De negatieve effecten van het verbruik van fossiele brandstoffen en de uitstoot van broeikasgassen zijn steeds merkbaarder. Door het versterkte broeikaseffect stijgt de temperatuur op aarde. Door de grote impact die klimaat heeft, is er van Internationaal en Europees tot nationaal en regionaal niveau veel aandacht voor klimaatverandering. Om de gevolgen van klimaatverandering te beperken zijn er op verschillende niveaus afspraken gemaakt over klimaatdoelen, klimaatmitigatie en -adaptatie.
Internationaal beleid
In 2016 legden bijna 200 landen in het Klimaatakkoord van Parijs vast dat de wereldwijde temperatuur niet verder mag stijgen dan 2°C. Het streven is om de stijging onder de 1,5°C te houden. Voor de EU is de overeenkomst van Parijs een belangrijk kader voor de Europese aanpak van klimaatverandering. Het doel van de overeenkomst van Parijs werd in 2021 bij de klimaatconferentie COP26 in Glasgow bevestigd.
Wereldwijde klimaatdoelstelling:
De wereldwijde temperatuurstijging beperken tot ruim onder 2° C en zo dicht mogelijk bij 1,5°C
Europees beleid
Europese Green Deal en klimaatbeleid
Het toekomstige Europese klimaat,- en milieubeleid wordt vastgesteld in het kader van de Green Deal. De Europese Green Deal is een veelomvattend programma van de huidige Europese Commissie Von der Leyen. Met de Green Deal moet het ‘oude groeimodel’ voor de economie, gericht op fossiele brandstoffen en vervuiling, duurzaam worden vervangen door een nieuw groeimodel dat gebaseerd is op klimaatdoelstellingen. De inhoudelijke speerpunten van de Green Deal zijn onder andere het realiseren van de energietransitie, CO2-heffingen doorvoeren en CO2-emissie beperken, alternatieve brandstoffen integreren, biodiversiteit, lucht-, water en grondvervuiling aanpakken, en onderzoek en innovatie stimuleren.
De Europese Klimaatwet
De kern van de Green Deal is de Europese Klimaatwet (Verordening 2021/1119). Deze legt vast dat Europa vanaf 2050 klimaatneutraal moet zijn. Ook stelt de Klimaatwet een tussentijdse doelstelling van 55% emissiereductie voor 2030 vast en biedt de wet ruimte om een doelstelling voor 2040 nader te bepalen.
De doelstellingen voor 2030 en 2050 zijn een collectief doel. Er zijn dus geen individuele doelstellingen aan lidstaten gesteld. Hierdoor kunnen lidstaten elkaar compenseren en koolstofoverschotten en tekorten onderling uitwisselen. De Klimaatwet moet ervoor zorgen dat de Europese regels op alle beleidsterreinen bijdragen aan de klimaatneutraliteitsdoelstelling.
2030 Klimaatdoelstellingen
• De uitstoot van broeikasgassen moet in 2030 met ten minste 55% zijn verminderd ten opzichte van 1990 (Verordening 2021/1119);
• Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het Europese energieverbruik moet in 2030 32% zijn (Richtlijn 2018/2001);
• De energie-efficiëntie in de EU moet in 2030 met 32 % zijn verbeterd ten opzichte van de prognoses opgesteld in 2007 (Richtlijn 2012/27/EU);
2050 Klimaatdoel
In 2050 moet de Europese Unie als geheel klimaatneutraal zijn (Verordening 2021/1119). Hiervoor moet de gehele emissie-uitstoot van de Europese Unie netto nul zijn: een reductie van 100% ten opzichte van 1990. Daarna moet Europa streven naar negatieve emissies.
2050 Doelstelling:
Europese klimaatneutraliteit in 2050.
‘Fit for 55′: Voorstellen voor aanscherping van de klimaatdoelstellingen
De Europese Commissie kwam in juli 2021 met het ‘fit for 55’-pakket. Dit pakket bevat uitwerkingen om de uitstoot van broeikasgassen met 55% te verlagen. Daarbij horen verschillende ambitieuzere doelstellingen. Deze voorstellen zijn nog niet aangenomen – ze bevinden zich momenteel in de wetgevingsprocedure, waarbij het Europees Parlement en de Raad van Ministers tot een overeenkomst komen over het voorstel. Voor 2030 gaat het om de volgende voorgestelde wijzigingen:
- Het aandeel van hernieuwbare energiebronnen moet naar 40%;
- Een verdere verhoging van de energie-efficiëntie naar 39% voor primair energieverbruik en 36% voor het finaal energieverbruik. Met primair energieverbruik wordt de hoeveelheid energie bedoeld die beschikbaar is voor omzetting of verbruik, terwijl finaal energieverbruik het totale eindverbruik is.
Daarnaast geven de voorstellen verschillende specifieke doelstellingen. Zo moet het jaarlijkse energieverbruik in iedere lidstaat vanaf 2024 met 1,5 % dalen. Ook zijn er ambities voor bepaalde sectoren, bijvoorbeeld dat het energieverbruik van gebouwen voor minstens 49% afkomstig moet zijn uit hernieuwbare energie. Verdere informatie over de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 vindt u in deze praktijkvraag.
Nationaal beleid
Klimaatwet
De klimaatafspraken zijn vastgelegd in de Nederlandse Klimaatwet. Hierin staat dat iedere vijf jaar opnieuw een klimaatplan wordt vastgesteld.
Stand van Zaken
Het huidige Nederlandse klimaatplan heeft betrekking op de periode 2021 tot en met 2030.
Klimaatakkoord
In juni 2019 presenteerde het kabinet het klimaatakkoord om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Het bevat een pakket aan maatregelen met een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak.
Het doel van het klimaatakkoord is om in 2030 de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikasgassen vervolgens met 95% afgenomen zijn ten opzichte van 1990. Daarnaast moet er een volledig CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050 worden gerealiseerd.
Het Klimaatakkoord legt hiervoor meer dan 600 afspraken vast binnen diverse sectoren. Hieronder een samenvatting van de belangrijkste afspraken per sector
- elektriciteit: In 2030 komt 70 % van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.
- gebouwde omgeving: In 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen gebouwen van het aardgas af. Als eerste stap dienen in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd te zijn.
- industrie: In 2050 is de industrie circulair en stoot deze vrijwel geen broeikasgas meer uit. De fabrieken draaien dan op duurzame elektriciteit uit zon en wind of energie uit aardwarmte, waterstof en biogas.
- landbouw en landgebruik: In 2050 moet de landbouw en het landgebruik klimaatneutraal zijn.
- mobiliteit: Mobiliteit in 2050 is emissieloos en van hoge kwaliteit.
Decentrale relevantie
Provincies en gemeenten spelen een rol in het vergroenen van mobiliteit. Zo zijn er afspraken gemaakt over de uitrol en opschaling van uitstootvrije bussen, reinigingsvoertuigen en doelgroepenvervoer. Om dit mogelijk te maken moeten provincies en gemeenten zorgen voor een voldoende laadinfrastructuur.
Gemeenten spelen verder een bijzonder grote rol met betrekking tot de doelstellingen in de gebouwde omgeving. Zo dient elke gemeente in 2021 een transitievisie warmte te hebben. Hierin leggen gemeenten het tijdpad vast voor een (stapsgewijze) aanpak richting de doelstelling van aardgasvrij wonen.
Binnen het kader van duurzaam aanbesteden kunnen decentrale overheden bijdragen aan het realiseren van de klimaat- en milieudoelstellingen. Meer informatie over duurzaam aanbesteden kunt u vinden op onze pagina duurzaam aanbesteden.
Ten slotte zijn er voor decentrale overheden een aantal Europese financieringsmogelijkheden die kunnen worden benut om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen, bijvoorbeeld het Europees Fonds voor Regionale ontwikkeling (EFRO), LIFE en Horizon Europe. Meer informatie over de verschillende Europese fondsen en subsidies vindt u in de EU-fondsenwijzer.