstaten moeten hun mariene strategieën zó aanpassen dat zij passende maatregelen opnemen om aan de nieuwe grenswaarden te voldoen, zoals vereist onder de KRMS. De verplichtingen worden verder aangescherpt bij de aangekondigde herziening van de richtlijn, waarin ook wordt bekeken hoe de drempelwaarden worden versterkt en effectief geïmplementeerd.
De zesjaarlijkse cyclus van de KRMS zorgt ervoor dat nieuwe verplichtingen relatief snel landen in nationale beleidsdocumenten. Daarmee ligt het voor de hand dat kustgemeenten, waterschappen en havenautoriteiten in de komende jaren met extra eisen aan gegevensaanlevering, aanvullende monitoring en nieuwe maatregelen worden geconfronteerd.
Bron:
EU sets new limits on seafloor litter to fight marine pollution – Environment, Europese Commissie
Meer informatie:
Waterbeheer, Kenniscentrum Europa Decentraal