De gemeente heeft subsidie ontvangen van het Rijk in het kader van het Nationaal Isolatieprogramma (NIP). De gemeente stelt deze NIP-subsidie beschikbaar aan Verenigingen van Eigenaren (hierna VvE) om gebouwen te isoleren. De VvE’s zijn gemengd; een combinatie van eigenaar-bewoners, particuliere verhuurders, commerciële verhuurders en woningcorporaties. De gemeente wil de subsidie uitkeren aan de VvE en de VvE is de subsidieaanvrager. Is er in dit geval sprake van staatsteun aan de VvE of aan de verhuurders? Of is er helemaal geen sprake van staatssteun omdat de VvE geen onderneming is? Hoe kan deze steun geoorloofd zijn?
Antwoord in het kort
Hoewel in dit geval de VvE de subsidieaanvrager is, is er sprake van een indirect voordeel: de VvE fungeert hier als tussenpersoon, terwijl de uiteindelijke begunstigden de verhuurders zijn. De steun aan de bewoner-eigenaars is geen staatssteun omdat zij geen ondernemingen zijn. Daarentegen kan steun aan particuliere en commerciële verhuurders en woningcorporaties wel als staatssteun worden aangemerkt, omdat zij een economische activiteit uitoefenen. Hiervoor bestaan vrijstellingsmogelijkheden, zoals de de-minimisverordening, DAEB-de-minimisverordening, het DAEB-vrijstellingsbesluit of de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Eerste stap: staatssteunanalyse
In het kader van deze regeling krijgen verhuurder-leden binnen de VvE door de gemeentelijke subsidie een economisch voordeel dat ze anders niet zouden hebben. De steun wordt verstrekt voor het isoleren van de huizen, wat de waarde van het huis verhoogt en dus een economisch voordeel oplevert voor de eigenaren.
Aangezien het ondernemingsbegrip binnen het staatssteunrecht functioneel is – waarbij elke entiteit die goederen of diensten op een markt aanbiedt als onderneming wordt beschouwd – kunnen in dit geval ook particuliere en commerciële verhuurders, woningcorporaties of projectontwikkelaars als ondernemingen worden aangemerkt. Daarom wordt een gemeentelijke subsidie aan deze entiteiten als staatssteun beschouwd. Dezelfde redenering gaat ervan uit dat steun aan de bewoner-eigenaars niet als staatssteun wordt aangemerkt, omdat zij geen goederen of diensten aanbieden op de woningmarkt. De VvE is hier niet de begunstigde van de steun, hoewel zij wel de subsidieaanvrager is. De gemeente blijft dus verantwoordelijk om met de VvE de verdeling van de subsidie te regelen en dient van de VvE voldoende informatie te ontvangen om de subsidie op een rechtmatige manier toe te kennen.
Tweede stap: vrijstellingsmogelijkheden
Indien er sprake is van staatssteun, moet er een vrijstellingsgrond worden gebruikt om de steun toe te kennen. De gemeente kan van VvE’s eisen dat iedere verhuurder-leden het de-minimisformulier invult in het kader van de De-minimisverordening. Dit is echter alleen mogelijk als de door de onderneming ontvangen steun niet meer bedraagt dan 300.000 euro in de afgelopen drie jaar. Als een onderneming eerder steun heeft ontvangen onder de de-minimisregeling die het plafond van 300.000 euro niet overschreed in de voorgaande drie jaar, dan kan de onderneming nog het verschil tussen de 300.000 en het eerder ontvangen bedrag ontvangen. Het voorbeeldformat voor de de-minimisverklaring vraagt om informatie die is afgestemd op ondernemingen die onder het vennootschapsrecht vallen, zoals het KvK-nummer. Dit sluit echter niet altijd aan bij situaties waarin natuurlijke personen economische activiteiten verrichten, zoals particuliere verhuurders. Het is aan de gemeente om de de-minimisverklaring aan te passen voor dergelijke gevallen, aangezien een de-minimisverklaring in principe vormvrij is.
Als de onderneming al de-minimissteun heeft ontvangen of het subsidiebedrag hoger is dan 300.000, moet de steun worden gerechtvaardigd op een andere grond, zoals artikel 38bis Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Dit artikel geeft de mogelijkheid om subsidie te verlenen om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren. Om in aanmerking te komen voor deze steun moet de isolatiemaatregel verder gaan dan de vastgestelde Unienormen. De in aanmerking komende kosten zijn de totale investeringskosten die rechtstreeks verband houden met het bereiken van een hoger niveau van energie-efficiëntie in het gebouw. Bij toepassing van de AGVV moet de begunstigde onderneming of de subsidieaanvrager (VvE) een schriftelijke subsidieaanvraag indienen voordat het project van start gaat, aangezien de steun een stimulerend effect moet hebben zoals vereist in artikel 6 van de AGVV. Daarnaast moet aan de verdere vereisten van hoofdstuk I en artikel 38 worden voldaan.
Indien de steun wordt verstrekt aan verhuurders voor het isoleren van sociale woningen, kunnen ze mogelijk gebruikmaken van vrijstellingsmogelijkheden binnen de regels voor Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). De DAEB-regels voorzien in compensatiemogelijkheden voor de kosten die ondernemingen maken bij het uitvoeren van DAEB-taken, zoals woningisolatie. Voorbeelden hiervan zijn de DAEB-de-minimisverordening of DAEB-Vrijstellingsbesluit. Het maximale steunbedrag varieert afhankelijk van de toepasselijke regeling.
Meer informatie
- Nationaal Isolatieprogramma, Rijksoverheid
- Economisch voordeel, Kenniscentrum Europa Decentraal
- Hoe kan onze gemeente inwoners ondersteuning bieden bij de verduurzaming van woningen in overeenstemming met de staatssteunregels?, Kenniscentrum Europa Decentraal
- De-minimisverordeningen, Kenniscentrum Europa Decentraal
- Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Kenniscentrum Europa Decentraal
- Staatssteunregels DAEB, Kenniscentrum Europa Decentraal