Decentrale overheden moeten rekening houden met de staatssteunregels als zij ondernemingen in de landbouwsector willen steunen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het verstrekken van staatssteun aan een tuinder voor investeringen voor plattelandsontwikkeling (POP3+). Maar ook bij het verstrekken van een subsidie aan een boer voor het in stand houden van historische gebouwen of landschappen zijn de staatssteunregels van toepassing. Andere voorbeelden zijn staatssteun aan een landbouwonderneming voor het realiseren van milieu- en duurzaamheidsdoeleinden, zoals bedrijfsverplaatsing, voor groenblauwe diensten of voor duurzame stallen. Hoe kan een decentrale overheid dergelijke vormen van steun verlenen in de agrarische sector?
De grondregel in het staatssteunrecht is dat het verboden is om staatssteun te verlenen. Maar op die regel bestaan uitzonderingen. Op deze pagina kunt u lezen op welke manieren geoorloofd staatssteun kan worden verstrekt in de landbouwsector. Ook treft u hier nadere uitleg aan over het verstrekken van steun voor plattelandsontwikkeling (POP3+).
Landbouwproducten
Om te bepalen welke staatssteunregels van toepassing zijn, moet eerst worden beoordeeld of de decentrale overheid staatssteun gaat verlenen voor activiteiten in de landbouwsector. De bijzondere staatssteunregels voor de agrarische sector gelden namelijk voor alle staatssteun die wordt verleend voor ‘activiteiten op het gebied van de productie, verwerking en afzet van onder bijlage I bij het Verdrag vallende landbouwproducten’. De producten en activiteiten die zijn genoemd in Bijlage I bij het VWEU moeten worden aangemerkt als landbouwproducten, met uitzondering van de producten en activiteiten op het gebied van visserij en aquacultuur, die vallen onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad. Op activiteiten in alle andere sectoren van de economie zijn de algemene staatssteunregels van toepassing.
Staatssteunregels voor de landbouwsector
Voor het verlenen van staatssteun aan de landbouwsector zijn in de meeste gevallen de bijzondere aparte landbouwstaatssteunregels van toepassing. Deze regels zijn over het algemeen strenger dan voor andere sectoren, vanwege de sterke mate van regulering en subsidiëring in de agrarische sector. Staatssteun aan agrariërs kan niettemin, op grond van de onderstaande instrumenten, in overeenstemming met de Europese staatssteunregels worden verleend:
- Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening 702/2014, hierna: ‘LVV’) ;
- Landbouw de-minimisverordening (Verordening 1408/2013);
- Richtsnoeren voor landbouwsteun (2014/C 204/01, gewijzigd door Bericht 2015/C 390/05, geldigheid verlengd t/m 31 december 2022);
Voor meer informatie over de LVV en de Landbouw De-minimisverordening verwijzen wij naar de aparte pagina’s over deze twee Verordeningen. Hieronder op deze pagina vindt u wel nadere informatie over de Richtsnoeren voor landbouwsteun.
Overige staatssteunregels
Bij het verlenen van steun wordt gekeken naar de activiteit waarvoor steun wordt verleend, niet in de eerste plaats naar de ontvanger van de steun. Het kan dus voorkomen dat steun verleend wordt aan een agrariër, maar niet voor landbouwdoeleinden. In dat geval zijn de algemene staatssteunregels van toepassing. Steun voor activiteiten die geen invloed hebben op de primaire landbouw, kan ook staatssteunproof worden gemaakt op basis van andere steunkaders. Bijvoorbeeld:
- Algemene Groepsvrijstellingsverordening (AGVV) ;
- Reguliere de-minimisverordening;
- Milieusteunkader (MESK).
De AGVV is helemaal van toepassing op de verwerking en afzet van landbouwproducten, mits de steun niet direct is gerelateerd aan de primaire landbouwproductie. De reguliere de-minimisverordening is alleen onder strikte voorwaarden daarop van toepassing.
Steun voor primaire landbouwactiviteiten is daarentegen in principe van de reguliere de-minimisverordening uitgesloten. De AGVV mag alleen worden toegepast op steun aan de primaire landbouwproductie voor consultancysteun voor het MKB, risicofinancieringssteun, onderzoek en ontwikkeling, en innovatiesteun voor het MKB, milieusteun, opleidingssteun en steun voor kwetsbare werknemers en werknemers met een handicap (artikel 1, lid 3, sub b). Steun kan daarentegen wel onder de reguliere de-minimisverordening of de AGVV vallen indien de activiteiten die worden gesteund niet direct zijn gerelateerd aan activiteiten in de primaire landbouw.
Richtsnoeren voor landbouwsteun
Steun die niet onder een van de vrijstellingsverordeningen past, is mogelijk wel verenigbaar met het verbod op staatssteun op grond van de Richtsnoeren voor landbouwsteun. Steunmaatregelen op basis van de Richtsnoeren voor landbouwsteun moeten formeel bij de Europese Commissie worden aangemeld. De Europese Commissie past de richtsnoeren toe bij haar afweging om een voorgenomen steunmaatregel al dan niet goed te keuren. Deze richtsnoeren zijn niet van toepassing op de visserij- en aquacultuursector. De geldigheid van de richtsnoeren voor landbouwsteun is verlengd tot en met 31 december 2022. Voor steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector die moet worden aangemeld, kunnen decentrale overheden ook gebruik maken van de Kaderregeling O&O&I. Dat geldt ook voor milieusteun, waarvoor gebruik kan worden gemaakt van het Milieusteunkader (MESK).
De Richtsnoeren voor landbouwsteun zijn van toepassing op steunmaatregelen voor activiteiten op het gebied van de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten. De richtsnoeren bevatten meer categorieën van activiteiten waarvoor staatssteun kan worden verleend dan de LVV en de nadruk ligt in de richtsnoeren meer op milieu- en klimaatmaatregelen. Bovendien ligt in veel gevallen de steunintensiteit hoger. De richtsnoeren bevatten ook gedetailleerde regels voor steunmaatregelen voor onder andere steun voor plattelandsontwikkeling (POP3+), biologische landbouw, investeringen in landbouwbedrijven, sluiting van productiecapaciteit en het opvangen van nadelen in verband met de bescherming van Natura 2000-gebieden en verplichtingen die voorvloeien uit de Kaderrichtlijn water. De Europese Commissie zal een steunmaatregel verder alleen goedkeuren indien deze aan de algemene voorwaarden uit hoofdstuk 3 van de richtsnoeren.
Plattelandsontwikkeling: POP3+ subsidie
Via het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2021 – 2022 (POP3+) van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kunnen activiteiten op het gebied van plattelandsontwikkeling gesubsidieerd worden. POP3+ is een verlenging van POP3, dat geldig was van 2014 tot en met 2020. Subsidies voor primaire landbouwactiviteiten zijn onder POP3+ vrijgesteld van de staatssteunregels en hoeven dus niet te worden gemeld. Voor steun aan niet-primaire landbouwactiviteiten zijn de staatssteunregels wel van toepassing. Over POP3+ kunt u meer lezen op deze pagina.