Martijn van Gruijthuijsen, gedeputeerde van de provincie Noord-Brabant, is lid van het Europees Comité van de Regio’s. Hij bereidt namens het Comité een advies voor aan de Europese wetgevers over het rapport van Mario Draghi over concurrentievermogen en het eerdere rapport over de interne markt van Enrico Letta.
Het kritische rapport-Draghi gaat in op de hoge energiekosten, de tekorten op de arbeidsmarkt, het gebrek aan innovatie en veiligheid en de ‘zelfgenoegzaamheid’ van Europa. Om de technologische en economische achterstand in te halen moeten overheden en het bedrijfsleven minimaal 750 tot 800 miljard euro per jaar extra investeren.
Wat was je eerste reactie op het rapport-Draghi?
“Het rapport is mij uit het hart gegrepen: we zien veel herkenning in de urgentie die het uitstraalt. Het is analytisch juist en ‘spot on’, zoals je van een persoon met het statuur van Mario Draghi verwacht.
Het rapport-Draghi bestaat uit drie pijlers: defensie, energie en innovatie. Van Gruijthuijsen richt zich in zijn komende advies met name op die laatste pijler: hoe worden we concurrerender? Niet verrassend, vindt hij, voor een gedeputeerde uit Noord-Brabant: “Brabant is een provincie die graag innovatief nadenkt, of het nu gaat over economie, mobiliteit of andere sectoren zoals woningbouw. Die Brabantse nieuwe blik op zaken kan ik meenemen in het advies over het rapport-Draghi.”
Draghi maakt terecht een punt van de noodzaak voor hogere productiviteit.
Het rapport-Draghi volgt de lijnen van het eerdere rapport-Letta over de Europese interne markt, dat in april is verschenen. Interne markt en concurrentievermogen zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden, aldus van Gruijthuijsen: “De mondiale markt wordt steeds competitiever. Dat merken onze innovatieve ondernemers, die de wereld als hun afzetmarkt zien, ook. Een relatief groot deel van onze Brabantse bedrijven is internationaal actief, daarom voelen we dat er iets aan de hand is en zien we de noodzaak om daarnaar te handelen. Misschien zelfs wat eerder dan in andere provincies of regio’s in Nederland.”
Blijven innoveren is volgens hem het devies: “De mondiale dynamiek en de oorlog op ons continent noodzaakt ons om compromisloos met innovatie om te gaan, om ervoor te zorgen dat je op de wereldmarkt relevant blijft. Dat je niet zomaar voorbijgestreefd kunt worden door andere continenten of landen.”
Ligt er een taak voor provincies in het dichten van de innovatiekloof? Wat kunnen provincies concreet betekenen?
“Ik zou zeggen: juist provincies kunnen die kloof helpen dichten. Als provincie kun je zaken aanjagen en verbinden op een bepaald abstractieniveau waar een gemeente misschien net iets te klein voor is. Het is juist de rol van provincies, om met ondernemers en kennisinstellingen ecosystemen te bouwen die kritische massa hebben.
Daarnaast zijn provincies juist ook heel goed in staat om vanuit dat ecosysteem meer in ketens te denken, ook met andere innovatieve regio’s, of dat nu in Nederland of in Europa is. Onze ondernemers en kennisinstellingen werken bijvoorbeeld erg goed samen met instellingen en ondernemers in het zuiden van Duitsland: Baden-Württemberg, Beieren, Saksen. Ik denk ook dat Europa Nederland ziet als innovatief sterk.”
En hoe zit dat in Noord-Brabant, voorzien jullie extra maatregelen naar aanleiding van het rapport-Draghi?
Daar ziet Van Gruijthuijsen op dit moment geen noodzaak voor: “Wij zijn in Noord-Brabant altijd bezig om te zorgen voor het verdienvermogen van de toekomst, voor welvaart en welzijn van onze Brabanders. Daar hebben we innoverende en creatieve ondernemers en kennisinstellingen en onderzoekers voor nodig. We zijn consistent bezig om hen te ondersteunen.” Goede Brabantse voorbeelden zijn er bijvoorbeeld als het gaat om energie en energie-opslag, of op het gebied van pharma, medicijnen en medische technologieën.
Morele support is heel belangrijk voor innovatieve ondernemers. Dus geef ze een kans, laat nieuwkomers ook daadwerkelijk een plek krijgen in je gemeente of in je regio.
Maar, vindt van Gruijthuijsen: “Draghi maakt terecht een punt van de noodzaak voor hogere productiviteit. Met de vergrijzing in Nederland en Europa moeten we beter inspelen op digitalisering en robotisering – en zorgen dat dit op een verantwoorde manier gebeurt. Want er is geen enkele sector die op de oude manier kan blijven doen zoals ze de afgelopen jaren deed.”
Wat is je advies voor andere overheden?
“Morele support is heel belangrijk voor innovatieve ondernemers. Dus geef ze een kans, laat nieuwkomers ook daadwerkelijk een plek krijgen in je gemeente of in je regio in plaats van alleen de gevestigde orde. Dat kan bijvoorbeeld via de inkoopafdeling: koop lokaal. Maar ook: denk innovatief, probeer de red tape een beetje te verminderen. Dat zijn stappen die je op lokaal niveau kunt zetten.”
Inzetten op innovatie en onderzoek is essentieel, herhaalt Van Gruijthuijsen nog maar eens. Niet alleen in Nederland, maar ook in samenwerking met allerlei andere innovatieve regio’s. “We hebben bijvoorbeeld een European Semiconductor Regions Alliance, waarin zo’n 30 regio’s in Europa samenwerken in de halfgeleidersindustrie. Dat is een mooi vehikel om Europese samenwerking op topniveau verder te brengen.”
Het rapport-Draghi rept over 800 miljard extra investeringen en wil daarvoor schulden aangaan. Wat vind je daarvan?
“De makkelijkste zwart-witte vraag is ‘bent u voor of tegen 800 miljard?’ en ‘bent u voor of tegen schulden maken?’. Ik kijk daar echt genuanceerder naar. Je moet compromisloos op excellentie en op innovatie inzetten en daar kun je dan ten eerste slimme regelgeving en ten tweede een slimme manier van middelen voor ontwikkelen, maar wel in die volgorde. Als je vooraf nee zegt (tegen mogelijkheden om die extra investeringen te bereiken, red.) dan ga je misschien niet de innovatie bereiken die wel nodig is.”
Delen is vermenigvuldigen’, zeggen we in Brabant.
“Dat is een gesprek dat de lidstaten moeten voeren. Ik hoor vanuit meerdere landen dat we niet een lineaire gedachte moeten hebben: ‘of we gaan schulden aan of we gaan subsidiëren’. Er zijn partijen die je qua risico kunt ondersteunen zonder alleen bedragen over te maken. Dat kan een interessante methode zijn. In Brussel hoor je veel de term ‘derisking’, in het Nederlands misschien het best vertaald als garantstelling, al dekt dat niet exact de lading. Door zo’n soort garantstelling heb je als publieke entiteiten netto minder uitgaven maar kun je je de private sector en bijvoorbeeld pensioenfondsen wel mooie portefeuilles op laten bouwen. Als Nederland zijn we afhankelijk van een open economie en van een stabiele euro, die afhankelijk is van een stabiel en competitief Europa. Daarom vind ik dat we moeten opletten bij het maken van kosten en juist moeten gaan voor investeringen.”
Hoe zie je de relatie van de provincie met de EU?
“‘Delen is vermenigvuldigen’, zeggen we in Brabant. Alleen maar in Brussel zitten om eruit te halen wat er voor jou inzit, leidt op lange termijn niet tot een structurele goede relatie. Als Europa goed werk levert dan kun je daar ook als regio ook van profiteren. Naar analogie van Kennedy: ‘Don’t ask what the EU can do for you, but what can you do for the EU’. Het is niet vanzelfsprekend dat welvaart en welzijn ook in de toekomst geborgd zijn. Als je de verhalen hoort van collega’s in het Comité van de Regio’s uit de Baltische staten, waar aan de grenzen de agressor staat te wachten, dan moeten we ons realiseren hoe goed we het als Nederland hebben.”
Wat verwacht je van de nieuwe Europese Commissie?
“Ik denk dat concurrentiekracht een heel belangrijk punt zal zijn. Je moet compromisloos innoveren om de concurrentie aan te kunnen. Als je kijkt naar de besluitvormingsprocessen van de Europese Commissie, de Europese Raad en het Europees Parlement, dan wordt dat best wel een uitdaging. Bijvoorbeeld of we de ‘excellentie’ in het beleid houden bij de Horizon Europe-projecten, waar heel veel met onderzoek mee start. Dat is essentieel denk ik.”