Europees recht en beleid

Laatste update: 15 oktober 2024

Contact:


Wat is de Lex Silencio Positivo?

De Dienstenrichtlijn (DrL), die in Nederland is omgezet in de Dienstenwet (DW), bevat regels over vergunningsprocedures. Zo moeten aanvragen om een vergunning met betrekking tot de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit binnen een redelijke, vooraf vastgestelde en bekendgemaakte termijn worden behandeld (artikel 13 lid 3 Drl). Als die termijn niet wettelijk is bepaald, geldt in Nederland een termijn van acht weken (artikel 29 lid 1 sub a DW). Indien binnen de geldende termijn geen antwoord op de aanvraag komt, dan wordt de vergunning geacht te zijn verleend (artikel 13 lid 4 Drl). Dit laatste wordt de lex silencio positivo (LSP) genoemd, ook wel de ‘vergunning van rechtswege’ of ‘positieve fictieve beschikking’.

Om de LSP in Nederland te regelen, is via de Dienstenwet paragraaf 4.1.3.3 aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegevoegd. Een bestuursorgaan is verplicht om de van rechtswege verleende beschikking binnen twee weken bekend te maken. Hierbij moet worden vermeld dat de beschikking van rechtswege is verleend. Gebeurt dit niet, dan kan de Wet dwangsom worden toegepast.

Uitzondering op de LSP

Het niet toepassen van de LSP op een vergunningsstelsel kan enkel worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang, zo volgt uit artikel 13 lid 4 Dienstenrichtlijn. Dit moet dan wel bij wettelijk voorschrift worden bepaald en de motivering zal in de toelichting moeten worden aangegeven en worden onderbouwd. Voor autonome vergunningstelsels die niet onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn vallen (en niet voortvloeien uit medebewind), kunnen decentrale overheden zelf kiezen of zij de LSP willen toepassen. Voor deze vergunningstelsels hebben decentrale overheden een volledige beleidsvrijheid.

Afschaffing van de LSP voor omgevingsvergunningen

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Ow) is de LSP voor omgevingsvergunningen afgeschaft. De Ow biedt de mogelijkheid om vergunningaanvragen te bundelen om complexere plannen in een keer door te voeren. Hierdoor kan de vergunningsprocedure ook voor de decentrale overheid erg complex worden en daardoor meer tijd vergen. De strakke beslistermijn van acht weken is daardoor niet altijd haalbaar waardoor de vergunning van rechtswege afbreuk zou doen aan de mogelijkheid om de plannen zorgvuldig te toetsen. Daarnaast is er in de nieuwe vergunningsprocedure meer ruimte voor inspraak van alle partijen waardoor er vaak meer tijd nodig is om de aanvraag af te handelen. Om decentrale overheden de mogelijkheid te bieden om complexe plannen op een juiste manier te toetsen is meer flexibiliteit in de beslistermijnen daarom voor alle partijen gewenst. Om deze redenen is de LSP afgeschaft per 1 januari 2024. (Voor meer informatie zie dit artikel)

Verenigbaarheid met het Europees Recht

Zoals eerder genoemd vindt de LSP haar oorsprong in artikel 13 lid 4 van de Dienstenrichtlijn. In principe heeft de Richtlijn voorrang, waardoor de LSP zou moeten gelden onder de Omgevingswet. Echter zijn er uitzonderingen op de LSP mogelijk, waardoor de afschaffing van de procedure onder de Omgevingswet niet in strijd is met het Europees recht. De Dienstenrichtlijn stelt dat de LSP niet toegepast hoeft te worden zolang dit gerechtvaardigd kan worden wegens een dwingende reden van algemeen belang. Per type omgevingsvergunning is omschreven welke rechtvaardigingsgrond van toepassing is (zie hiervoor Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 228 e.v.). De afschaffing van de LSP voor omgevingsvergunningen is daarmee verenigbaar met de Dienstenrichtlijn.