Energie-efficiëntie zorgt ervoor dat minder energie wordt verbruikt om hetzelfde resultaat te behalen. Dit kan bijvoorbeeld door energiezuinige technische oplossingen of maatregelen die energieverspilling tegengaan. Betere isolatie en verlichting op sensoren zorgen er bijvoorbeeld voor dat minder energie nodig is. Ook gedragsveranderingen kunnen bijdragen. Zo geeft een slimme meter en een energielabel inzicht in het relatieve energieverbruik.
De Europese Unie heeft verschillende energie-efficiëntie doelstellingen en regels opgesteld. In 2030 moet 32,5% minder energie worden verbruikt. Energie-efficiëntie draagt namelijk bij aan het realiseren van de energie- en klimaatdoelstellingen. Er zijn daarom regels voor sectoren die veel energie gebruiken, zoals de gebouwen- en vervoerssector.
Deze pagina biedt een overzicht van de verschillende Europese regels voor energie-efficiëntie en energieprestaties. Eerst worden de algemene energie-efficiëntie doelstellingen toegelicht. Daarna gaat deze pagina in op energie-efficiëntie voor gebouwen, vervoer en warmte en koeling.
Europees beleid
Richtlijn energie-efficiëntie (EED)
De EU heeft energie-efficiëntie doelstellingen vastgelegd in de Richtlijn inzake Energie-efficiëntie (Energy-Efficiency Directive (2023/179). Deze richtlijn staat ook wel bekend als de EED, de eerste versie van de richtlijn dateert uit 2012.
Energie-efficiëntie eerst-beginsel
De Europese Unie hanteert het principe ‘energie-efficiëntie eerst’ of ‘voorrang voor energie-efficiëntie’. Bij de herziening van de EED in 2023 werd dit beginsel voor het eerst juridisch vastgelegd. Het principe stelt dat omdat energiebesparing de makkelijkste manier is om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, besparen van energie prioriteit moet krijgen (boven bijvoorbeeld de transitie van energie uit fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie). Dit principe wordt toegepast in planning en beleidsvorming, bijvoorbeeld voor investeringen in de Europese energie-infrastructuur. De Europese Commissie heeft richtsnoeren gepubliceerd die lidstaten moeten helpen het energie-efficiëntie eerst-beginsel toe te passen in het energiesysteem.
Energie-efficiëntie doelstellingen
De EED stelt als doel voor 2030 dat het energieverbruik in 2030 ten minste 11,7% lager ligt dan de prognoses van het referentiescenario van 2020. Deze 11,7% vermindering correspondeert met een finaal energieverbruik, dus het totale eindgebruik van energie van de EU van maximaal 763 Mtoe (megaton olie equivalent). Daarnaast mag het primair energieverbruik (omvat ook de hoeveelheid energie die in het land beschikbaar is voor productie of levering) niet hoger liggen dan 992,5 Mtoe. De doelstelling voor eindverbruik zal bindend zijn voor de EU als geheeld, voor primair energieverbruik gaat het om een streefcijfer.
Voorbeeldfunctie voor overheden
Overheden hebben een voorbeeldfunctie volgens de EU. Daarom legt de EED-richtlijn een specifieke doelstelling vast voor de publieke sector (artikel 5). Overheden moeten hun totale finaal energieverbruik jaarlijks met minstens 1,9% verminderen. Dit doel is tot 11 oktober 2027 niet-bindend. Er zijn overigens uitzonderingen voorzien voor kleinere lokale overheden:
- voor overheden met minder dan 50.000 inwoners geldt de verplichting niet tot 31 december 2026;
- voor overheden met een bevolking van minder dan 5.000 inwoners geldt de verplichting niet tot en met 31 december 2029.
De nationale overheid moet aan de Commissie rapporteren over de voortgang van de energiebesparingen bij overheden. Regionale en lokale overheden moeten verder energie-efficiëntiemaatregelen opnemen in hun langetermijnplannen en hierbij de impact van maatregelen op inwoners die in energie-armoede leven of anderszins kwetsbaar zijn in het oog houden. De nationale overheid heeft hierbij een ondersteunende rol, bijvoorbeeld via financiële en technische hulp
De EED legt daarnaast specifieke eisen vast voor de renovatie van overheidsgebouwen. Deze komen hieronder aan de orde.
Sectoren: gebouwen, specifieke elementen van gebouwen en vervoer
Om de energie-efficiëntiedoelstellingen te realiseren, stelt de EU eisen aan specifieke sectoren en apparaten waar een energiebesparingspotentieel in zit. We gaan in op gebouwen en specifieke elementen van gebouwen zoals verwarming of koeling en vervoer.
Gebouwen
Energieprestaties overheidsgebouwen
Gebouwen zijn grote energieverbruikers: ze gebruiken zo’n 40% van de energie in de Europese Unie. Daarmee hebben ze een groot energiebesparingspotentieel, bijvoorbeeld door isolatie. Ook hier moet de overheid het goede voorbeeld geven. en jaarlijks moet 3% van de totale oppervlakte van de gebouwen van de overheid energie-efficiënt gerenoveerd worden (tot bijna energieneutraal of energieneutraal). Hierop zijn wel uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld voor monumentale panden. Of als het technisch, economisch of functioneel niet mogelijk is om het gebouw bijna-energieneutraal te krijgen.
Wet- en regelgeving voor energieprestaties gebouwen
De regels op het gebied van de energieprestaties van gebouwen zijn voornamelijk vastgelegd in Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen. Deze staat ook wel bekend als de EPBD-richtlijn (Energy Performance of Buildings Directive). Hierin zijn minimumeisen voor de energiebehoefte en het energiegebruik van gebouwen opgenomen.
Sinds 2021 moeten nieuwe (overheids-)gebouwen Bijna Energie Neutraal zijn (BENG). Met de herziening van de gewijzigde EPBD-richtlijn (energieprestaties voor gebouwen) in 2024 wordt per 2028 afscheid genomen van de BENG-eisen en wordt een nieuwe norm geïntroduceerd, namelijk de Zero Emission Buildings (ZEB). Dat zijn gebouwen die geen emissies uit fossiele brandstoffen uitstoten . Ze hebben een zeer lage energievraag, waarin volledig wordt voorzien door energie uit hernieuwbare bronnen (indien technisch haalbaar). Vanaf 2028 moeten alle nieuwe overheidsgebouwen voldoen aan de eisen voor zero-emission buildings. Uiteindelijk moet voor het einde van 2050 het gehele nationale gebouwenbestand, dus zowel publieke als particuliere gebouwen, uitstootvrij zijn.
Daarnaast zijn er in de Richtlijn energie-efficiëntie (2023/179) en de Richtlijn elektriciteitsmarkt (2019/944) afspraken gemaakt over specifieke elementen van gebouwen. De regelgeving voor gebouwen bevat dus ook verplichtingen voor verwarmings- en airconditioningssystemen en oplaadpunten. In de Richtlijn hernieuwbare energie (RED, 2023/2413) staat dat in 2030 minstens 49% van het energieverbruik in gebouwen afkomstig moet zijn uit hernieuwbare energie.
Energieprestaties gebouwen in het kader van de Green Deal
In oktober 2020 publiceerde de Europese Commissie als onderdeel van de Green Deal de Renovatiegolfstrategie (Renovation Wave) en de EU-strategie voor de integratie van het energiesysteem. Hierin stelt de Commissie dat de uitrol van hernieuwbare energie in gebouwen, de elektrificatie van verwarming van gebouwen (door middel van warmtepompen) en de uitrol van oplaadpunten voor elektrische voertuigen moet worden bevorderd.
In 2027 zal het ETS-systeem gewijzigd worden. CO2 uitstoot van gebouwen (maar ook wegtransport en een aantal andere sectoren) zal opgenomen worden in een nieuw emissiehandelssysteem, namelijk ETS 2. Dit betekent dat emissierechten gekocht moeten worden om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Hierdoor komt een prijs voor CO2 tot stand. Dit spoort bedrijven aan hun CO2-uitstoot te verminderen en te investeren in CO2-beperking.
Energie-audits
De energie-efficiëntierichtlijn EED legt een verplichting vast voor het doen van een energie-audit door sommige organisaties. Een energie-audit geeft inzicht in het energieverbruik van een gebouw en de mogelijkheden voor energiebesparing en moet om de vier jaar worden uitgevoerd. De energie-audit is verplicht voor ‘grote ondernemingen’. Overheidsbedrijven kunnen energie-auditplichtig zijn wanneer zij vallen onder de definitie ‘grote onderneming’. Zie voor meer informatie onderstaande praktijkvraag.
Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) vindt u meer informatie over energie-audits.
Energielabels gebouwen
Om inzicht te krijgen in de energieprestaties van gebouwen moeten EU-landen volgens de EPBD-richtlijn beschikken over een systeem voor energieprestatiecertificering. In Nederland staat dit systeem bekend als een energielabel. De verschillende klassen van het energielabel geven aan hoe energiezuinig een gebouw is in vergelijking met soortgelijke gebouwen. Het Nederlandse energielabel loopt van A++++ (zeer zuinig) tot en met G (zeer onzuinig). Vanaf 1 januari 2023 moeten kantoorpanden in Nederland energielabel C hebben. Verder moet het energielabel van een overheidsgebouw dat veel door het publiek wordt bezocht zichtbaar zijn voor de bezoekers.
Door de herziening van de EPBD-richtlijn over energieprestaties van gebouwen van 2024, zullen er aanpassingen komen aan het energielabel in Nederland. De indeling A tot en met G blijft behouden, maar alle bestaande A+ klassen zullen vanaf 2030 verdwijnen. Er komt er een nieuwe klasse A0 voor gebouwen die voldoen aan de ZEB-standaard en een A+ klasse kan geïntroduceerd worden voor gebouwen die nog beter presteren dan ZEB.
Specifieke elementen gebouwen
Naast minimumeisen voor gebouwen op het gebied van energie zijn er ook afspraken over specifieke energie-elementen van gebouwen zoals oplaadpunten, metersystemen en verwarming en koeling.
Oplaadpunten
Oplaadpunten dragen bij aan de elektrificatie van de vervoerssector. Om het gebruik van elektrische auto’s mogelijk te maken staan er in de EPBD-richtlijn verplichtingen voor oplaadpunten van gebouwen. Parkeerterreinen van nieuwe gebouwen of gebouwen die een ingrijpende renovatie ondergaan, moeten minimaal één oplaadpunt voor elektrische auto’s hebben. Dit geldt voor parkeerterreinen met meer dan tien auto’s van gebouwen die niet voor bewoning bestemd zijn. Bij het plaatsen van deze laadinfrastructuur moet rekening gehouden worden met de latere installatie van meerdere oplaadpunten.
Metersystemen
Metersystemen geven inzicht in het energieverbruik. Om de energie-efficiëntie te bevorderen bevatten de Richtlijn energie-efficiëntie (EED, 2012/27) en de Richtlijn elektriciteitsmarkt (2019/944) regels voor individuele meters voor gas en elektriciteit en slimme metersystemen. In de bijlage van de Richtlijn elektriciteitsmarkt is vastgelegd dat eind 2020 80% van de eindafnemers van energie een slimme meter moeten hebben. Ook gaat de Richtlijn elektriciteitsmarkt in op het recht op een slimme of individuele meter.
Verwarming en koeling
De EPBD-richtlijn stelt verder specifieke eisen aan de verwarming, airconditioning en waterverwarming in gebouwen. De Richtlijn energie-efficiëntie (2023/179) bevat afspraken over het bevorderen van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en efficiënte stadsverwarming en -koeling. Efficiënte stadsverwarming en -koeling kan bestaan uit hernieuwbare energie, afvalwarmte en warmte uit warmtekrachtkoppeling.
Stadsverwarming en Green Deal
In de herziene EED-Richtlijn staat dat het gebruik van warmte uit een warmtekrachtkoppeling moet worden afgebouwd. Vanaf 2050 kan volgens het voorstel alleen hernieuwbare energie en afvalwarmte worden gebruikt. Gemeenten met meer dan 45.000 inwoners moeten lokale verwarmings- en koelingsplannen opstellen (volgens artikel 25, lid 4).
Vervoer
De vervoerssector verbruikt 30% van de energie in Europa en biedt daarmee kansen voor energiebesparing. De Richtlijn schone wegvoertuigen (2009/33) legt verplichtingen op met betrekking tot energie-efficiëntie voor (de aanbesteding van) bepaalde wegvoertuigen. Meer informatie hierover vindt u op de pagina’s mobiliteit en vervoer en vervoer en aanbesteden.
Nationale implementatie
De nieuwe Richtlijn energie-efficiëntie is nog niet geïmplementeerd in Nederlands recht. De uiterste implementatiedatum is 11 oktober 2025. De vorige versie van de richtlijn was onder andere geïmplementeerd in de Elektriciteitswet, de warmtewet, de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de Tijdelijke regeling implementatie artikelen 8 en 14 Richtlijn energie-efficiëntie.
De Richtlijn Energieprestatie van Gebouwen is onder andere geïmplementeerd in de Woningwet, Besluit energieprestatie gebouwen, en de Regeling energieprestatie gebouwen.
De nationale renovatieplannen zijn opgenomen in de Nederlandse Lange Termijn Renovatiestrategie uit 2020.
Programma verduurzaming gebouwde omgeving
Het Nederlandse Programma Verduurzaming gebouwde omgeving, onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda, zet in op het aanpakken van alle slecht geïsoleerde woningen en gebouwen voor 2030. Doel is om tegen 2030 2,5 miljoen woningen te isoleren.
Decentrale relevantie
Overheidsgebouwen: energieneutraal en energieaudits
Decentrale overheden zijn nauw betrokken bij de uitvoering van energie-efficiëntiedoelstellingen. Overheidsgebouwen hebben een voorbeeldfunctie en alle nieuwe overheidsgebouwen moeten daarom bijna energie-neutraal zijn. Een gebouw is een overheidsgebouw:
- wanneer het eigendom is van het rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap, en:
- wordt gebruikt door rijk, provincie, gemeente, waterschap, zelfstandig bestuursorgaan of adviesraad.
Meer informatie over de eisen voor overheidsgebouwen vindt u op de website van de RVO.
Daarnaast moeten overheidsgebouwen met een oppervlakte van 250 m2 of meer hun energieprestatiecertificaat op een opvallende plaats bevestigen, en moeten overheidsinstanties die onder de definitie ‘grote onderneming’ vallen een energieaudit uitvoeren.
Warmte en koeling: Transitievisie warmte en aardgasvrij wonen
Gemeenten spelen daarnaast een rol in het realiseren van de warmte- en koelingsdoelstellingen. Ze moeten in hun Transitievisie Warmte plannen maken voor een nieuwe manier van verwarmen van woningen en gebouwen. Dit moet ervoor zorgen dat woningen en gebouwen van het aardgas af kunnen en Nederland aardgasvrij kan worden. In de Transitievisie Warmte moeten alternatieven zoals stadsverwarmingssystemen en de incorporatie van restwarmte aan de orde komen.
Duurzame verlichting
Ook in verlichting zit een energiebesparingspotentie voor gemeenten. Het toepassen van duurzame openbare verlichting leidt niet alleen tot energiebesparing maar ook tot lichtreductie. Dit kan ook voordelen hebben voor de natuur en biodiversiteit. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld de keuze voor groene straatverlichting of verlichting op basis van sensoren.
Aanbestedingen
Overheden moeten bij aanbestedingen van overheidsopdrachten voldoen aan eisen rondom energie-efficiëntie (artikel 7 en bijlage IV van de EED). Zie ook de pagina duurzaam aanbesteden.
Financieringsmogelijkheden
Er zijn verschillende financieringsinstrumenten om de renovatie van gebouwen te ondersteunen. Zo kan beroep gedaan worden op een van de structuurfondsen, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) of het Just Transition Fund (alleen voor bepaalde regio’s).
Voor publieke en private investeringen in onder andere duurzame infrastructuur (zoals renovatie van gebouwen gericht op energiebesparing) en sociale investeringen, waaronder sociale woningen, is er het InvestEU fonds.
Ook het Horizon Europe programma biedt mogelijkheden, vanuit de invalshoek van onderzoek en ontwikkeling. Dit is met name in de tweede pijler van Horizon Europe, dat zich richt op wereldwijde uitdagingen en het Europees industrieel concurrentievermogen. Ten slotte is het financieringsinstrument ELENA (European Local Energy Assistance Facility) van de Europese Investeringsbank het vermelden waard.
Energie-efficiëntie als vergunningscriterium
Energie-efficiëntie speelt daarnaast in de vergunningverlening een rol. In verschillende richtlijnen is dit als een vergunningscriterium opgenomen. Het bevoegd gezag dient bij het vaststellen van de vergunningsvoorwaarden onder de Richtlijn industriële emissies bijvoorbeeld rekening te houden met de kosten-batenanalyse (kba) en de best beschikbare technieken. Ook kan energie-efficiëntie zelf een vergunningscriterium zijn. Richtsnoeren van de Europese Commissie helpen beleidsmakers het ‘energie-efficiëntie eerst’-beginsel toe te passen.