Nieuws

Publicatie: 4 november 2024

Door: en


Neth-ER (Netherlands house for Education and Research) verstrekt informatie over Europese ontwikkelingen in onderwijs, onderzoek en innovatie, en behartigt de belangen van Nederlandse kennisinstellingen in Brussel. Tijdens de Europese Week van de Regio’s sprak KED met Joep Roet, plaatsvervangend directeur over zijn werkzaamheden en zijn reactie op het ‘Draghi’-rapport, dat de tanende concurrentiekracht van de EU belicht en technologische innovatie als pure noodzaak ziet om het gat met de VS en China te dichten. We gingen specifiek in op de rol die kennisinstellingen en overheden hierin spelen, en hoe hij die samenwerking ziet.

Wat doet Neth-ER precies?

“We helpen Nederlandse kennisinstellingen om hun weg te vinden in Brussel. Dit doen we door ze te begeleiden naar de juiste partijen bij de Europese Commissie of het Europees Parlement en door te adviseren over de beste momenten om hun input te leveren. Hoewel we zelf ook naar deze instellingen gaan, doen we dit het liefst in gezelschap van vertegenwoordigers uit het veld. Het is veel krachtiger als een collegevoorzitter zelf kan spreken over de impact van Europees beleid op zijn organisatie.”

“Ik volg voornamelijk dossiers die te maken hebben met onderzoek, zoals Horizon Europe, en andere relevante dossiers zoals de Green Deal en digitalisering. Een belangrijk doel is om instellingen te informeren over kansen en ontwikkelingen die voor hen van belang zijn, bijvoorbeeld deelname aan expertgroepen of het indienen van position papers.”

Wat is de invloed van Europese wetgeving op kennisinstellingen?

“Europese wetgeving is vaak niet specifiek gericht op kennisinstellingen, maar heeft indirect wel gevolgen voor hen. Regelgeving als de Digital Markets Act of de AI Act komt met criteria die ook impact kunnen hebben op universiteiten, bijvoorbeeld vanwege het aantal gebruikers of opgeslagen data. We zijn daarom alert op dit soort ontwikkelingen, zodat we kennisinstellingen kunnen waarschuwen voor mogelijke gevolgen van nieuwe Europese regels.”

Slechts één van elke vijf euro aan kapitaal voor innovatieve startups komt uit Europa.

Werk je samen met andere Nederlandse en Europese overheden in Brussel?

“We hebben regelmatig contact met vertegenwoordigers van Nederlandse overheden in Brussel, zoals de Unie van Waterschappen. Een van de missies binnen Horizon Europe gaat bijvoorbeeld over schoon water, en daarin hebben we veel samengewerkt. Daarnaast werken we samen met andere partijen wanneer onze thema’s elkaar raken, zoals op het gebied van innovatie en structuurfondsen. Ook ontvangen we vaak bezoeken van Nederlandse burgemeesters, wethouders of gedeputeerden die willen weten hoe de innovatiesystemen in Brussel werken.”

Hoe kunnen Nederlandse kennisinstellingen en overheden profiteren van Europese kansen?

“Hiervoor moeten ze actief blijven deelnemen aan Europese netwerken en projecten. Wij adviseren hen om in gesprek te gaan met potentiële partners en om te weten wat er binnen hun eigen stad of regio speelt op het gebied van onderzoek en innovatie. Door samen te werken met lokale en regionale overheden kunnen kennisinstellingen meeliften op grote projecten en Europese fondsen, wat niet alleen ten goede komt aan de instellingen zelf, maar ook aan de bredere gemeenschap.”

Welke ontwikkelingen zie je op het gebied van innovatie en Europese programma’s voor de komende jaren?

“De nadruk op het toepassen en testen van innovaties in de praktijk neemt toe in Horizon Europe, zeker vergeleken met eerdere programma’s. Dit blijft belangrijk tot het einde van het huidige programma in 2027. Tegelijkertijd wordt er in Brussel al nagedacht over de volgende generatie programma’s die in 2028 van start zullen gaan. Verwacht wordt dat er in de komende jaren meer aandacht komt voor het opbouwen van innovatie-ecosystemen en clusters. Nederland heeft hierin sterke voorbeelden. De uitdaging zal zijn om die kennis te delen met andere Europese landen.”

Een belangrijk idee uit het rapport is dat er een vijfde vrijheid zou moeten komen binnen de EU: de vrijheid van kennis.

Wat zijn de gevolgen van het rapport van Draghi over de concurrentiekracht van de EU?

“Het rapport van Draghi, maar zeker ook van Letta (LINK) schetsen een zorgelijk beeld van de kloof tussen Europa en de Verenigde Staten, vooral op het gebied van digitalisering en innovatie. Slechts één van elke vijf euro aan kapitaal voor innovatieve startups komt uit Europa; de rest komt uit de VS. Dit benadrukt de Europese afhankelijkheid van buitenlands kapitaal, waardoor veel Europese startups door Amerikaanse bedrijven worden opgekocht. Daarnaast speelt de Europese risico-aversie een grote rol, wat ook blijkt uit het gebrek aan risicobereidheid bij investeerders en pensioenfondsen. Dit beperkt de groeimogelijkheden van startups in Europa flink.”

Wat betekent dit voor innovatie en onderzoek in Europa?

“Belangrijk is dat we moeten blijven investeren in fundamenteel onderzoek, ook al weten we nu nog niet wat dit op lange termijn oplevert. Innovaties zoals die van ASML en het coronavaccin zijn het resultaat van jarenlang onderzoek. Beleidsmakers zouden dus niet moeten proberen te voorspellen welke innovaties kansrijk zijn, maar onderzoekers de ruimte moeten geven om die ontdekkingen te doen. Europa investeert veel minder in onderzoek en ontwikkeling dan andere regio’s, zoals de Verenigde Staten, China, en Zuid-Korea. Europese bedrijven blijven achter op hun concurrenten wat betreft investeringen in R&D, en dit geldt ook voor Nederland. Terwijl innovatie essentieel is voor groei.”

Welke rol kunnen beleidsmakers en lokale overheden ‘pakken’ in dit proces?

“Beleidsmakers moeten begrijpen dat ze niet altijd kunnen bepalen welke innovaties het meest kansrijk zijn. Wat zij wel kunnen doen, is barrières wegnemen om samenwerking te bevorderen, zowel binnen de EU als op internationaal niveau. Een belangrijk idee uit het rapport is dat er een vijfde vrijheid zou moeten komen binnen de EU: de vrijheid van kennis. Dit betekent dat kennis en data vrij gedeeld moeten kunnen worden, net als nu het geval is met personen, goederen, diensten en kapitaal. Lokale overheden kunnen veel doen door een Europa-strategie te ontwikkelen die aansluit bij de sterke punten van hun regio. Het is belangrijk dat deze strategieën niet gebaseerd zijn op wensdenken, maar op de realiteit en de behoeften van lokale bedrijven, kennisinstellingen en scholen. Samenwerking met deze partijen is cruciaal om succesvolle innovatiestrategieën te ontwikkelen.”

Voor decentrale overheden die actiever willen deelnemen aan Europese programma’s, is het belangrijk om samen te werken met regionale kennisinstellingen.

Een andere conclusie van Draghi gaat over de belemmeringen die nog steeds bestaan op de interne markt. Hoe zie je dat?

“We hebben een interne markt in Europa, maar in de praktijk bestaat die eigenlijk uit 27 verschillende markten met nog veel barrières, zoals bij het openen van bankrekeningen of het delen van data over de grenzen heen. Data spaces, zoals de Europese Commissie voorstelt, zijn een stap in de goede richting, maar ook hier zijn er nog veel obstakels. De verschillende interpretaties van de AVG door lidstaten bijvoorbeeld maken grensoverschrijdende samenwerking complex.”

Wat zijn je tips voor decentrale overheden die in aanmerking willen komen voor Europese projecten rond innovatie?

“Lokale overheden spelen een steeds belangrijkere rol in innovatie, bijvoorbeeld door als partner op te treden in onderzoeksprojecten. Bij projecten binnen Horizon Europe wordt bijvoorbeeld nadrukkelijk gekeken hoe innovaties in de praktijk werken. Voor decentrale overheden die actiever willen deelnemen aan dat soort Europese programma’s, is het belangrijk om samen te werken met regionale kennisinstellingen. Dit kan door bijvoorbeeld regelmatig bijeenkomsten te organiseren met vertegenwoordigers van universiteiten, hogescholen, UMC’s en andere relevante partijen in de regio. Door die samenwerking kunnen overheden beter inzicht krijgen in waar deze instellingen mee bezig zijn en waar kansen liggen voor gezamenlijke projecten. Zorg ervoor dat de neuzen dezelfde kant opstaan en de bestuurlijke ambities aansluiten bij waar het veld sterk in is, zodat iedereen aan dezelfde opgaven werkt.”

Hij sluit af: “Succes moet niet gemeten worden op basis van het geld dat ambtenaren binnen weten te slepen, maar op basis van de gezamenlijke Europese prestaties van alle partners in de regio. Daarbij is een goede interne organisatie noodzakelijk, bijvoorbeeld door het opzetten van een netwerk van EU-adviseurs binnen verschillende instellingen. Dit kan helpen om de bureaucratische last van Europese programma’s te verlichten en de kansen op succesvolle deelname te vergroten.”

Vragen naar aanleiding van dit interview? roet@neth-er.eu

Lees meer