Europees recht en beleid

Laatste update: 11 september 2023

Contact:


Aanbeveling parkeerkaart gehandicapten

Aanbeveling 98/376/EG van de Raad inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap is een niet-bindend beleidsinstrument dat een model opstelt voor een parkeerkaart voor mensen wiens handicap tot een beperkte mobiliteit leidt. De aanbeveling raadt lidstaten aan dit model te gebruiken en de parkeerkaarten van andere lidstaten volgens dit model te erkennen. Het model stelt enkele eisen aan de kaart, zoals een omvang van 106 bij 148 millimeter, blauwe kleur en vermelde gegevens zoals een vervaldatum, serienummer en naam, handtekening en foto van de houder. De kaart is persoonsgebonden en noemt geen kenteken. In Nederland zijn gehandicaptenrijbewijzen in overeenstemming met het model opgesteld. Zie voor meer informatie de website van de Rijksoverheid.

Richtlijn rijbewijzen

Richtlijn 2006/126/EG stelt regels voor het nationale rijbewijs. Het moet volgens een in de richtlijn vastgelegd model ontworpen zijn en lidstaten moeten elkaars rijbewijzen erkennen. De richtlijn legt verder een categorie-indeling vast, van categorie A tot en met DE, en bepaalt hoe deze zich onderling tot elkaar verhouden. Zo eist de richtlijn dat een burger al een B-rijbewijs, voor personenauto’s, bezit voordat dezer een D-rijbewijs, voor autobussen, mag behalen. Uiterlijk 19 januari 2033 moeten alle rijbewijzen in alle lidstaten aan alle vereisten in de richtlijn voldoen. De richtlijn is van beperkte relevantie voor gemeenten, die een taak hebben in de afgifte van rijbewijzen. De richtlijn stelt eisen aan de afgifte, waaronder het voltooien van een theoretisch en/of praktijkexamen, een maximum van één rijbewijs per persoon, een beperkte administratieve geldigheidsduur van tien of vijftien jaar voor A tot en met BE en vijf jaar voor C tot en met D1E en het feit dat de aanvrager zijn gewoonlijke verblijfsplaats heeft op het grondgebied van de lidstaat die het rijbewijs afgeeft. Verder regelt de richtlijn dat men bij verhuizing naar een andere lidstaat om inwisseling van het rijbewijs mag vragen en dat men geen rijbewijs mag afgeven aan iemand wiens rijbewijs in een andere lidstaat is ingetrokken. Op grond van artikel 11 van de richtlijn kan de lidstaat van gewone verblijfplaats op de houder van een rijbewijs van een andere lidstaat de nationale bepalingen toepassen wat betreft schorsing, intrekking, beperking of nietigverklaring van diens rijbevoegdheid. Ook mag de lidstaat niet de geldigheid erkennen van een rijbewijs van een andere lidstaat als in het grondgebied van die lidstaat dat rijbewijs is geschorst, beperkt of ingetrokken.

In arrest C-266/21 van het Hof van Justitie bepaalde het Hof dat een lidstaat waar een rijbewijshouder diens gewone verblijfplaats heeft mag weigeren om een bevel tot schorsing van de rijbevoegdheid uit te voeren van een andere lidstaat waar de rijbewijshouder een verkeersovertreding heeft begaan. Dit geldt ook wanneer die andere lidstaat het rijbewijs heeft afgegeven in ruil waarvoor de houder het rijbewijs van de lidstaat van gewone verblijfplaats heeft ontvangen.

Verordening tachografen

Verordening 165/2014 betreffende tachografen in het wegvervoer bepaalt de regels die van toepassing zijn op tachografen in de EU en is relevant voor decentrale overheden in samenhang met Verordening 561/2006 (zoals in 2020 gewijzigd door Verordening 2020/1054). Zie voor informatie hierover de praktijkvragen ‘Is een tachograaf verplicht in overheidsvoertuigen‘ en ‘Moet er in voertuigen van de gemeente die afval ophalen een tachograaf aanwezig zijn‘.