Europees recht en beleid

Laatste update: 12 november 2024

Contact:


Wat is het IMI-systeem?

Ter ondersteuning van de interne markt voerde de Europese Commissie in 2008 bij besluit het Interne Markt Informatiesysteem (IMI-systeem) in. Het IMI bevat een digitaal vraag- en antwoordsysteem, waardoor overheden van lidstaten contact kunnen opnemen met overheden in andere lidstaten. Het contact kan plaatsvinden in de eigen taal.

In 2012 IMI-verordening (zie de op 21 februari 2022 voor het laatst geconsolideerde versie) verplicht lidstaten om het IMI- systeem te gebruiken bij administratieve samenwerking met andere lidstaten, bijvoorbeeld in het kader van de Dienstenrichtlijn en de Richtlijn Erkenning van beroepskwalificaties (zie de op 20 juni 2024 voor het laatst geconsolideerde versie). Artikel 37 van de Dienstenwet die de Dienstenrichtlijn in Europees Nederland implementeert, schrijft in beginsel het IMI voor als elektronisch systeem voor uitwisseling van informatie. Ook in het kader van de Single Digital Gatewayverordening

Functie

Administratieve samenwerking en IMI kan helpen om vergunningsprocedures te versnellen en het toezicht op dienstverleners soepeler te laten verlopen. Uitgangspunt van de Dienstenrichtlijn is dat de wederzijdse bijstand en samenwerking rechtstreeks tussen bevoegde instanties plaatsvindt. Zo kunnen decentrale overheden informatie over dienstverrichters bij bevoegde instanties uit andere lidstaten aanvragen. Omgekeerd moeten zij dezelfde soort gegevens op verzoek verstrekken. Het IMI kan ook dienen voor administratieve samenwerking met collega’s uit Nederland.

Het IMI-systeem is in eerste instantie bedoeld ter ondersteuning van de verplichting tot administratieve samenwerking. Deze samenwerking moet tijd en middelen besparen grensoverschrijdende bij de beantwoording van verzoeken uit andere lidstaten, meer transparantie en voorspelbaarheid in dienstverlening, minder taalproblemen, en minder administratieve lasten.

Voorwaarden

Het gebruik van het IMI-systeem kent een aantal randvoorwaarden:

  • Bevoegde instanties mogen alleen informatie uitwisselen en verzoeken verzenden, als dit noodzakelijk is voor de uitvoering van wettelijke taken.
  • Bevoegde instanties mogen alleen informatie uitwisselen en verzoeken verzenden, als dit binnen de grenzen blijft van de bevoegdheden die hen wettelijk zijn toegekend.
  • Alleen de instanties die de vragen stellen en/of beantwoorden, hebben inzage in de persoonsgegevens van de betreffende dienstverlener.
  • De vragen en antwoorden die worden uitgewisseld, hebben allen betrekking op aangelegenheden die vallen onder de Dienstenrichtlijn.
  • Om het IMI te gebruiken, moeten medeoverheden zich registreren via e-mail en een gebruikersnaam, wachtwoord en veiligheidscode hebben.

Het contactpunt

De IMI-verordening verplicht lidstaten om één of meerdere IMI-contactpunten op te richten. Het Ministerie van Economische zaken heeft dit contactpunt voor Nederland ondergebracht bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Dit contactpunt vormt de nationale IMI-coördinator. In het kader van een nauwsluitende administratieve samenwerking, is het contactpunt hét aanspreekpunt voor contactpunten uit andere lidstaten en de Europese Commissie. Het contactpunt ondersteunt de uitwisseling van informatieverzoeken over en tot het verrichten van:

  • Verificaties;
  • Inspecties;
  • Onderzoeken naar dienstverrichters en hun diensten tussen de bevoegde instanties en de bevoegde instanties van andere lidstaten.

Het contactpunt vervult geen centrale coördinerende en toezichthoudende rol. De verzoeken worden rechtstreeks tussen de bevoegde instanties uitgewisseld. Ook heeft het contactpunt de taak om informatie te verschaffen aan Nederlandse bevoegde instanties over gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare eisen en controles die in een andere lidstaat gelden voor dienstverrichters. Het contactpunt mag deze informatie opvragen bij een contactpunt in de andere lidstaten.

Decentrale overheden moeten op hun beurt het contactpunt informeren wanneer een geschil dreigt over de invulling van de verplichting tot administratieve bijstand, of wanneer zich een praktisch probleem voordoet. Deze informatie zorgt ervoor dat het contactpunt een ondersteunende en adviserende rol kan vervullen. Zo ook bij het gebruik van het waarschuwingsmechanisme.

Verzoeken

Decentrale overheden kunnen te maken krijgen met verschillende verzoeken. Hieronder leest u meer over verschillende verzoeken.

1. Algemeen informatieverzoek

Zoals hierboven ook aangegeven, kunnen decentrale overheden bevoegde instanties uit andere lidstaten via het IMI-systeem verzoeken om informatie of het verrichten van een inspectie of verificatie. Zulke verzoeken moeten een motivering bevatten en de decentrale overheid mag de verkregen informatie alleen gebruiken voor de aangelegenheid waarvoor zij deze heeft verzocht.

Een voorbeeld hiervan is een verzoek tot het navragen of de dienstverlener daadwerkelijk in een andere lidstaat gevestigd is of dat certificaten en vergunningen in orde zijn.

2. Betrouwbaarheid

Een verzoek kan ook gaan over informatie ter bevestiging van de betrouwbaarheid van een dienstverrichter. Een decentrale overheid kan daarmee nagaan of de dienstenverrichter bijvoorbeeld een maatregel of sanctie tegen zich heeft gekregen, die van directe relevantie is voor de vakbekwaamheid of professionele betrouwbaarheid van de dienstverrichter. Het kan bijvoorbeeld gaan om een berisping of een beroepsverbod. In dit opzicht mogen decentrale overheden informatie opvragen over:

  • Tuchtrechtelijke maatregelen;
  • Bestuursrechtelijke maatregelen;
  • Strafrechtelijke sancties;
  • Beslissingen over insolventie en faillissement, waarbij sprake is van frauduleuze praktijken.

Nederlandse justitiële of strafvorderlijke gegevens worden niet via deze procedure verstrekt. Gegevensuitwisseling tussen Nederland en andere lidstaten vindt plaats met door middel van systematiek van de Wet inzake de verklaring omtrent het gedrag (VOG). De decentrale overheid dient alle vragen over strafrechtelijke c.q. justitiële gegevens door te zenden aan de Dienst Justis. Op deze manier wordt verplichte rechtstreekse en effectieve informatie-uitwisseling tussen de bevoegde instanties van de lidstaten gewaarborgd, maar blijft er ook aandacht voor bescherming van (strafrechtelijke) persoonsgegevens.

3. Veiligheidsmaatregelen

Ten slotte kunnen (decentrale) overheden, wanneer zij van mening zijn dat de veiligheid van dienstverrichting in het geding is, de bevoegde instantie van de lidstaat waar de dienstverrichter gevestigd is verzoeken om op te treden. Wanneer dit niet of onvoldoende gebeurt, kan de (decentrale) overheid ook zelf maatregelen treffen.

Een decentrale overheid kan andere lidstaten en de Commissie waarschuwen voor een situatie waarbij sprake is van dienstverrichting die ernstige schade kan toebrengen aan de gezondheid, veiligheid, of aan het milieu. Ondanks dat deze situatie zich niet vaak voordoet, is het belangrijk dat in het geval dit wel gebeurt de (decentrale) overheid zich ervan bewust is dat er een zwaardere motivatieplicht geldt. De Europese Commissie ziet hierop toe. Enkel wanneer er sprake is van een spoedgeval geldt een afwijkende procedure.

4. Het waarschuwingsmechanisme

Een decentrale overheid kan andere lidstaten en de Commissie informeren over een situatie waarbij sprake is van ernstige specifieke handelingen of omstandigheden met betrekking tot een dienstverrichting die ernstige schade aan de gezondheid, de veiligheid van personen, of aan het milieu kunnen veroorzaken. Deze waarschuwing moet snel kunnen gebeuren. Wel moeten bepaalde procedures en inhoudelijke waarborgen in acht worden genomen. Zo moeten het grote risico en de noodzaak van een waarschuwingsbericht, zeer goed worden gemotiveerd.

Het IMI en het dienstenloket

Decentrale overheden hebben zowel met het IMI-systeem als het Dienstenloket te maken. Aan de ene kant faciliteren ze procedures en contact met dienstverrichters via het Dienstenloket. Anderzijds wisselen ze gegevens met andere bevoegde instanties in Nederland of andere lidstaten uit via het IMI. Deze verbondendheid draagt bij aan vlotte afhandeling van aanvragen bij decentrale overheden, maar ook aan het beginsel van wederzijdse erkenning van bescheiden (bijvoorbeeld diploma’s of certificaten) binnen de EU.