Europees recht en beleid

Laatste update: 3 juni 2024

Contact: en


Een gevolg van de snelle ontwikkeling van digitale middelen is dat er verschillen kunnen ontstaan in de regulering daarvan door de lidstaten. Een voorbeeld hiervan is de ontwikkeling van de elektronische handel (e-commerce) rond de millenniumwisseling. Er ontstonden verschillen in nationale regelgeving met betrekking tot elektronische handel. Die zorgden voor juridische belemmeringen die de goede werking van de Europese interne markt in de weg stonden. Daarom is in 2000 de Richtlijn inzake elektronische handel in het leven geroepen. Die richtlijn stelt een kader in voor de Europese interne markt voor bepaalde onlinediensten, met name de elektronische handel in producten en diensten. Daarna heeft de EU in 2015 de Digitale Interne Markt Strategie vastgesteld. Hiermee wordt beoogd om in Europa een digitale eengemaakte markt tot stand te brengen.

De Europese Commissie wil echter nog meer online barrières doorbreken, zodat mensen volledige toegang hebben tot alle goederen en diensten die online worden aangeboden door bedrijven in de EU. Daarom heeft de Commissie eind 2020 nieuwe wetgeving voor e-commerce voorgesteld. Deze EU-regels bieden vele voordelen, maar brengen ook een aantal verplichtingen met zich mee.

Europees beleid voor e-commerce

Digitale eengemaakte markt

De digitale eengemaakte markt draait om het wegnemen van nationale barrières voor online transacties. Het idee bouwt voort op het concept van de gemeenschappelijke markt binnen de Europese Unie. De EU is al lang bezig om het potentieel van de interne markt beter te benutten. De digitale eengemaakte markt speelt hierbij een cruciale rol. De digitale eengemaakte markt geeft namelijk een impuls aan de economie, vermindert de milieu-impact en verhoogt de levenskwaliteit door middel van elektronische handel en elektronische overheidsdiensten. De ontwikkeling van grensoverschrijdende elektronische handel heeft onder meer tot gevolg dat er meer transparantie is en daarmee meer concurrentie komt tussen dienstverleners. Dit leidt in theorie tot lagere prijzen en een breder aanbod en biedt de elektronische handel tastbare voordelen aan consumenten.

Om ervoor te zorgen dat de elektronische handel kan profiteren van de Europese interne markt, heeft de Commissie al in het jaar 2000 de Richtlijn inzake elektronische handel (2000/31/EG) opgesteld. De richtlijn had als doel om de bestaande belemmeringen voor elektronische handel zoveel mogelijk weg te nemen. Hierbij had de Commissie vier belangrijke doelstellingen voor ogen:

  1. De verantwoordelijkheid voor een veilig internet delen tussen alle betrokken private actoren en hierbij een goede samenwerking met de publieke autoriteiten verzekeren; 
  2. Het aanmoedigen van de verdere ontwikkeling van elektronische handel, door te zorgen voor rechtszekerheid over de rol van partijen; 
  3. Een evenwicht tot stand brengen tussen verschillende fundamentele rechten (zoals privacy, informatie, vrije meningsuiting en eigendomsrecht); 
  4. Het versterken van de digitale eengemaakte markt. 

De Commissie publiceerde in 2018 een factsheet over e-commerce in de EU. Hierin werd de stand van zaken op een rijtje gezet en vooruit geblikt naar nieuwe wetgevingsvoorstellen met betrekking tot elektronische handel.

Digital Services Act en Digital Markets Act

In december 2020 werd de Digital Services Act (DSA, ofwel de Verordening inzake digitale diensten) voorgesteld door de Europese Commissie. Het doel hiervan is om het juridisch kader van de Richtlijn inzake elektronische handel te actualiseren en deze te vervangen. De verordening introduceert regels die ervoor zorgen dat internet­gebruikers niet in contact komen met illegale goederen, inhoud of diensten en dat hun rechten online beschermd worden. Tegelijkertijd met de DSA werd de Digital Markets Act (DMA, ofwel de Verordening inzake digitale markten) voorgesteld. Met deze wet wordt beoogd een eerlijker speelveld op de digitale markt te bereiken, door kaders te stellen voor de marktdeelnemers. De wetsvoorstellen van de DSA en de DMA zijn beide verordeningen. Hierdoor zullen de regels directe werking hebben als ze vastgesteld zijn. Dat betekent dat er weinig tot geen ruimte is voor verschillen in wet- en regelgeving tussen lidstaten.

De Raad van de EU gaf op 25 november 2021 akkoord voor de voorgestelde regels voor zowel de DSA als de DMA. Het Europees Parlement stemde op 5 juli 2022 in met de beide wetten. Op 1 november 2022 is de DMA in werking getreden. Echter, zijn de regels pas vanaf 2 mei 2023 van toepassing. Dan gaan namelijk de eerste verplichtingen in.

De DSA zal op 16 november 2022 in werking treden. U kunt het wetgevingsproces van zowel de DMA als de DSA hier volgen.

Beide voorstellen zijn erop gericht een veiligere en meer open digitale ruimte voor alle gebruikers te creëren en een gelijk speelveld voor bedrijven te waarborgen. Elke lidstaat zal een Coördinator Digitale Diensten moeten aanstellen, een onafhankelijke autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op dienstverleners die in hun lidstaat gevestigd zijn. Deze nieuwe autoriteiten zullen ook sancties kunnen opleggen. De Europese Commissie houdt in het kader van bestaande Europese mededingingsregels al toezicht op de zeer grote online platformen, en zal dit toezicht ook houden in het kader van e-commerce regels. De door hen opgelegde boetes kunnen oplopen tot maar liefst 6% van de wereldwijde omzet van een dienstverlener.

Digitale Interne Markt Strategie

In mei 2015 werd de Digitale Interne Markt Strategie vastgesteld door de Commissie. Hierin werd de digitale eengemaakte markt als prioriteit aangemerkt. Dit was nodig, omdat de wereldeconomie steeds meer digitaal wordt vormgegeven; ICT vormt inmiddels de basis van veel innovatieve bedrijfsmodellen. De Digitale Interne Markt Strategie richt zich op maatregelen die alleen op EU-niveau gerealiseerd kunnen worden. Er werden drie belangrijke pijlers benoemd:

  1. Betere toegang tot onlinegoederen en -diensten voor consumenten en bedrijven in heel Europa;
  2. Randvoorwaarden die bevorderlijk zijn voor de ontplooiing van digitale netwerken en diensten;
  3. Maximaal groeipotentieel voor de Europese digitale economie.

Binnen deze drie pijlers vallen diverse onderwerpen, zoals een eind maken aan zogenoemde ‘geoblocking’ en herziening van de ePrivacy Verordening. In totaal gaat het om 16 kernmaatregelen, die moeten bijdragen aan het behalen van de doelen van die pijlers. De gehele lijst met beleidsdoelen kunt u hier bekijken.

Voor deze pagina is voornamelijk de eerste pijler van belang. Deze pijler benadrukte dat hindernissen voor grensoverschrijdende online activiteiten snel moesten worden afgebroken, om groei in Europa te verwezenlijken. Alleen dan kunnen de mogelijkheden van de digitale interne markt optimaal benut worden. Verschillen tussen lidstaten op het gebied van het overeenkomstenrecht en het auteursrecht kunnen bijvoorbeeld als een hindernis gekwalificeerd worden. Er moet in heel Europa betere toegang tot digitale goederen en diensten voor consumenten en bedrijven komen. Onder deze pijler vallen de onderstaande kernmaatregelen:

  • Regels die grensoverschrijdende e-commerce gemakkelijker maken
    Er moeten geharmoniseerde EU-regels komen voor contracten en bescherming van consumenten die via internet aankopen doen: materiële goederen zoals schoenen of meubels, maar ook digitale inhoud zoals e-books of apps. Consumenten krijgen een ruimere keuze uit rechten en aanbiedingen, terwijl bedrijven hun producten gemakkelijker in andere EU-landen kunnen verkopen. De huidige stand van zaken over deze maatregel is als volgt. De EU heeft in mei 2019 een richtlijn aangenomen betreffende overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud en diensten. Daarnaast is in 2017 de Verordening betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten inzake consumentenbescherming vernieuwd. 
  • Een eind maken aan zinloze vormen van geoblocking
    Geoblocking is een discriminerende praktijk die om commerciële redenen wordt toegepast, waardoor consumenten op basis van hun locatie geen toegang krijgen tot een website of worden doorgestuurd naar een lokale webwinkel met andere prijzen. Begin 2018 heeft de Commissie de Verordening inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking aangenomen. 
  • Identificatie van mogelijke concurrentieproblemen op de Europese e-commercemarkten
    De Commissie heeft een onderzoek naar de mededinging in de e-commercesector in de Europese Unie gedaan. Hieruit bleek dat met de groei van e-commerce wel enkele zakelijke praktijken zijn ontstaan waar mededingingsbezwaren uit voortvloeien. Daarom gaf de Commissie aan dat ze de EU-mededingingsregels beter zouden handhaven. Bovendien wil de Commissie blijvend de dialoog aangaan met de nationale mededingingsautoriteiten.
  • Administratieve lasten voor bedrijven terugdringen die het gevolg zijn van de verschillende btw-stelsels
    Verkopers van materiële goederen moeten gebruik kunnen maken van één systeem voor elektronische registratie en betaling. Daarom is in 2017 de Richtlijn betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting aangepast.

Nederlands beleid voor e-commerce

De EU-brede regels maken het gemakkelijker voor de lidstaten om consumenten online te beschermen. Ook in Nederland is goede e-commerce van groot belang. Wanneer bedrijven rekening moeten houden met verschillende nationale consumentenwetgeving en stelsels van overeenkomsten beperkt dit hen in de grensoverschrijdende handel. Dit is nadelig voor zowel bedrijven als consumenten.

De Richtlijn inzake elektronische handel is in 2004 in Nederland geïmplementeerd door middel van de Aanpassingswet Richtlijn inzake elektronische handel. Hierin zijn regels opgenomen voor het rechtsgeldig sluiten van een overeenkomst via de elektronische weg. Zo’n overeenkomst is rechtsgeldig wanneer:

  • De overeenkomst voor beide partijen te raadplegen is;
  • De authenticiteit van de overeenkomst in voldoende mate is gewaarborgd; en
  • Het moment van totstandkoming van de overeenkomst met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld.

Daarnaast is Nederland bezig met de implementatie van de Richtlijn levering van digitale inhoud en diensten (Richtlijn 2019/770) en de Richtlijn verkoop van goederen (Richtlijn 2019/771). Deze hadden eigenlijk op 1 juli 2021 geïmplementeerd moeten zijn. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. In het advies staat onder andere dat er behoefte is aan verduidelijking over het betalen in de vorm van terbeschikkingstelling van persoonsgegevens. U kunt hier meer over lezen in dit nieuwsbericht. Het voorstel tot implementatie (de Implementatiewet richtlijn modernisering consumentenbescherming) is in behandeling bij de Tweede Kamer.

Wat heeft mijn gemeente, provincie of waterschap met e-commerce te maken?

Onder e-commerce vallen diverse aspecten van elektronisch zaken doen. Zo is het aan de orde bij bedrijven die onderling online zaken doen of met consumenten, maar ook bij overheidsbedrijven die online zaken doen met andere marktpartijen of consumenten. Hierdoor kunnen decentrale overheden, wanneer zij bijvoorbeeld middels een overheidsbedrijf zaken doen, ook onder de Europese regels over e-commerce vallen. Dit is voornamelijk relevant, omdat decentrale overheden burgers en (overheids)bedrijven moeten informeren over de geldende regels. Daarnaast moeten decentrale overheden hun rol in de huidige maatschappij op een dynamische manier invullen. Dat betekent dat er vaak wordt verwacht dat zij de regie uitvoeren over samenwerking en informatie-uitwisseling.

Daarnaast kunnen decentrale overheden (indirect) met elektronische handel te maken krijgen. Uit de uitspraak Airbnb Ireland van het Europese Hof van Justitie (C-390/18) bleek bijvoorbeeld dat de bemiddelingsdiensten van Airbnb gekwalificeerd dienen te worden als ‘diensten van de informatiemaatschappij’. Deze diensten vallen onder de Richtlijn inzake elektronische handel. Voor decentrale overheden houdt dit concreet in dat zij bij het reguleren van Airbnb en gelijksoortige informatiediensten niet alleen rekening dienen te houden met de verdragsbepalingen over het vrij verkeer van diensten en de Dienstenrichtlijn, maar ook met de Richtlijn inzake elektronische handel. Eventuele beperkingen op de vrij verkeersregels – ten aanzien van informatiediensten – dienen dan ook aan de hieruit volgende beginselen te worden getoetst. Europa decentraal schreef eerder een EUrrest over deze uitspraak.

Een ander voorbeeld betreft de regulering van platforms ter bemiddeling van taxidiensten. Het Hof van Justitie heeft in Star Taxi App (C-62/19) geoordeeld dat vervoersdiensten die door middel van een app worden aangeboden onder bepaalde omstandigheden zijn aan te merken als informatiediensten. Hierdoor is de Richtlijn inzake elektronische handel van toepassing. Aangezien decentrale overheden op grond van de Wet personenvervoer 2000 bevoegd zijn om op dit gebied eisen te stellen, is het verschil in diensten voor hen zeer relevant. Ook over deze uitspraak is een EUrrest gepubliceerd.