Op dit moment wordt de Europese Kaderrichtlijn water (KRW) geëvalueerd door de Europese Commissie. In een brief aan de Tweede Kamer beschrijft minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) wat de Nederlandse prioriteiten zijn bij eventuele aanpassingen aan de richtlijn. Het gaat daarbij onder meer over de lange-termijnambities voor waterkwaliteit na 2027, de opkomst van nieuwe chemische stoffen en het meten van voortgang.
De Europese Commissie evalueert op dit moment de KRW en haar dochterrichtlijnen, zoals de Grondwaterrichtlijn, de Richtlijn Prioritaire stoffen en de Richtlijn overstromingsrisico’s. De resultaten van de evaluatie worden naar verwachting in het najaar van 2019 gepresenteerd. Aan de hand van deze resultaten zal de nieuwe Europese Commissie moeten beslissen of dat de KRW moet worden herzien. In een brief aan de Tweede Kamer stelt minister Van Nieuwenhuizen wat bij een eventuele herziening de Nederlandse inzet zal zijn.
Lange termijn
Allereerst benadrukt de minister dat ze al verder wil kijken dan 2027, het jaar waarin de huidige KRW volledig ten uitvoer moet zijn gebracht. Nederland heeft er in het verleden voor gekozen om maximaal de tijd te nemen voor de uitvoer van de maatregelen uit de zogenoemde stroomgebiedsbeheerplannen, onder meer om kosten te besparen. Dat neemt volgens de minister niet weg dat Nederland zich maximaal inspant om de doelen van de richtlijn voor 2027 te halen. Tegelijkertijd moet er ook nagedacht worden over hoe het daarna verder moet, om uitdagingen als de energietransitie en de opkomst van nieuwe chemische stoffen aan te gaan.
Nieuwe chemische stoffen
Daarnaast pleit de minister voor een EU-brede aanpak om te voorkomen dat er nieuwe chemische stoffen in het water terechtkomen, zoals medicijnresten en microplastics. Van veel stoffen zijn de effecten onvoldoende bekend, waardoor er nog geen milieukwaliteitseisen bestaan. De minister pleit voor een geïntegreerd Europees beleidskader, waarin de toelating van chemische stoffen wordt gekoppeld aan de effecten op het milieu. Daarnaast is goede monitoring van deze stoffen nodig om zicht te houden op de toestand van het water. Hiervoor is het nodig dat er meer kosteneffectieve methoden beschikbaar komen. De minister ziet graag dat de KRW meer flexibiliteit gaat bieden om alternatieve methoden te gebruiken, aangezien er nu nog tot in detail wordt voorgeschreven hoe er gemeten moet worden.
Meten van voortgang
Ten slotte wil de minister af van het ‘one-out-all-out-principe’. Dit principe bepaalt dat een waterlichaam al niet meer kan voldoen aan de wettelijke eisen wanneer het slechts op één parameter onvoldoende scoort. Volgens de minister doet deze methode geen recht aan de werkelijke toestand van het water, en wordt het op deze manier juist moeilijker om voortgang zichtbaar te maken.
De minister noemt de implementatie van de KRW in Nederland op grote lijnen succesvol. Wel vindt zij dat de richtlijn op onderdelen aan modernisering toe is om de coherentie en flexibiliteit te vergroten.
Bron
Europese evaluatie Kaderrichtlijn Water, Kamerbrief
Meer informatie
Water, Kenniscentrum Europa Decentraal
Commissie publiceert rapport implementatie Kaderrichtlijn water en Richtlijn beoordeling en beheer overstromingsrisico’s, Kenniscentrum Europa Decentraal
Provincies publiceren position paper EU-waterrichtlijnen, Huis van de Nederlandse Provincies