De eisen voor afvalwater zijn belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. De minimumeisen worden daarom ook wel gezien als een basismaatregel in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW; Richtlijn 2000/60, meer informatie op onze hoofdpagina waterbeheer).
Afvalwater speelt daarnaast een belangrijke rol in de circulaire economie. Bij de behandeling van afvalwater kunnen er grondstoffen en nutriënten uit worden teruggewonnen. Deze kunnen worden hergebruikt, bijvoorbeeld in de landbouw. Ook hiervoor heeft de EU regels opgesteld.
Europees afvalwaterbeleid
Richtlijn Stedelijk Afvalwater
De regels voor de behandeling van stedelijk afvalwater zijn hoofdzakelijk vastgelegd in de Richtlijn Stedelijk Afvalwater (Richtlijn 91/271). Deze Richtlijn bevat definities, principes, doelstellingen en behandelingsmethoden voor de verschillende soorten afvalwater. In 2024 werd een akkoord bereikt over het herzien van de Richtlijn, deze herziening zal naar verwachting in 2028 van kracht worden.
Stedelijk afvalwater omvat volgens de Richtlijn zowel huishoudelijk afvalwater als mogelijke combinaties van huishoudelijk afvalwater, industrieel afvalwater en afvloeiend hemelwater. De Richtlijn verplicht lidstaten om in stedelijke gebieden met tenminste 2 000 inwoners het lokale afvalwater op te vangen. Het zuiveringsniveau hangt vervolgens af van de kwetsbaarheid van het water waarin het afvalwater wordt geloosd. In de praktijk blijkt dat de helft van alle lidstaten hun volledige grondgebied als kwetsbaar gebied hebben aangemerkt. Verder stelt de Richtlijn eisen aan het opvangsysteem – het rioolstelsel- de waterzuiveringsinstallaties, industrieel afvalwater en zuiveringsslib.
De herziening van de wetgeving rondom afvalwater komt voort uit de Green Deal (2020) en het actieplan voor de Circulaire Economie (2020).
Stand van Zaken
In 2024 is er een akkoord bereikt over de herziening van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater, die rond 2028 van kracht zal worden. Daarmee wordt de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) ingevoerd voor geneesmiddelen en cosmetica. Deze vormen namelijk de grootste bron van microverontreinigingen in stedelijk afvalwater. Door de UPV zullen producenten van geneesmiddelen en cosmetica vanaf de inwerkingtreding van de herziene richtlijn minstens 80% van de extra kosten voor de zuivering van afvalwater moeten dragen.
Daarnaast bevat de hernieuwde richtlijn een energieneutraliteitsdoelstelling voor zuiveringsinstallaties: het minimale aandeel hernieuwbare energie (van alle energie die voor het zuiveringsproces wordt verbruikt) zal in stappen omhoog zal gaan, van minimaal 20% in 2030 tot 100% in 2045. Dat wil zeggen dat alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties die minstens 10.000 inwonerequivalenten (i.e.) behandelen in 2045 alleen energie verbruiken die ze zelf opwekken uit hernieuwbare bronnen.
Iedere vier jaar zullen zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater, en daarop aangesloten opvangsystemen, een energie-audit moeten uitvoeren. Bij zuiveringsinstallaties met een grotere capaciteit (een vracht van 100.000 i.e.) moet de eerste energie-audit eind 2028 zijn uitgevoerd. Voor installaties met een minder grote capaciteit (tussen 10.000 en 100.000 i.e.) ligt de deadline op 31 december 2032.
Vanaf eind 2033 moeten gemeenten van meer dan 100.000 inwoners een zogenaamd ‘geïntegreerd beheerplan voor stedelijk afvalwater’ vaststellen. Deze beheerplannen bevatten oplossingen om de verontreiniging op lokaal niveau te verminderen. Ze worden ten minste elke zes jaar geëvalueerd en zo nodig bijgewerkt.
Verder stelt de Richtlijn ook nieuwe normen voor microverontreinigingen en strengere monitoringseisen, onder andere voor microplastics.
Richtlijn zuiveringsslib
Door de uitvoering van de Richtlijn stedelijk afvalwater neemt de hoeveelheid zuiveringsslib toe. Zuiveringsslib is het restproduct na afvalwaterzuivering. Omdat zuiveringsslib rijk is aan nutriënten en organische stoffen kan het worden hergebruikt in de landbouw, als bodemverbeteraar. Het is daarmee een alternatief voor chemische meststoffen. Om het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw te regelen en een juist gebruik ervan te bevorderen is Richtlijn 86/278 opgesteld. De Richtlijn stelt onder andere vast dat het slib ten minste om de zes maanden dient te worden geanalyseerd. Daarnaast legt de Richtlijn grenswaarden voor de concentratie van metalen vast. De Richtlijn verplicht lidstaten tevens bij te houden hoeveel slib geproduceerd is, welke behandelingsmethode het heeft ondergaan en de plaatsen waar het slib wordt gebruikt. Uit een evaluatie uit 2023 blijkt dat de Richtlijn Zuiveringsslib toegevoegde waarde heeft, maar dat de regelgeving wel aangepast moet worden naar de uitdagingen van de huidige tijd.
In Nederland wordt zuiveringsslib niet hergebruikt in verband met milieueisen en de concurrentie met dierlijke mest. Zo zijn er zorgen rondom PFAS en microplastics. Zuiveringsslib wordt daarom in Nederland verbrand.
Hergebruik van afvalwater
Water is een schaarse grondstof. Om hergebruik van water mogelijk te maken, zijn er regels en minimumeisen voor het hergebruik van afvalwater opgesteld.
Verordening (EU) 2020/741 is van toepassing op het hergebruik van gezuiverd stedelijk afvalwater voor landbouwirrigatie. Deze Verordening stelt minimumeisen aan de waterkwaliteit van herbruikbaar water en legt de mogelijke irrigatiemethoden vast. Ook specificeert het voor welke gewascategorieën het water mag worden hergebruikt. Omdat de regels voor de minimumeisen voor hergebruik van water zijn vastgelegd in een verordening, zijn ze daarmee rechtstreeks van toepassing in elke lidstaat. De Commissie publiceerde in 2022 Richtsnoeren die een aantal administratieve verplichtingen en technische aspecten uit Verordening 2020/741 verduidelijken.
Voor de productie en levering van teruggewonnen water is een vergunning nodig. Onderdeel van de vergunning is een risicobeheerplan dat de terugwinningsinstallatie en andere verantwoordelijke partijen en gebruikers moeten opstellen. Hierbij moet onder andere worden beschreven wat de risico’s zijn voor het milieu en de volksgezondheid. In het risicobeheerplan moet ook rekening worden gehouden met de vereisten en verplichtingen uit andere richtlijnen zoals de Kaderrichtlijn Water (2000/60), de Drinkwaterrichtlijn (Richtlijn 98/83), de Grondwaterrichtlijn (2006/118) en de Richtlijn Prioritaire Stoffen (2008/105).
Nationaal afvalwaterbeleid
Stedelijk afvalwater
De Richtlijn Behandeling van stedelijk afvalwater is in Nederland voornamelijk geïmplementeerd in de Omgevingswet en Algemene maatregelen van Bestuur (AMvB’s) onder de Waterwet – met name het Bal (Besluit activiteiten leefomgeving) – en de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Nederland heeft het hele grondgebied aangewezen als een kwetsbaar gebied waardoor de eisen met betrekking tot verdergaande zuivering van toepassing zijn. Daarnaast geldt op grond van de wet milieubeheer de voorkeursvolgorde voor afvalwater. Dit principe geeft aan hoe er met afvalwater moet worden omgegaan: in eerste instantie moet het ontstaan van afvalwater worden voorkomen. Vervolgens moet afvalwater zo min mogelijk verontreiniging bevatten.
Hergebruik van afvalwater
In Nederland is er geen specifiek beleid dat kwaliteitseisen stelt aan het gezuiverde afvalwater voor gebruik als irrigatiewater in de landbouw. Gezuiverd afvalwater voldoet aan de vereisten uit de Richtlijn Stedelijk Afvalwater. Lidstaten kunnen aanvullende voorwaarden stellen voor de waterkwaliteit, bijvoorbeeld op het gebied van zware metalen en zorgwekkend wordende stoffen.
In het Grondstoffenakkoord en het Interbestuurlijk Programma is als doel gesteld om uiterlijk in 2050 een volledig circulaire economie tot stand te brengen. IPO, VNG en UvW maken deel uit van het uitvoeringsprogramma circulaire economie.
Decentrale relevantie
Gemeenten en waterschappen dragen zorg voor stedelijk afvalwater. Gemeenten dragen zorg voor de inzameling van stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Gemeenten geven hier invulling aan in het gemeentelijk rioleringsplan. De eisen die de Richtlijn Stedelijk afvalwater stelt aan de opvangsystemen voor afvalwater zijn dus relevant voor gemeenten. Opvangsystemen moeten bijvoorbeeld lekkages voorkomen en verontreiniging beperken.
Waterschappen dragen zorg voor de zuivering van afvalwater. De eisen die de Richtlijn Stedelijk Afvalwater stelt aan het afvalwater, behandelingsmethoden en waterzuiveringsinstallaties zijn van toepassing op waterschappen. De Richtlijn stelt bijvoorbeeld eisen aan het aantal monsters en aan de biologische en chemische toestand van het gezuiverde afvalwater.
Provincies kunnen in een provinciale milieuverordening (PMV) aanvullende eisen stellen bij waterlozingen op de bodem. Zo’n verordening wijst gebieden aan waar aanvullende eisen gelden ten opzichte van de algemene regels, bijvoorbeeld grondwaterbeschermingsgebieden.
Verder zullen decentrale overheden te maken krijgen met Europese regels rond afvalwater bij het opstellen van de risicobeheerplannen, het verstrekken van vergunningen en het controleren op de naleving van gestelde eisen.