In deze zaak gaat het om een maatregel van Griekenland op grond waarvan buitenlandse adviesbureaus konden worden uitgesloten van een aanbestedingsprocedure. Het Hof gaat in deze zaak in op het correct toepassen van de aanbestedingsregels en de verdragsbeginselen (vooral non-discriminatie) bij het gunnen van overheidsopdrachten.
Zaak
HvJ EG, 12 november 2009. Commissie tegen Griekenland (ERGA OSE) Zaak C-199/07.
Introductie
In deze zaak gaat het om het correct toepassen van de aanbestedingsregels en de verdragsbeginselen (vooral non-discriminatie) bij het gunnen van overheidsopdrachten. De zaak ERGA OSE is een openbaar bedrijf dat in handen is van de Griekse spoorautoriteit. Zij gaf een overheidsopdracht uit voor het uitvoeren van een studie in het kader van de bouw van een spoorwegstation.
Grieks systeem
Volgens het Griekse systeem werden de certificaten van de adviesbureaus en de adviseurs op grond van ervaring en uitgevoerde studies ingedeeld in categorieën. Vervolgens werden zij ingeschreven in registers, die overeenstemmen met die ervaring. Voor buitenlandse adviesbureaus en adviseurs bestond er geen verplichting tot inschrijving in die registers. Afhankelijk van de vereiste ervaring voor een opdracht, werd verlangd dat de adviesbureaus en de adviseurs zich in een bepaalde categorie in het register bevonden.
Verwijt Commissie
Volgens de Europese Commissie heeft Griekenland niet voldaan aan de aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten uit richtlijn 93/38/EEG (huidige Richtlijn 2004/17/EG). Met name de art. 4 lid 2, art. 31 lid 1 en 2, en art. 34 lid 1a. Ook zou zij in strijd hebben gehandeld met het beginsel van wederzijdse erkenning en de art.12 (nu art. 18 VWEU) en 49 EG-Verdrag (nu art. 56 VWEU).
Griekenland had namelijk:
– In feite een bijkomend criterium voor automatische uitsluiting ingevoerd. Ten nadele van buitenlandse adviesbureaus;
– Bij de litigieuze aanbesteding werd geen onderscheid gemaakt tussen kwalitatieve selectiecriteria en gunningscriteria.
Hof
Buitenlandse adviesbureaus en adviseurs hebben hun belangstelling getoond om deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure van ERGA OSE. De adviesbureaus en adviseurs hebben daarbij kwalificaties opgegeven die overeen kwam met andere categorieën van certificaten die in het kader van de procedure werd verlangd. Griekenland maakte geen onderscheid tussen kwalitatieve selectiecriteria en criteria voor de gunning van de opdracht.
Griekenland sloot de buitenlandse partijen uit van deelname aan de procedure. Volgens het Hof heeft Griekenland hierdoor niet voldaan uit de verplichtingen van art. 4 lid 2 en art. 34 lid 1a Richtlijn 93/38.