Compensatiesteun door (decentrale) overheden aan een onderneming voor het verrichten van een Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) kan noodzakelijk zijn voor het waarborgen van publieke dienstverlening. Uit het Altmark-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat er geen sprake van staatssteun is als compensatie aan een onderneming voor de uitvoering van een DAEB voldoet aan alle vier Altmark-criteria. Deze vier criteria worden hieronder in nader detail omschreven.
Het Altmark-arrest
In het Altmark-arrest heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie prejudiciële vragen beantwoord over het verlenen van compensatiesteun voor het aanbieden van een DAEB. De vragen betroffen het compenseren van een onderneming voor het aanbieden van niet-rendabel lijnvervoer met bussen. In het arrest legt het Hof uit hoe een overheidsorganisatie een DAEB kan financieren zonder dat er sprake is van staatssteun. De compensatiebenadering van het Hof in het Altmark-arrest bestaat uit vier cumulatieve stappen:
- De begunstigde onderneming moet met een DAEB zijn belast en de DAEB moet daarbij duidelijk zijn omschreven;
- Er moeten vooraf objectieve en transparante paramaters voor de berekening van de compensatie vast zijn gesteld;
- Er mag geen sprake zijn van overcompensatie, en;
- De uitvoerende onderneming moet via een openbare aanbesteding of op basis van een benchmark zijn geselecteerd.
Hieronder worden de vier cumulatieve stappen kort uitgelegd.
1. Belasting met DAEB
De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen. Dit dient te worden gedaan met een aanwijzingsbesluit, ook wel een toewijzingsbesluit. Een aanwijzingsbesluit is in beginsel vormvrij, maar moet wel een ‘dwingend juridisch karakter’ hebben. Decentrale overheden hebben veel vrijheid bij het opstellen van een dergelijk besluit. Wel moet een vijftal onderdelen verplicht worden opgenomen in het aanwijzingsbesluit, waaronder de omschrijving en duur van de DAEB-taken en een omschrijving van de onderneming die wordt belast met de DAEB. Een goedkeuringsbesluit van het College van B&W of Gedeputeerde Staten wordt in de praktijk vaak gebruikt als aanwijzingsbesluit, maar andere vormen zijn ook mogelijk. Uitgebreide informatie over dit criterium vindt u in paragraaf 5.2.1 van de Handreiking DAEB.
2. Objectieve en transparante compensatie
De criteria op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en transparante wijze worden vastgesteld om te voorkomen dat de compensatie een economisch voordeel bevat, waardoor de begunstigde onderneming de concurrentie kan vervalsen. Een decentrale overheid moet daarom in het aanwijzingsbesluit parameters voor de berekening van de compensatie opnemen. Hiervoor moeten alle kostenposten voor de uitvoering van de DAEB bekend zijn. Een decentrale overheid mag variabele kosten, een proportionele bijdrage van de vaste kosten en een redelijke winstmarge compenseren. Uitgebreide informatie over dit criterium vindt u in paragraaf 5.2.2 van de Handreiking DAEB
3. Voorkom overcompensatie
De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbare dienstverplichting geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening houdend met de opbrengsten en met een redelijke winst uit de uitvoering van de verplichtingen. Decentrale overheden kunnen hierop toezicht houden aan de hand van de vooraf vastgelegde objectieve en transparante parameters voor de berekening van de compensatie, om te voldoen aan het tweede criterium. In het aanwijzingsbesluit moet worden uitgelegd hoe toezicht zal worden gehouden op de compensatie en hoe overcompensatie zal worden teruggevorderd. Uitgebreide informatie over dit criterium vindt u in paragraaf 5.2.3 van de Handreiking DAEB.
4. Openbare aanbesteding & benchmark
Door middel van een openbare aanbesteding of een benchmark dient de decentrale overheid ervoor te zorgen dat de compensatie efficiënt zal worden besteed. Indien de met de uitvoering van DAEB te belasten onderneming niet is gekozen door middel van een openbare aanbesteding, moet de noodzakelijke compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een gemiddelde, goed beheerde onderneming zou hebben gemaakt om deze verplichtingen uit te voeren. Bij de selectie van een onderneming mag een redelijke winst uit de uitoefening van de verplichtingen meegerekend worden. Uitgebreide informatie over dit criterium vindt u in paragraaf 5.2.4 van de Handreiking DAEB.
Altmark-criteria & staatssteun
Een decentrale overheid dient de vier Altmark-criteria te gebruiken om te beoordelen of het verlenen van compensatie voor de uitvoering van een DAEB staatssteun oplevert. Er is geen sprake van staatssteun als aan alle vier Altmark-criteria is voldaan. Aanmelding van compensatiesteun voor DAEB bij de Europese Commissie is in dat geval dan ook niet nodig. Dit betekent dat als aan één van de vier Altmark-criteria niet voldaan is, er wel sprake is van staatssteun. Voldoet compensatie voor het verrichten van een DAEB wel aan de eerste drie voorwaarden van het Altmark-arrest, maar niet aan de laatste voorwaarde, namelijk dat een aanbesteding of selectie op basis van benchmarking heeft plaatsgehad, dan kan de staatssteun ‘staatssteunproof’ worden verleend op basis van de DAEB staatssteunregels van de Europese Commissie.