Europees recht en beleid

Laatste update: 19 november 2024

Contact:


Het Europese beleid richt zich op het waarborgen van de kwaliteit van het grondwater. Hiervoor moet verontreiniging zoveel mogelijk worden voorkomen en tot een minimum worden beperkt.  

In Nederland zijn de provincies verantwoordelijk voor de kwaliteit van grondwater. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het Europese grondwaterbeleid. Waterschappen en gemeenten zijn ook actief betrokken bij het beheer.  

Europees beleid voor grondwater 

De Europese regelgeving voor grondwater is hoofdzakelijk vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW; Richtlijn 2000/60/EG) en de dochterrichtlijn Grondwater (GWR; Richtlijn 2006/118). Het Europese beleid is erop gericht de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater te waarborgen en te verbeteren.  

Daarnaast zijn ook andere Europese richtlijnen direct of indirect gekoppeld aan grondwaterbescherming, zoals de Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676) of de Richtlijn Stedelijk afvalwater (Richtlijn 91/271). Ook afvalbeleid, pesticidenbeleid en natuurbeleid zijn nauw verbonden met de bescherming van grondwater. 

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De KRW definieert grondwater als “al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat.” De KRW stelt eisen aan de kwantiteit en de chemische kwaliteit van water. Voor de kwantiteit moet de grondwatervoorraad en het grondwaterpeil worden gewaarborgd. Voor de kwaliteit moet vermeden worden dat verontreinigende stoffen in het grondwater terecht komen. In de Bijlage bij de KRW wordt de definitie van kwantitatieve en chemische toestand van het grondwater verder uitgewerkt. Ook bevat de KRW monitoringseisen. De criteria voor de goede chemische toestand worden echter verder uitgewerkt in de Grondwaterrichtlijn.  

Om een goede toestand van het grondwater te realiseren is grondwater opgenomen in het beheer van de stroomgebieden. Meer informatie over stroomgebiedsbeheer en de KRW vindt u op onze hoofdpagina waterbeheer.   

Grondwaterrichtlijn 

De Grondwaterrichtlijn (GRW; Richtlijn 2006/118) geeft verdere invulling aan de eisen uit de KRW. De Grondwaterrichtlijn wordt daarom ook wel een dochterrichtlijn van de Kaderrichtlijn Water genoemd. De GRW bevat specifieke criteria voor de beoordeling van de chemische toestand van grondwater. Ook bevat het maatregelen om verontreinigende stoffen in het grondwater te voorkomen en te beperken. Hiervoor moeten lidstaten onder andere maatregelenprogramma’s opstellen.  

De Richtlijn bevat onder andere procedures om de chemische toestand van grondwater te beoordelen. Zo bevat de Grondwaterrichtlijn een drempelwaarde voor nitraten en voor werkzame stoffen in bestrijdingsmiddelen. Ook bevat het maatregelen om de concentratie van verontreinigende stoffen te verlagen. Meer informatie vindt u op de pagina’s meststoffen en stikstof en pesticiden.

Nationaal grondwaterbeleid 

In Nederland wordt het grondwaterbeheer in verschillende wetten geregeld. Zo is de Grondwaterrichtlijn verankerd in de Waterwet en uitgewerkt in het Waterbesluit. De Omgevingswet bevat ook bepalingen omtrent water, bijvoorbeeld als het gaat om vergunningverlening, toezicht en handhaving voor activiteiten die invloed hebben op de kwaliteit, kwantiteit of veiligheid van water 

Decentrale relevantie 

Provincies, gemeenten en waterschappen zijn op basis van verschillende verantwoordelijkheden betrokken bij het beheer van het grondwater en het uitvoeren van maatregelen voor het waarborgen van de kwaliteit en kwantiteit ervan. 

Provincies zijn verantwoordelijk voor de algemene kaders voor de kwaliteit van grondwater. Het waterschap is de waterbeheerder voor regionale wateren en is bevoegd gezag voor wateractiviteiten voor regionale wateren, bijvoorbeeld bemalingen – met uitzondering voor specifieke grondwateronttrekkingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is. 

De provincies dragen verantwoordelijkheid voor het realiseren van vereisten uit de KRW en de Grondwaterrichtlijn. Zo moeten provincies grondwaterbeschermingsgebieden aanwijzen om ondergrondse drinkwaterbronnen te beschermen. Ook moeten provincies zorgen voor een goede kwantiteit en kwaliteit van het grondwater, bijvoorbeeld door het handhaven van de Europese nitraatnorm die voorschrijft dat een liter grondwater niet meer dan 50 milligram nitraat mag bevatten. Voor meer informatie, zie de pagina over meststoffen.

Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen vormt een uitdaging voor het behalen van de Europese grondwaternormen. De uitvoering van het Europees beleid op het gebied van landbouw is daarom voor het grondwaterbeleid van belang. De landbouwsector moet zich houden aan verschillende regels uit het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en beleid inzake meststoffen en pesticiden om uitspoeling van nitraten en gewasbeschermingsmiddelen te beperken.

Waterschappen, gemeenten en provincies moeten bij het verlenen van vergunningen rekening houden met de nadelige gevolgen van een activiteit op de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater. Een grondwaterlichaam kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een beschermd natuurgebied zoals het Natura 2000-netwerk. Gemeenten hebben een grondwaterzorgplicht. Dit betekent dat een gemeente onder bepaalde voorwaarden verantwoordelijk kan worden gehouden om nadelige gevolgen van grondwaterstand te voorkomen.