Kernbegrippen
Het Europees en nationaal mededingingsrecht kent kernbegrippen die van belang zijn voor decentrale overheden. Deze begrippen worden hieronder uitgelegd.
1. Economische activiteit en onderneming
Het Europese mededingingsrecht en de Nederlandse Mededingingswet zijn van toepassing op ondernemingen. Een onderneming is elke eenheid die goederen of diensten op de markt aanbiedt (art. 25i Wet Markt en Overheid). Een overheid die deze economische activiteiten verricht, is aan te merken als een onderneming. Hier is geen sprake van als de activiteiten op wettelijke overheidstaken zijn gebaseerd.
2. Relevante markt
Een onderneming kan meerdere markten bereiken, maar opereert altijd slechts op één markt. Die markt wordt in het mededingingsrecht als de relevante markt gezien. De Europese Commissie heeft in deze bekendmaking beleidsregels opgesteld om tot een juiste afbakening van de relevante markt te komen. Per geval moet gekeken worden naar:
- de temporele factor;
- de relevante productmarkt;
- de geografische markt.
Temporele factor
De temporele factor heeft betrekking op de tijd waarin producten (kunnen) worden geproduceerd. Bijvoorbeeld transportmarkten die seizoensgebonden zijn.
Relevante productmarkt
De relevante productmarkt zijn alle producten en/of diensten die op grond van hun kenmerken, prijzen en gebruiksdoelen door de consument als onderling verwisselbaar of substitueerbaar worden beschouwd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de ‘upstream’ en ‘downstream’ markten. Bepaalde producten kunnen ook invloed hebben op andere markten, omdat zij daarvoor bijvoorbeeld grondstoffen leveren. Zo kan de markt voor staal ook invloed hebben op de markt voor auto’s.
Relevante geografische markt
De relevante geografische markt is het gebied waarbinnen betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag en aanbod van goederen of diensten. De concurrentievoorwaarden hierbinnen moeten voldoende homogeen zijn en zich van aangrenzende gebieden onderscheiden, doordat daar duidelijke afwijkende concurrentievoorwaarden heersen.
3. Nuttig effectnorm
De nuttig effectnorm is door het Hof van Justitie EU in zijn jurisprudentie vastgelegd (zaak 13/77 en zaak 136/86). Decentrale overheden mogen niet meewerken aan de totstandkoming van een kartel. Ook mogen zij niet hun eigen markt regulerende bevoegdheden overdragen aan marktpartijen op een manier waardoor die partijen een kartel kunnen vormen.
4. Merkbare schending
Het verbod op onderlinge afspraken is van toepassing als er sprake is van een merkbare beperking van de mededinging. Deze eis is vastgelegd in de de-minimisbekendmaking. Als de afspraken aan de eisen uit deze bekendmaking voldoen, is er geen sprake van een merkbare schending van het mededingingsrecht.
MEER WETEN OVER DIT ONDERWERP?
Werkt u voor een decentrale overheid of het Rijk en hebt u een vraag over dit onderwerp? Neem dan contact op met de helpdesk van Europa decentraal: