Verontreiniging door nutriënten uit meststoffen (zoals stikstof en fosfor) is een groot probleem in de EU. Ongeveer de helft van de stikstof in meststoffen die in of op de bodem wordt gebruikt, gaat verloren en komt in de omgeving terecht. In de Green Deal heeft de EU als doel gesteld om het nutriëntenverlies, dus de hoeveelheid nutriënten die in de omgeving terecht komt, in 2030 ten minste te halveren.
De regels voor meststoffen zijn voornamelijk vastgelegd in de Europese Nitraatrichtlijn , de RIE-richtlijn (Richtlijn industriële emissies) en de Grondwaterrichtlijn. Ook zijn de Verordening dierlijke bijproducten en de Richtlijn zuiveringsslib van belang. Het Europese meststoffenbeleid wordt tenslotte aangevuld met de Meststoffenverordening. Deze regels lichten we hieronder toe.
De Nitraatrichtlijn: maximale mestproductie
Het doel van de Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676) is grond- en oppervlaktewater te bescherming tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. Nitraat is een van de vormen waarin stikstof voorkomt in de bodem en in het water. De Nitraatrichtlijn draagt bij aan het verminderen van de stikstof- en fosforbelasting van grond- en oppervlaktewater en is daarmee een belangrijk instrument van de Kaderrichtlijn Water.
Op grond van de Nitraatrichtlijn moeten de lidstaten de wateren identificeren die door nitraatverontreiniging (dreigen te) worden getroffen en deze aanwijzen als ‘nitraatgevoelige gebieden’. Deze gebieden worden in Nederland ook wel Nutriënt Verontreinigde gebieden (NV’s) genoemd. Ze dienen voor deze gebieden nationale actieprogramma’s te ontwikkelen en uit te voeren met maatregelen om nitraatverontreiniging te verminderen of te voorkomen. De richtlijn schrijft voor dat een liter water niet meer dan 50 milligram nitraat mag bevatten. Ook stelt het een maximum aan de hoeveelheid stikstof die landbouwers op hun grond mogen verspreiden.
Derogatie
Onder bepaalde voorwaarden kunnen lidstaten afwijken van de regels voor de maximale hoeveelheid stikstof die op de grond verspreid mag worden. Dit heet derogatie. Aan Nederland was tijdelijke toestemming verleend waardoor landbouwers meer mest konden produceren dan de Europese norm toelaat.
In 2021 bleek uit een rapport van de Europese Commissie dat de Europese lidstaten op het gebied van de uitvoering van de Nitraatrichtlijn te weinig vooruitgang boeken. Daarom pleitte de Commissie voor ingrijpendere maatregelen en een betere naleving van de richtlijn. Nederland is een van de landen die het verst verwijderd zijn van de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn en is daarom genoodzaakt om extra maatregelen te nemen.
Daarom wordt de Nederlandse uitzonderingspositie afgebouwd. De derogatie eindigt in 2026. Vanaf 2026 zal Nederland niet meer dan de voorgeschreven 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare per jaar mogen plaatsen. Tot die tijd zal de toegestane hoeveelheid stikstof uit dierlijke mest die landbouwbedrijven mogen gebruiken, afnemen.
Europese RIE-richtlijn: regels voor de opslag, verwerking en het uitrijden van mest
Veehouderijen dragen bij aan de uitstoot van verontreinigende stoffen in de lucht en het water. Intensieve pluimvee- en varkenshouderijen vallen daarom onder de RIE-richtlijn (Richtlijn Industriële Emissies, 2010/75). Dit betekent dat deze sectoren rekening moeten houden met best beschikbare technieken, bijvoorbeeld op het gebied van de opslag, verwerken en uitrijden van mest. Ook kan een omgevingsvergunning nodig zijn. . Meer informatie over de best beschikbare technieken voor mest vindt u op de website van Informatiepunt Leefomgeving . Meer informatie over de RIE-richtlijn vindt u op onze pagina over industriële emissies.
Waterbeleid: maximale nitraatconcentratie in water
De Nitraat- en RIE-richtlijnen houden nauw verband met de Europese regelgeving voor de bescherming van waterkwaliteit. Gewasbeschermingsmiddelen, zware metalen en andere chemische stoffen kunnen uitspoelen uit landbouwgrond naar grond- en oppervlaktewateren. De Kaderrichtlijn Water (KRW) stelt een maximum voor de hoeveelheid nitraat in grond- en oppervlaktewater. In de Grondwaterrichtlijn (Richtlijn 2006/118) is een norm voor de concentratie van nitraten en werkzame stoffen uit bestrijdingsmiddelen opgenomen.
Verder is een lijst met stoffen opgesteld die een risico vormen voor het watermilieu. Deze lijst is opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW; Richtlijn 2000/60/EG) en de dochterrichtlijn, de Richtlijn Prioritaire stoffen/Milieukwaliteitsnormen Water (MKN; Richtlijn 2008/105). Lidstaten moeten de emissie van bepaalde prioritaire stoffen beperken. Op deze lijst staan ook stoffen die in meststoffen kunnen voorkomen, zoals cadmium. Meer informatie hierover vindt u op onze pagina over chemische stoffen.
Hergebruik van mest: biogas
De Verordening dierlijke bijproducten (Verordening 1069/2009) is voor het mestbeleid van belang, bijvoorbeeld bij het composteren van dierlijke mest. Deze Verordening schrijft voor hoe dierlijke bijproducten moeten worden verzameld, vervoerd, opgeslagen, gehanteerd en verhandeld. Mest valt in deze Verordening onder ‘categorie 2’ materiaal: matig gevaarlijk materiaal. De Verordening bepaalt verder onder andere dat mest gebruikt mag worden voor de productie van biogas.
Zuiveringsslib
Daarnaast is er de ‘Richtlijn gebruik van zuiveringsslib in de landbouw’ (Richtlijn 86/278/EEG). Hierin worden eisen gesteld aan het gebruik van zuiveringsslib als meststof door boeren. Zuiveringsslib is het restproduct dat overblijft na afvalwaterzuivering. Het kan worden toegepast als meststof of bodemverbeteraar. Het is daarmee een alternatief voor chemische meststoffen. De Richtlijn zuiveringsslib bevat grenswaarden voor zware metalen. In Nederland wordt zuiveringsslib niet hergebruikt in verband met milieueisen en de concurrentie met dierlijke mest. Zo zijn er zorgen rondom PFAS en microplastics in het milieu. Zuiveringsslib wordt daarom in Nederland verbrand.
Meststoffenverordening: het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten
Tenslotte zijn er de voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten (Verordening 2009/1009). Hierin staat welke meststoffen op de Europese markt mogen worden gebracht. De verordening stimuleert de productie van meststoffen op basis van organisch afval, mest en andere reststromen. Deze verordening introduceert daarnaast een limiet voor zware metalen zoals cadmium en moet milieuvriendelijke alternatieven aantrekkelijker maken.
Nederlands beleid
Meststoffenwet
In Nederland is de Nitraatrichtlijn onder andere opgenomen in de Meststoffenwet. Zo heeft Nederland een gebruikersnormenstelsel ingevoerd. Deze normen geven de maximale hoeveelheid stikstof en fosfaat aan die voor het bemesten van landbouwgronden gebruikt mag worden. Daarnaast zijn regels rond mest opgenomen in de Omgevingswet en het bijbehorende Besluit activiteiten Leefomgeving (Bal). De NVWA en RVO zijn betrokken bij de handhaving van het mestbeleid.
Actieprogramma nitraatrichtijn
De Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten om actieprogramma’s op te stellen waarin is opgenomen hoe de lidstaat de doelstellingen uit de Nitraatrichtlijn gaat bereiken. In Nederland is dat het Actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Het huidige programma loopt van 2022 tot 2025. Dit programma ging uit van het behoud van de Nederlandse uitzonderingspositie. Er is in het actieprogramma dus geen onderzoek gedaan naar de gevolgen van het wegvallen van de derogatie. Toen in 2022 werd aangekondigd dat de uitzondering voor Nederland verviel, moest een nieuw actieplan gemaakt worden.
Nederland heeft verdere invulling gegeven aan de Nitraatrichtlijn en haar doelstellingen door een stelsel van verhandelbare fosfaatrechten voor melkvee in te voeren. Dit stelsel moet de fosfaatproductie uit mest van melkvee beperken. Melkveebedrijven kunnen fosfaatrechten op de markt aankopen en verhandelen. De Commissie heeft vastgesteld dat het stelsel staatssteun vormt maar aangezien de maatregel een milieudoelstelling nastreeft, heeft de Commissie het stelsel toch goedgekeurd.
Decentrale relevantie
Decentrale overheden zijn nauw betrokken bij het handhaven van wet- en regelgeving op het gebied van meststoffen. Provincies en waterschappen zijn in Nederland namelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van het grond- en het oppervlaktewater. Zij moeten er dus voor zorgen dat nitraatconcentraties in het grondwater de Europese norm niet overschrijden.
Verder vormen decentrale overheden het bevoegd gezag dat toezicht houdt op het bewerken en verwerken van mest en bij overlast of hinder die daardoor ontstaat. Gemeenten zijn in de meeste gevallen het bevoegd gezag met betrekking tot het bewerken, verwerken, opslaan van dierlijke mest. In sommige gevallen is de provincie het bevoegd gezag, bijvoorbeeld als een bedrijf onder de RIE-richtlijn valt.
Daarnaast zijn provincies verantwoordelijk voor natuurbeheer. Overbemesting en lozingen kunnen gevolgen hebben voor het milieu en de biodiversiteit, bijvoorbeeld voor beschermde gebieden zoals het Natura 2000-netwerk.